direct naar inhoud van Regels

wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Achterweg 12, Jistrum (verplaatsen bouwvlak)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.00BPVIWP40-vg01
Plantype: wijzigingsplan

Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Achterweg 12 te Jistrum (verplaatsen bouwvlak)

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Achterweg 12 te Jistrum (verplaatsen bouwvlak)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 3 Beoordeling

3.1 Huidige en toekomstige situatie

3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid

3.3 Functionele inpasbaarheid

3.4 Conclusie

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

4.2 Archeologie

4.3 Water

4.4 Geluid

4.5 Externe veiligheid

4.6 Luchtkwaliteit

4.7 Conclusie

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economisch

6.2 Maatschappelijk

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

 

Er is medewerking gevraagd aan een wijziging van de ligging van het bouwvlak op het perceel Achterweg 12 te Jistrum. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.

 

In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

 

2.1 Gemeentelijk beleid

 

Er is gevraagd het bouwvlak binnen de bestemming "wonen - A1 (vrijstaande woningen)" op het perceel Achterweg 12 te Jistrum te verplaatsen in oostelijke richting. Er rust een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de ligging van het bouwvlak worden verplaatst in oostelijke richting, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beoordeling

 

3.1 Huidige en toekomstige situatie

 

Hieronder een fragment van het huidige bestemmingsplan Buitengebied 2013, met daarin, in rood aangegeven, de gewenste locatie voor de nieuw te bouwen woning.

 

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid

 

Een toetsing van het verzoek aan de criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid levert het volgende beeld op.

 

De oppervlakte van het bouwvlak is en blijft 10 bij 15 meter.

 

Uit het akoestisch onderzoek geluidscontouren wegverkeerslawaai

t.b.v. actualisatie bestemmingsplan “Buitengebied” gemeente Tytsjerksteradiel (zie fragment hieronder) blijkt dat de Achterweg geen contour voor het wegverkeerslawaai kent. Ook de contour voor het wegverkeeralawaai voor de Ieswei valt niet over het betreffende perceel.

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.3 Functionele inpasbaarheid

Het perceel ligt in een gebied met her en der verspreide woningen en (agrarische) bedrijven. Omdat op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan al een woning is toegestaan kan worden gesteld dat de functie op de betreffende locatie inpasbaar is. Het draaien van het bouwvlak brengt daar geen verandering in.

 

 

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Ecologie

De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle ntuur en in minder administratieve lasten.

 

Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.

 

Het verzoek heeft betrekking op herbouw van een woning enige meters ten oosten van de huidige locatie.

 

Het perceel is altijd in gebruik geweest als woonperceel. Gelet hierop zijn weinig mogelijkheden voor natuurwaarden aanwezig. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat beschermde dier- en plantsoorten voorkomen en/of worden beïnvloed door de beoogde ingreep. Redenen hiervoor zijn ook dat in het plangebied geen geschikt biotoop voor deze soorten aanwezig is en de uitstralende effecten van de ingreep beperkt zijn.

 

 

4.2 Archeologie

Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.

 

Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op een uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd.

 

De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen is het advies karterend onderzoek 3. Dit betekent dat de provinicie bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek aanbeveelt. Voor de periode Steentijd - Bronstijd is karterend onderzoek 3 het advies. De aanbeveling van de provincie voor deze gebieden is om bij ingrepen van mee dan 5000m² archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

 

Het perceel heeft en houdt een oppervlakte van ongeveer 1500m². Het bouwvlak bedraagt 150 m² en ligt op nagenoeg dezelfde plek als het huidige bouwvlak. Gelet op het voorgaande kan nader archeologisch onderzoek achterwege blijven.

 

 

4.3 Water

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

 

Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

 

Voor het plan Achterweg 12 te Jistrum is een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. De uitkomst is dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

 

Werkwijze watertoetsprocedure 2018

Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard geen wateradvies meer op stelt maar verwijst naar de uitgangsnotitie.

 

Waterparagraaf

Deze uitgangsnotitie geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Het is de bedoeling dat op basis van dit document het plan uitwerkt. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee wordt gehouden. Indien nodig moeten de wateraspecten worden geborgd op de Verbeelding en in de Regels van het plan.

 

Watertoets en wateradvies

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen. De leidraad is de te vinden via deze link:

www.wetterskipfryslan.nl/vergunningen-wetten-en-regels/online-watertoets-voor-nieuwe-plannen

 

Wateraspecten en aandachtspunten

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.

 

Regionale en lokale kering

Het plangebied ligt binnen de zonering van de waterkering. De begrenzing van deze zones kunt u raadplegen op onze website:

www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart.

 

Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. De locaties van de hoofdwateren kunt u vinden op onze website:

www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart

 

Het bouwvlak van de nieuw te realiseren woning wordt in oostelijke richting verplaatst. Dit betekent verder van de regionale, lokale keringen de hoofdwatergang af. De gewenste verplaatsing levert geen probleem op voor wat betreft de keringen en de hoofdwatergang.

 

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. In de waterparagraaf, regels en/of plankaart dient duidelijk aan te worden gegeven wat voor maatregelen er worden genomen om de versnelde afvoer als gevolg van de toename verharding te compenseren. Voor de compensatie van toename verhard oppervlak is onderstaande tabel van toepassing.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting tabel

5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;

de algemene regels keur zijn in de tabel verwerkt;

maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

 

Met het voorliggende wijzigingsplan is er geen sprake van een toename van het toegestane verhard oppervlak. Dit omdat het alleen gaat om de wijziging van de ligging van het bouwvlak en niet gaat om de wijzing van de bestemming en daarmee de bouwregels. Er hoeven dan ook geen compenserende maatregels te worden genomen.

 

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderdeel Waterwet in deze uitgangsnotitie.

 

In dit plan is geen sprake van demping van oppervlaktewater. Er is dan ook geen compensatie nodig.

 

 

Relatie tussen Water en Ruimte

Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil, gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden' die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen. Voor het bepalen van de hoogteligging van het plangebied wordt verwezen naar http://www.ahn.nl/index.html.

 

Het betreffende perceel ligt op een hoogte van ongeveer een halve meter. Dit is boven de maatgevende boezempeil. Gevolgschade bij overstroming van Friese boezem wordt daarmee voorkomen.

 

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.

Meer informatie hierover is te vinden op de Friese klimaatatlas, www.frieseklimaatatlas.nl

 

Informatie waterobjecten

Voor meer informatie over bijvoorbeeld de ligging en de beheer- en onderhoudsstatus van waterobjecten in het plangebied wordt verwezen naar leggerkaart op de website: www.wetterskipfryslan.nl/kaarten/leggerkaart

 

Beleid Wetterskip Fryslân

En wat doen we morgen met water? In het Waterbeheerplan 2016 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, voor meer informatie zie de website www.wetterskipfryslan.nl/waterbeheerplan-2016-2021.

 

Waterwet

Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Op de website www.wetterskipfryslan.nl staat

meer informatie over de Waterwet en daar kan onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning worden gedownloade

 

Afronding watertoetsprocedure

In de besluitvormingsfase, ten tijde van het toesturen van het voorontwerp bestemmingsplan of ontwerp omgevingsvergunning, controleert Wetterskip Fryslân of de waterbelangen voldoende zijn meegenomen en geborgd in het ruimtelijke plan of besluit.

 

 

 

 

4.4 Geluid

In paragraaf 3.2 is reeds aangegeven dat er geen hogere waarde voor het realiseren van een nieuwe woning op het perceel Achterweg 12 te Jistrum hoeft te worden verleend.

 

 

4.5 Externe veiligheid

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

 

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

 

Vanuit het aspect externe veiligheid verwachten wij geen belemmeringen. Ten In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Ten westen van het plangebied, op een afstand van ruim 100 meter ligt een gasleiding. Het plangebied valt niet onder een invloedsgebied van deze of een andere risicobron.

 

 

4.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

 

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

 

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.

 

 

4.7 Conclusie

De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.

 

 

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

 

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.

Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Bij de bestemmingen W – A1 tot en met W – A5 gaat het om vrijstaande woningen, waarbij het onderscheid wordt gemaakt in de afmetingen van de woningtypen.

 

De verbeelding vermeldt bouwvlakken, primair afgestemd op de aanwezige situatie, maar met enige ontwikkelingsmogelijkheden binnen daarvoor aangegeven ruimte.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.

 

De oppervlakte van de beroeps- of bedrijfsruimte mag 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m².

Binnen de bestemmingen is een bepaalde mate van flexibiliteit mogelijk. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag besluiten de bestemming te wijzigingen in een andere woonbestemming. Tevens kunnen onder bepaalde voorwaarden wijzigingen worden uitgevoerd die betrekking hebben op de ligging van een bouwvlak.

 

De maximale oppervlakte aan bebouwing per woning in het buitengebied is door de Provinsje in de Verordening Romte vastgesteld op 300 m². Bestaande bebouwing, die boven dit maximum uitgaat, mag worden gehandhaafd.

 

- Waarde – Landschap (woudenlandschap)

Deze dubbelbestemming wordt gelegd op het coulisselandschap in het oostelijke en centrale deel van de gemeente en in de Trynwâlden. De begrenzing valt grotendeels samen met die van het Nationaal Landschap ‘Noardlike Fryske Wâlden’. Ook het coulisselandschap bij Suwâld is voorzien van deze dubbelbestemming.

De kenmerkende waarden van het woudenlandschap zoals houtsingels, dykswâlen en verkavelingstructuren worden door middel van een vergunningenstelsel beschermd. Op basis van een inventarisatie van o.a. singels en dykswâlen is een zgn. houtsingelkaart gemaakt. Hierop wordt aangegeven welke singels en dykswâlen in stand moeten blijven en welke eventueel kunnen worden verwijderd (mits gecompenseerd). De houtsingelkaart is als bijlage bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengbied 2013 gevoegd. De in stand te houden dykswâlen en houtsingels zijn ook op de planverbeelding zelf weergeven door middel van een aanduiding. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding te verwijderen of aan te brengen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

6.1 Economisch

De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.

Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.

 

 

6.2 Maatschappelijk

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.