Alddiel 1 Tytsjerk (woonbestemming + minicamping)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPVIWP36-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Easterein 19 te Garyp (wijziging bestemming)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het perceel Alddiel 1te Tytsjerk was tot voor kort een agrarisch bedrijf gevestigd. Het bedrijf is gestopt en er is medewerking gevraagd aan een bestemmingsplanwijziging naar een woonbestemming met een aantal kampeerplekken. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Gemeentelijk beleid
Aan het betreffende perceel is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' de bestemmingen 'Agrarisch bedrijf - grondgebonden' toegekend. Verder rust er een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:
1. het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente niet groter zal zijn dan 25;
2. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;
3. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;
4. het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische bedrijven zal plaatsvinden;
5. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;
6. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
7. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;
8. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;
Verder kent het bestemmingsplan een wijziginsbevoegdheid ex artikel 3.6 een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming van het perceel worden gewijzigd in 'Wonen - A7', 'Agrarisch - Cultuurgrond en 'Tuin', mits:
1. ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;
2. de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing en, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de karakteristieke hoofdvorm van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing behouden blijft;
3. ten hoogste 1 woning is toegestaan, indien de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing niet voorzien is van de aanduiding "karakteristiek";
4. het bouwvlak van de onder 3. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf;
5. ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan, indien en voor zover de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing is voorzien van de aanduiding "karakteristiek";
6. de realisering van de onder 5. bedoelde woningen in overeenstemming is met het, door de provincie geaccordeerde, gemeentelijk woonplan;
7. het bouwvlak van de onder 5. bedoelde woningen wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf en ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
8. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;
9. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Bouwplan
Aan de functiewijziging is geen bouwplan verbonden.
3.2 Ruimtelijke en functionele inpasbaarheid
Een toetsing van het verzoek aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan laat het volgende beeld zien.
Realisatie kampeerterrein
Ad. 1. Op dit moment zijn er nog geen 25 kampeerterreinen inbestemd;
Ad. 2. Uit de aanvraag komt naar voren dat het om een minimaal aantal kampeerplekken (hooguit 5) gaat;
Ad. 3. Hier wordt rekening mee gehouden;
Ad. 4. Het kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwperceel;
Ad. 5. Hier wordt rekening mee gehouden;
Ad. 6. De dichtbijzijnde gevoelige funcie (woning van derden ligt op een afstand van meer dan 150 meter;
A. 7. Het perceel ligt in het open landschap. In dit landschap ligt het niet voor de hand dat er afschermende beplanting wordt aangebracht. Door het geringe kampeerterrein binnen het bouwperceel te realiseren sprint het niet heel erg in het oog;
Ad. 8. Uit de geringe oppervlakte van de op de planverbeelding aangegeven aanduiding "kampeerterrein" blijkt de kleinschaligheid van het kampeerterrein.
Wijziging bestemming naar Wonen - A7 (vrijstaande boerderijtype)
Ad. 1. Het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf is gestopt en de bijbehorende gronden is afzonderlijk van het bouwperceel verkocht;
Ad. 2. Hieraan wordt voldaan;
Ad. 3. Er wordt één woning in het pand gevestigd;
Ad. 4. Het bouwvlak van de woning wordt ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" op de planverbeelding gelegd;
Ad. 5. Niet van toepassing;
Ad. 6. Niet van toepassing;
Ad. 7. Niet van toepassing;
Ad. 8. De mestplaten zijn inmiddels verwijderd;
Ad. 9. Het perceel ligt in een open landschap. Een verdere landschappelijke inpassing van het perceel is niet aan de orde.
Wij kunnen, gelet op het voorgaande, constateren dat het wijzigingsplan voldoet aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria.
3.3 Conclusie
Het gemeentelijk beleid verwoord en verwerkt is in het bestemmingsplan, de conclusie is, gelet op het voorgaande dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle ntuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het insrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.
Het verzoek heeft betrekking op een functiewijziging van een bestaand pand. Met het oog hierop is nader ecologisch onderzoek niet nodig.
4.2 Archeologie
Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.
Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op een uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.
4.3 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.
Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.
Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het voorliggende plan via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslan is niet nodig. Wetterskip Fryslan geeft een positief wateradvies.
4.4 Geluid
Het betreft een wijziging van de bestemming. In principe wordt de bedrijfswoning gewijzigd in een woonbestemming. Het perceel ligt aan een zeer rustige weg. Uit de geluidsniveaukaart van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" blijkt dat ook.
Nader onderzoek naar de geluidsaspecten is niet nodig.
4.5 Externe veiligheid
De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat
de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.
De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).
Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.
Vanuit het aspect externe veiligheid verwachten wij geen belemmeringen. In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Ook valt het gebied niet onder een invloedsgebied van een risicobron. De risicokaart van de provincie Fryslân hebben wij ter onderbouwing van dit standpunt geraadpleegd.
4.6 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
(NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.
De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.
4.7 Conclusie
De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De analoge verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.
Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
- Agrarisch – Cultuurgrond -
Deze bestemming is toegekend aan gronden met een agrarische functie of een semi-agrarische of daarmee te vergelijken hobbymatige functie (weiland, moestuin, erf e.d.).
Het beleid is er op gericht de landschappelijke en natuur waarden van de betreffende gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door middel van regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd dient te worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijke en/of natuurwaarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
De bestemming kan worden gewijzigd in een bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf grondgebonden’ of ‘Bedrijf intensieve veehouderij’ met het oog op een vergroting of wijziging van een bestaand agrarisch bouwperceel of de noodzakelijke verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijf. De bestemming kan ook worden gewijzigd in een bestemming ‘Agrarisch – Aanverwant bedrijf’, ‘Agrarisch – Dienstverlenend bedrijf’, Bedrijf -2’ of ‘Bedrijf – 3’ om een bestaand niet-agrarisch bedrijf te kunnen vergroten. Verder is wijziging mogelijk naar een woonbestemming (erfvergroting), de bestemming ‘Natuur’ of ‘Bos’. Tenslotte kan – onder voorwaarden – een kampeerterrein mogelijk worden gemaakt of een gebruik als ijsbaan of volkstuinen. Voor de diverse wijzigingsmogelijkheden gelden specifieke en algemene toetsingscriteria.
- Tuin -
Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming ‘Tuin’ opgenomen.
Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen
deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een
zekere flexibiliteit mag een woonhuis binnen de bestemming overigens wel met een erker
uitgebouwd worden. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod.
Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel o.i.d. van geringe omvang
wordt gebouwd.
Ook de erfafscheidingen zijn binnen de tuinbestemming lager: maximaal 1,00 m voor de
voorbouwgrens, en achter die grens maximaal 2,00 m.
- Wonen -
Bij de bestemmingen W – A1 tot en met W – A5 gaat het om vrijstaande woningen, waarbij het onderscheid wordt gemaakt in de afmetingen van de woningtypen. W - A7 heeft specifiek betrekking op boerderijtypen.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.
De oppervlakte van de beroeps- of bedrijfsruimte mag 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m².
Binnen de bestemmingen is een bepaalde mate van flexibiliteit mogelijk. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag besluiten de bestemming te wijzigingen in een andere woonbestemming. Tevens kunnen onder bepaalde voorwaarden wijzigingen worden uitgevoerd die betrekking hebben op de ligging van een bouwvlak.
De maximale oppervlakte aan bebouwing per woning in het buitengebied is door de Provinsje in de Verordening Romte vastgesteld op 300 m². Bestaande bebouwing, die boven dit maximum uitgaat, mag worden gehandhaafd. In de planregels is hierop ingespeeld.
Voor de voormalige boerderijen (W – A7) gelden ruimere mogelijkheden tot bestemmingswijziging. Die mogelijkheden sluiten aan op de wijzigingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven.
- Waarde – Landschap (Open landschap)
De dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (open landschap) is gelegd op de relatief open
veenweidegebieden en de kleigebieden in het westelijk deel van de gemeente. Verder is deze
bestemming gelegd op het merengebied (Burgumermar en aansluitende gebieden), alsmede
enkele open ‘enclaves’ in het woudenlandschap.
Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van het open karakter van deze
gebieden en van de kenmerkende verkavelingstructuur. Die bescherming vindt plaats door
middel van een vergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals het veranderen van de verkavelingstructuur en het aanbrengen van grotere oppervlakten met opgaande beplanting.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.
Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst worden gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.
Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.
6.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.