Bosweg 1, Sumar
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPVIWP28-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Bosweg 1, Sumar (wijziging bestemming)
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het perceel Bosweg 1 te Sumar is al jaren een gecombineerd landbouw- en zorgbedrijf gevestigd. Het bedrijf wil graag enkele bedrijfsfuncties toevoegen. Het perceel heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" ten onrechte de bestemming "Agrarisch - bedrijf grondgebonden" gekregen. Er is nu medewerking gevraagd aan een bestemmingsplanwijziging voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - bedrijf grondgebonden' in de bestemming 'Bedrijf - 2'. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is vertaald in bestemmingsplannen. Dit houdt in dat de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden passen binnen het gemeentelijk beleid.
Aan het betreffende perceel is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' de bestemmingen 'Agrarisch - bedrijf grondgebonden' toegekend. Verder rust er een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar de bestemming ‘Bedrijf – 2’, mits:
1. de uitoefening van de betreffende bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;
2. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;
3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
4. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
5. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
Daarnaast dient geen onevenredige afbreuk te worden gedaan aan: het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Bouwplan
Het verzoek is gericht op een wijziging van de bestemming. Met het voorliggende plan wordt de mogelijkheid geboden om nog een tweetal kassen te realiseren.
3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid
Hieronder volgt een beoordeling van de criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.
Gelet op de aanvraag zijn wij van mening dat in hoofdzaak aan de gestelde criteria kan worden voldaan. Voor wat betreft het slopen van de kassen merken wij op dat deze behouden kunnen blijven omdat zij deel uitmaken van de gewenste bedrijfsactiviteiten.
Het beeld vanaf de Bosweg op het Griene nest wordt als positief wordt beleefd, met name door het zicht op de fruitbomen. Door de kampeer-, camperplaatsen op de gewenste locatie te plaatsen verandert het beeld vanaf de Bosweg op het Griene nest. Wij vragen de aanvrager gevraagd hier aandacht voor te hebben bij de inrichting van het perceel.
Bestaande c.q. gewenste ontwikkelingen
De bestaande en gewenste activiteiten en functies zijn zeer divers. Wij hebben dan ook
de verschillende disciplines separaat aan voornoemde bedrijfsbestemming getoetst. Dit
geeft het volgende beeld.
Zorgfunctie
Binnen de bestemming 'bedrijf - 2' is een neventak in de vorm van een zorgfunctie
toegestaan. De neventak bestaat uit dagbestedingsactiviteiten.
Restauratieve voorziening
Op dit moment is er al lichte horeca op het perceel aanwezig. Op basis van het ter
plaatse geldende bestemmingsplan is via de algemene afwijkingsbevoegdheid
medewerking verleend aan een theetuin.
Op een perceel met een bedrijfsbestemming in het buitengebied zijn horeca -
activiteiten, die vergelijkbaar zijn op basis van de "beleidslijn horeca gemeente Tytsjerksteradiel" met die van horecabedrijf 1 toegestaan. Onder horecabedrijf categorie 1 wordt volgens de begripsomschrijving verstaan:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag
verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren
aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en
dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar,
lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of
een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
Verder zijn wij van mening dat een horecabedrijf 1 naar aard en invloed op de omgeving
gelijk te stellen met een categorie 1 bedrijf.
Houden van dieren
Het hobbymatig houden van dieren is binnen het bestemmingsplan "buitengebied
2013" toegestaan. Bovendien is deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving
gelijk te stellen met een categorie 2 bedrijf en kan het als nevenactiviteit binnen een categorie 2 bedrijf worden toegestaan. Een dierenweide past dan ook binnen de
bestemming 'Bedrijf - 2'. De gewenste stal wordt planologisch geregeld in het
wijzigingsplan.
Detailhandel
Binnen de bedrijfsbestemming is het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van productie gebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en
genotmiddelen, toegestaan met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten
behoeve van de productie gebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de
totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op
het bouwperceel, met een maximum van 25 m'. ln het verleden is reeds toestemming
verleend om ter plaatste ook geteelde en geproduceerde voedingsmiddelen (jam e.d.)
te verkopen. Deze toestemming blijft van toepassing.
Agrarische activiteiten
Het kweken van gewassen zijn akkerbouw en tuinteelt activiteiten die naar aard en
invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met categorie 2 bedrijven. De omliggende
grond houdt de functie agrarische cultuurgrond en is bedoeld voor het kweken van
gewassen. ln het wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om
twee extra kassen te realiseren.
Bezoekerscentrum en verhuur vergaderruimte
Deze activiteiten kunnen worden vergeleken met een conferentie- of congrescentrum.
Deze activiteiten komen niet op de bij het bestemmingsplan behorende bedrijvenlijst voor
maar worden in de handreiking bedrijven en milieuzonering beschouwd als categorie 1
bedrijf. Ook hier geldt dus weer het uitgangspunt dat deze activiteiten naar aard en
invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met categorie 1 bedrijven.
Minicamping / camperplaatsen
De huidige bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid waarmee de aanduiding
"kampeerterrein" kan worden aangebracht, mits:
1. het agrarisch aanverwant bedrijf is gevestigd in een voormalig agrarisch bedrijf;
2. het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente niet groter zal zijn dan
25;
3. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden
geplaatst;
4. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal
plaatsvinden;
5. het kamperen direct aansluitend op de erven van de aanverwante agrarische
bedrijven zal plaatsvinden;
6. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de
bestaande (agrarische) bebouwing;
7. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50
meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
8. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende
streekeigen erfbeplanting ;
9. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen
beogen.
3.3 Functionele inpasbaarheid
Het perceel ligt aan de rand van het dorp Sumar in een onbebouwd gebied. Omdat op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan al een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning is toegestaan kan worden gesteld dat een bedrijfsfunctie op de betreffende locatie inpasbaar is.
3.4 Conclusie
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle ntuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.
Het verzoek heeft betrekking op een functiewijziging. Daarnaast is het bouwperceel een overwegend bebouwd en bestraat perceel met relatief weinig groenvoorzieningen. Op het perceel veel (menselijke) verstoring aanwezig in de vorm van bedrijfsactiviteiten. Onder dergelijke omstandigheden zijn er weinig mogelijkheden voor natuurwaarden aanwezig. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat beschermde dier- en plantsoorten voorkomen en/of worden beïnvloed door de beoogde ingreep.
4.2 Archeologie
Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.
Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op eengeringe uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd.
De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten. Voor de periode Steentijd - Bronstijd is nader onderzoek nodig bij ingrepen van meer dan 2,5 hectare.
De functiewijziging heeft betrekking op een bouwperceel van meer dan 5000m². Omdat de bouwplannen binnen het huidige (agrarische) bouwperceel plaatsvinden en het gaat om een oppervlakte van ongeveer 500m² kan, gelet op de FAMKE kaart kan nader archeologisch onderzoek achterwege blijven.
4.3 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.
Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.
Voor het plan Bosweg 1, Sumar is een watertoets aangevraagd waaruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.
Werkwijze watertoetsprocedure 2018
Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard geen wateradvies meer op stelt maar verwijst naar de uitgangsnotitie.
Waterparagraaf
Deze uitgangsnotitie geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Het is de bedoeling dat op basis van dit document het plan wordt uitwerkt. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee wordt gehouden. Indien nodig verzoeken wij om de wateraspecten te borgen op de Verbeelding en in de Regels van het plan.
Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen, waterkeringen en het watersysteem. Om te garanderen dat de juiste uitgangspunten worden toegepast in de planvorming hanteert het waterschap een uiterste houdbaarheidsdatum van maximaal 1 jaar. Wanneer deze termijn verstreken is kunt u contact opnemen met het waterschap voor een eventuele verlenging van nogmaals 1 jaar.
Watertoets en wateradvies
De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen. De leidraad is de te vinden via deze link:
www.wetterskipfryslan.nl/vergunningen-wetten-en-regels/online-watertoets-voor-nieuwe-plannen
Wateraspecten en aandachtspunten
Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.
Regionale en lokale kering
Het plangebied ligt binnen de zonering van de waterkering. De begrenzing van deze zones kunt u raadplegen op onze website:
www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart.
Hoofdwateren
Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. De locaties van de hoofdwateren kunt u vinden op onze website:
www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van
compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. In de waterparagraaf, regels en/of plankaart dient duidelijk aan te worden gegeven wat voor maatregelen er worden genomen om de versnelde afvoer als gevolg van de toename verharding te compenseren. Voor de compensatie van toename verhard oppervlak is onderstaande tabel van toepassing.
Gebied |
Stedelijk (>200 m²) Landelijk (>1.500 m²) |
Boezem Polder |
5% 10% |
5% 10% |
Vrij afstromend Maatwerk mogelijk Maatwerk mogelijk
Toelichting tabel
5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.
Demping van oppervlaktewater
Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping heeft u een watervergunning nodig. Voor meer informatie verwijzen we u graag door naar het onderdeel
Waterwet in deze uitgangsnotitie.
Relatie tussen Water en Ruimte
Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot
waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil, de gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen. Voor het bepalen van de hoogteligging van het plangebied verwijzen wij u graag door naar www.ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover kunt u vinden op de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl/
Convenant Erfafspoeling, agrarische bedrijven
Vanaf het erf mogen geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Door mest en perssappen uit de voeropslagen kan verontreiniging worden veroorzaakt als deze naar de bodem of het oppervlaktewater (af)stromen. Per 1 januari 2018 is de Maatlat Schoon Erf van kracht (www.maatlatschoonerf.nl). De maatlat is opgenomen in de MIA/Vamil regeling. Ook door afstromend regenwater dat in contact is geweest met een niet bezemschoon erf en een niet bezemschone voeropslag kan het oppervlaktewater verontreinigd worden. De initiatiefnemer dient deze erfafspoeling te allen tijde te voorkomen door bepaalde maatregelen te nemen. Voor informatie en advies over erfinrichting kunt u contact opnemen met cluster Handhaving van Wetterskip Fryslân.
Informatie waterobjecten
Voor meer informatie over bijvoorbeeld de ligging en de beheer- en onderhoudsstatus van waterobjecten in het plangebied verwijzen wij u oor naar leggerkaart op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/kaarten/leggerkaart
Beleid Wetterskip Fryslân
En wat doen we morgen met water? In het Waterbeheerplan 2016 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, voor meer informatie zie onze website www.wetterskipfryslan.nl/waterbeheerplan-2016-2021
Waterwet
Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. U kunt eerst checken wat u nodig heeft. Op onze website www.wetterskipfryslan.nl treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt daar onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden.
Afronding watertoetsprocedure
In de besluitvormingsfase, ten tijde van het toesturen van het voorontwerp bestemmingsplan of ontwerp omgevingsvergunning, controleert Wetterskip Fryslân of de waterbelangen voldoende zijn meegenomen en geborgd in het ruimtelijke plan of besluit.
Vragen
Mochten er nog vragen zijn over de uitgangspunten notitie of graag in gesprek gaan over de uitwerking van de waterbelangen in het plan dan gaan wij graag met u in gesprek. Wetterskip Fryslân denkt graag met u mee!
Conclusie
Met het voorliggende plan wordt geen verhard oppervlak in de vorm van bebouwing van meer dan 1500m² mogelijk gemaakt. Uit de watertoetst blijkt dat compensatie dan niet nodig is.
4.4 Externe veiligheid
Ter voorkoming van onveilige situaties is regelgeving vastgelegd met als doel om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dergelijke ongevallen kunnen ontstaan doordat binnen bedrijven wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Tenslotte kunnen ook buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen in dit verband risicovol zijn. De risico’s worden bepaald aan de hand van het zogenaamde plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Voor deze drie situaties is verschillende wet- en regelgeving van toepassing, waarop onderstaand zal worden ingegaan.
Op grond van het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) moet afstand worden aangehouden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Risicovolle functies betreffen hoofdzakelijk bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, welke veiligheidsrisico’s opleveren voor hun directe omgeving. In de omgeving van het plangebied doen zich geen risicovolle inrichtingen voor die van invloed op het plangebied zijn.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
(NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.
De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.
4.6 Milieu
De gevraagde bedrijfsactiviteiten worden in de handreiking bedrijven en milieuzonering beschouwd als maximaal categorie 2 bedrijfsactiviteiten. Bij dergelijke bedrijven dient een afstand van minimaal 30 meter te worden aangehouden.
Het bouwperceel is gelegen op een afstand van ongeveer 200 meter vanaf woningen derden.
4.7 Conclusie
De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.
Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
In het algemeen zijn binnen de bestemming “Bedrijf – 2 ” diverse typen bedrijfsdoeleinden te
onderscheiden. In de regels behorende bij deze bestemming wordt verwezen naar de bedrijvenlijst, welke is gebaseerd op de "Basiszoneringslijst" van de VNG (bijlage 1 van de regels).
In deze VNG-lijst is (per bedrijfsvorm) informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting
van een bedrijfstype of -inrichting.
Er worden in de VNG-lijst zes milieucategorieën onderscheiden, oplopend van 1 tot en met
6: Onder categorie 1 vallen bedrijven die toelaatbaar worden geacht tussen woonbebouwing
en onder categorie 6 (als andere uiterste) zijn bedrijven opgenomen, die op aanzienlijke
afstand (1000-1500 meter) vanaf woonbebouwing gerealiseerd moeten worden. De diverse
bedrijfsbestemmingen corresponderen met de maximaal toegelaten milieucategorie volgens
de VNG-lijst. De bestemming ‘Bedrijf – 2’ staat bedrijven uit de milieucategorie 1 en 2 toe.
De afstanden, die in de feitelijke situatie ten opzichte van gevoelige bebouwing in acht
genomen kunnen worden, zijn daarbij maatgevend geweest voor het leggen van de onderscheiden bedrijfsbestemmingen.
Een andere factor die bepalend is voor de keuze van bedrijfsbestemmingen is de beleidskeuze van provincie en gemeente, dat in het buitengebied in principe alleen bedrijven uit de lagere milieucategorieën zich kunnen vestigen in vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen.
Alle niet agrarische bedrijven in het buitengebied krijgen in principe de bestemming ‘Bedrijf
– 2’. Bedrijven die vallen binnen een hogere milieucategorie, krijgen op hun vestigingsplaats
een aanduiding, op grond waarvan dat bedrijf binnen de bestemming ‘Bedrijf – 2’ toch is
toegestaan. In dit verband kan worden gedacht aan aannemersbedrijven. Voor enkele bijzondere niet-agrarische bedrijfstypen gelden aparte bestemmingsregels.
De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Door middel van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven welke afmetingen de gebouwen mogen hebben. Voor
bedrijfswoningen geldt een aparte regeling.
Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kunnen de bouwmogelijkheden worden
verruimd. De bedrijfsbestemming kan in een woonbestemming worden gewijzigd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.
Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.
Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.
6.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.