direct naar inhoud van Regels

wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Langelaan 6/8 Burgum (wijziging bestemming)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.00BPVIWP22-vg01
Plantype: wijzigingsplan

Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Langelaan 6 - 8, Burgum (wijziging bestemming)

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op het perceel Langelaan 6 en 8 te Burgum was tot voor kort een houtzagerij gevestigd. Het bedrijf is gestopt en er is medewerking gevraagd aan een bestemmingsplanwijziging naar een woonbestemming. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.

 

In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

 

2.1 Gemeentelijk beleid

 

Aan het betreffende perceel is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' de bestemmingen 'Bedrijf - 2' toegekend. Verder rust er een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van het perceel worden gewijzigd in 'Wonen - A7' en 'Tuin', mits:

1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;

3. het bouwvlak wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het bedrijf;

4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beoordeling

 

3.1 Bouwplan

Aan de functiewijziging is geen bouwplan verbonden.

 

 

3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid

De, in het pand gevestigde, houtzagerij is gestopt.

 

Door de functiewijziging krijgt de noordelijke bedrijfswoning met bijbehorend perceel de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - A1' en de zuidelijke bedrijfswoning met bijbehorend perceel de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen - A7'. Op grond van deze bestemming mag er maximaal één woonhuis op ieder perceel worden gevestigd. Omdat er reeds twee (bedrijfs)woningen op de percelen aanwezig waren is er geen sprake van een toename van het aantal woningen in het buitengebied. De wijziging past daarmeé binnen het

provinciaal en gemeentelijk woningbouwbeleid.

 

De op de geldende verbeelding aangegeven aanduiding "bedrijfswoning" wordt in het voorliggende wijzigingsplan overgenomen als bouwvlak.

 

 

Fragment akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Legenda behorend bij het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op basis van het fragment van de geluidskaart van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 voor de betreffende locatie blijkt dat de 48dB op de Langelaan ligt en de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten dan ook niet niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde.

 

Wij kunnen, gelet op het voorgaande, constateren dat het wijzigingsplan voldoet aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria.

 

 

3.3 Functionele inpasbaarheid

Het perceel ligt in een gebied met her en der verspreid woningen en (agrarische) bedrijven. Door de bestemmingsplanwijziging wordt een, voor de omgeving, belastende functie ingeruild voor een niet belastende functie.

 

 

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Ecologie

De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle ntuur en in minder administratieve lasten.

 

Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het insrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.

 

Het verzoek heeft betrekking op een functiewijziging van een bestaand pand. Met het oog hierop is nader ecologisch onderzoek niet nodig.

 

 

4.2 Archeologie

Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.

 

Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op een uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd.

 

De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten. Voor de periode Steentijd - Bronstijd is nader onderzoek nodig bij grote ingrepen van meer dan 2,5 hectare.

 

Het perceel Langelaan 6 en 8 te Burgum dat een woonbestemming krijgt is ongeveer 5000m². Gelet op de FAMKE kaart kan nader archeologisch onderzoek achterwege blijven.

 

 

4.3 Water

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

 

Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

 

Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het voorliggende plan via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslan is niet nodig. Wetterskip Fryslan geeft een positief wateradvies (zie bijlage 1).

 

 

4.4 Geluid

Zoals bij de ruimtelijke inpasbaarheid al is aangegeven wodt voldaan aan de voorschriften uit de Wet Geluidhinder.

 

 

4.5 Externe veiligheid

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat

de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

 

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

 

Vanuit het aspect externe veiligheid verwachten wij geen belemmeringen. In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Ook valt het gebied niet onder een invloedsgebied van een risicobron. De risicokaart van de provincie Fryslân hebben wij ter onderbouwing van dit standpunt geraadpleegd.

 

 

4.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

(NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

 

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

 

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.

 

 

4.7 Conclusie

De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.

 

 

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

 

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De analoge verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.

Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

- Agrarisch – Cultuurgrond -

 

Deze bestemming is toegekend aan gronden met een agrarische functie of een semi-agrarische of daarmee te vergelijken hobbymatige functie (weiland, moestuin, erf e.d.).

Het beleid is er op gericht de landschappelijke en natuur waarden van de betreffende gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door middel van regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd dient te worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijke en/of natuurwaarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.

De bestemming kan worden gewijzigd in een bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf grondgebonden’ of ‘Bedrijf intensieve veehouderij’ met het oog op een vergroting of wijziging van een bestaand agrarisch bouwperceel of de noodzakelijke verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijf. De bestemming kan ook worden gewijzigd in een bestemming ‘Agrarisch – Aanverwant bedrijf’, ‘Agrarisch – Dienstverlenend bedrijf’, Bedrijf -2’ of ‘Bedrijf – 3’ om een bestaand niet-agrarisch bedrijf te kunnen vergroten. Verder is wijziging mogelijk naar een woonbestemming (erfvergroting), de bestemming ‘Natuur’ of ‘Bos’. Tenslotte kan – onder voorwaarden – een kampeerterrein mogelijk worden gemaakt of een gebruik als ijsbaan of volkstuinen. Voor de diverse wijzigingsmogelijkheden gelden specifieke en algemene toetsingscriteria.

 

- Tuin -

 

Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming ‘Tuin’ opgenomen.

Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen

deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een

zekere flexibiliteit mag een woonhuis binnen de bestemming overigens wel met een erker

uitgebouwd worden. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod.

Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel o.i.d. van geringe omvang

wordt gebouwd.

Ook de erfafscheidingen zijn binnen de tuinbestemming lager: maximaal 1,00 m voor de

voorbouwgrens, en achter die grens maximaal 2,00 m.

 

- Wonen -

 

Bij de bestemmingen W – A1 tot en met W – A5 gaat het om vrijstaande woningen, waarbij het onderscheid wordt gemaakt in de afmetingen van de woningtypen. W - A7 heeft specifiek betrekking op boerderijtypen.

 

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.

 

De oppervlakte van de beroeps- of bedrijfsruimte mag 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m².

Binnen de bestemmingen is een bepaalde mate van flexibiliteit mogelijk. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag besluiten de bestemming te wijzigingen in een andere woonbestemming. Tevens kunnen onder bepaalde voorwaarden wijzigingen worden uitgevoerd die betrekking hebben op de ligging van een bouwvlak.

De maximale oppervlakte aan bebouwing per woning in het buitengebied is door de Provinsje in de Verordening Romte vastgesteld op 300 m². Bestaande bebouwing, die boven dit maximum uitgaat, mag worden gehandhaafd. In de planregels is hierop ingespeeld.

Voor de voormalige boerderijen (W – A7) gelden ruimere mogelijkheden tot bestemmingswijziging. Die mogelijkheden sluiten aan op de wijzigingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven.

 

- Waarde – Landschap (woudenlandschap)

 

Deze dubbelbestemming wordt gelegd op het coulisselandschap in het oostelijke en centrale

deel van de gemeente en in de Trynwâlden. De begrenzing valt grotendeels samen met die

van het Nationaal Landschap ‘Noardlike Fryske Wâlden’. Ook het coulisselandschap bij

Suwâld is voorzien van deze dubbelbestemming.

De kenmerkende waarden van het woudenlandschap zoals houtsingels, dykswâlen en verkavelingstructuren worden door middel van een vergunningenstelsel beschermd. Op basis van een inventarisatie van o.a. singels en dykswâlen is een zgn. houtsingelkaart gemaakt. Hierop wordt aangegeven welke singels en dykswâlen in stand moeten blijven en welke eventueel kunnen worden verwijderd (mits gecompenseerd). De houtsingelkaart is als bijlage bij de planregels gevoegd. De in stand te houden dykswâlen en houtsingels zijn ook op de planverbeelding zelf weergeven door middel van een aanduiding. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding te verwijderen of aan te brengen.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

6.1 Economisch

De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.

Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst worden gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.

 

 

6.2 Maatschappelijk

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.