direct naar inhoud van Regels
Plan: Het Oosterland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP025Oosterland-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Het Oosterland' met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP025Oosterland-VG01 van de gemeente De Ronde Venen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bed en breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, zonder verdere aanwezigheid van een eigen keuken ter bereiding van verdere maaltijden.

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere functie, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.11 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.12 beroep en bedrijf aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.13 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning niet is toegestaan.

1.19 bodem

het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.

1.20 botenhuis

een al dan niet drijvend bouwwerk dat dient voor het overdekt stallen van vaartuigen, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.28 carport

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.29 chalet

een gebouw dat op basis van de bestemming voor het wonen of voor verblijfsrecreatie gebruikt kan worden, en wat is uitgevoerd in andere materiaalsoorten dan steen of vergelijkbaar materiaal en dat in zijn geheel of gedeeltelijk verplaatsbaar is.

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.31 dakopbouw

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.

1.32 deskundige

een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een nader in de regels te benoemen onderwerp.

1.33 drijvende woning

een drijvend object dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen, bedoeld om ter plaatse te functioneren en niet bestemd voor de vaart, gelet op één of meer van de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de afwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de afwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. verbod ten aanzien van het varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.34 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en waarvan de bestemming die inrichting niet verbiedt.

1.35 escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 gestapelde woning

een woning in een woongebouw.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 groenvoorziening

binnen een gebied of perceel, dan wel op een gedeelte ervan, gelegen grasvelden, beplantingen, begroeiingen en paden, al dan niet gecombineerd voorkomend.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw of ander onderkomen welke voor een persoon functioneert als de plaats waar het centrum van zijn sociale en maatschappelijke activiteiten ligt.

1.41 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.42 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.

1.43 internetwerkoop

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen via internet als onderdeel van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en waarbij de producten per post worden toegestuurd en/of deze in een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt wordt opgehaald.

1.44 internetwinkel

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen uitsluitend via het internet gebeurt en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt.

1.45 kamerverhuur

het verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Er is sprake van kamerverhuur als er onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd.

1.46 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke (ondergrondse) ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven peil.

1.47 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.48 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.49 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.50 oever

het droge gedeelte gelegen langs de grens tussen water en land bij het ter plaatse geldende streefpeil. In ieder geval reikend tot de bovenzijde van het schuine talud plus een strook van minimaal 50 centimeter.

1.51 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder maaiveld op ten minste 1,50 meter beneden peil.

1.52 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1 van, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.53 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand, zoals een carport.

1.54 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.55 permanente bewoning

het gebruiken van een verblijf als hoofdverblijf.

1.56 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.

1.59 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, erotische handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 slopen

het geheel of gedeeltelijk permanent afbreken van een bouwwerk.

1.61 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming dan ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen en dat door de aanwezigheid van wielen wel over korte afstanden naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of veranderingen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als een stacaravan en daarmee vergelijkbare onderkomens.

1.62 steiger

een bouwwerk, geheel of grotendeels boven het water en meestal langs een oever, dat dient voor het afmeren van schepen, woonschepen of andere vaartuigen en/of andere doeleinden zoals terras.

1.63 straatmeubilair

bij of in de openbare ruimte behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalinzamelsystemen, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.64 twee-aaneengebouwde woning

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd, niet zijnde een gestapelde woning.

1.65 varend schip

een schip dat bestemd is voor de vaart, gelet op de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de aanwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de aanwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. of het gebruikt mag worden om mee te varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.66 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In geval een hoofdgebouw meerdere gevels heeft die aan deze voorwaarden voldoen, betreft de voorgevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.67 voorgevelrooilijn

de snijlijn, en het denkbeeldige verlengde daarvan, van het voorgevelvlak van een hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt.

1.68 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd.

1.69 waterlijn

de snijlijn van het watervlak ter hoogte van het waterpeil met de aangrenzende gronden.

1.70 waterkering

alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden, die als zodanig op de verbeelding zijn aangegeven.

1.71 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten en infiltratievoorzieningen.

1.72 wonen

het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning of ander daartoe bestemd onderkomen. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.73 woning

een complex van ruimten dat blijkens de indeling en de inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.74 wooneenheid

eenheid in de vorm van een woning.

1.75 woongebouw

een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.76 zelfstandige woning

een woning die beschikt over een eigen toegang, keuken, badkamer en toilet.

1.77 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenkant van de afgewerkte begane grond – mits niet hoger dan 10 cm boven aansluitend maaiveld, dan geldt de onderzijde van de begane grondvloer - de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij (bedrijfs)woningen wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud.

2.8 oppervvlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daarbij behorende:

  • c. oevers en taluds;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd..

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. geluidwerende voorzieningen: 6 meter;
    • 3. speelvoorzieningen en kunstobjecten: 5 meter;
    • 4. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, straten en paden;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen, bermen, oevers en taluds;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. duikers, bruggen en faunapassages;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • k. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • l. straatmeubilair, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 15 meter;
    • 2. geluidwerende voorzieningen: 6 meter;
    • 3. bruggen, speelvoorzieningen en kunstobjecten: 5 meter;
    • 4. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. de breedte van bruggen mag ten hoogste 10 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen gerekend.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterhuishouding, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. watersport;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. maximaal 9 vrijstaande woningen, uitsluitend binnen het gebied met de aanduiding 'wonen', met bijbehorende ontsluitingspaden;

met daarbij behorende:

  • f. oevers en taluds;
  • g. bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer en perceelsontsluitingen;
  • h. sluizen en andere waterstaatkundige kunstwerken;
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het gebied met de aanduiding 'wonen';
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 9;
  • c. de woningen mogen uitsluitend worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen;
  • d. de goot- en nokhoogte van de woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 7,5 en 11 meter;
  • e. de oppervlakte (footprint) van de woningen mag niet meer bedragen dan 160 m2 per woning;
  • f. het brutovloeroppervlak van de woningen mag niet meer bedragen dan 300 m2 per woning;
  • g. het bouwen van bijgebouwen is niet toegestaan.
5.2.2 Gebouwen, overkappingen en botenhuizen

Met uitzondering van het bepaalde in 5.2.1 mogen op deze gronden geen gebouwen, overkappingen en botenhuizen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen, geen overkappingen en geen botenhuizen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen, geen overkappingen en geen botenhuizen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op of in de lid 5.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing ten behoeve van de functie wonen. Ten behoeve van de functie wonen zijn bouwwerken geen gebouwen, geen overkappingen en geen botenhuizen zijnde niet toegestaan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, nadere eisen te stellen, met betrekking tot de doorvaart en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruiken gelden de volgende regels:

5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden met deze bestemming wordt in ieder geval het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden ten behoeve van privétuinen gerekend. Dit geldt niet voor het gebruik van de privéterrassen bij de woningen die mogelijk zijn ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woongebouw, woonschip of een stacaravan/chalet;

met daarbij behorende:

  • b. erven en tuinen;
  • c. toegangswegen en -paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 tenzij op de verbeelding een ander aantal staat aangegeven.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mag niet worden gebouwd.
6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 6.2.2 onder c, d, e en f wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 m achter de voorgevellijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • c. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen op deze gronden, ten hoogste 50% mag bedragen;
  • d. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen, voor zover het bepaalde percentage onder c dit toelaat, ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • e. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a 200 m² of meer, maar minder dan 250 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen;
  • f. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a 250 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 250 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • g. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • h. bijgebouwen en overkappingen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • i. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • j. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • k. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • l. op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l. mogen bijgebouwen en overkappingen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  • n. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen en de waterlijn mag niet minder bedragen dan 5 meter.
6.2.3 Dakterrassen en balkons

Voor het bouwen van dakterrassen en balkons gelden de volgende regels:

  • a. dakterrassen en balkons zijn uitsluitend toegestaan bij vrijstaande woningen;
  • b. de afstand van een dakterras of balkon tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 meter te bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkapping zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan;
    • 3. afscheidingen op dakterrassen: 1 meter, gemeten vanaf het terras;
    • 4. afscheidingen tussen dakterrassen: 2 meter, gemeten vanaf het terras;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 6.2.1 onder e. voor het bouwen van woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', mits;

  • a. de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van geluidsgevoelige objecten ten hoogste de wettelijke voorkeursgrenswaarde of de hogere waarden bedraagt conform het besluit van burgemeester en wethouders d.d. PM, invoegen kenmerk PM;
  • b. de standaardgrenswaarden Activiteitenbesluit niet worden overschreden;
  • c. het maximum aantal woningen zoals aangegeven in 6.2.1 onder e. niet wordt overschreden.
6.4.2 Hogere bouwhoogte aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder j. om een hogere bouwhoogte voor aangebouwde bijgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte van een aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw bij een hoofdgebouw waarvan de nok evenwijdig aan de straat loopt, niet hoger zijn dan het doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw;
  • c. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.
6.4.3 Erkers en entreeportalen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder g en j om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
6.4.4 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a t/m e om het splitsen van een woning in twee of meer woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. na splitsing sprake is van twee of meer zelfstandige woningen, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • b. na splitsing elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • c. na splitsing elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • d. de splitsing dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;

er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 16.4

een en ander met dien verstande dat indien als gevolg van de splitsing een woongebouw ontstaat tevens kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder a.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Beroep of bedrijf aan huis

In en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
  • c. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
    • 2. een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
  • e. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woongebouw, woonschip of een stacaravan/chalet; ;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specfieke vorm van bedrijf - bloemen' een bloembinderij en schikkerij waar ook workshops worden georganiseerd en internetverkoop van bloemen plaatsvindt.

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan';
  • b. woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd
7.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
7.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen als bedoeld onder c t/m f, wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • c. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen op deze gronden, ten hoogste 50% mag bedragen;
  • d. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen, voor zover het bepaalde percentage onder c dit toelaat, ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • e. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b 200 m² of meer, maar minder dan 250 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen;
  • f. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b 250 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 250 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • g. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • h. bijgebouwen en overkappingen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • i. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • j. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • k. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • l. op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l mogen bijgebouwen en overkappingen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
  • n. in afwijking van het bepaalde onder c t/m f geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen toegestaan' het bestaande oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen is toegestaan;
7.2.4 Dakterrassen en balkons

Voor het bouwen van dakterrassen en balkons gelden de volgende regels:

  • a. dakterrassen en balkons zijn uitsluitend toegestaan bij vrijstaande woningen;
  • b. de afstand van een dakterras of balkon tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 meter te bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn bestaande dakterassen en balkons bij niet vrijstaande woningen toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder c t/m f om een grotere oppervlaktemaat aan bijgebouwen toe te staan bij sloop van bestaande bijgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste de toegestane oppervlakte als bedoeld in lid 7.2.3 onder c t/m f, vermeerderd met:
    • 1. bij 7.2.3 onder c: 50% van het meerdere van de oppervlaktemaat als bedoeld in 7.2.3 aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 2. bij 7.2.3 onder d: 50% van het meerdere van 50 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 3. bij 7.2.3 onder e: 50% van het meerdere van 75 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. bij 7.2.3 onder f: 50% van het meerdere van 90 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt.
7.4.2 Toestaan extra woning bij sloop bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 777.2.3ub b om extra woningen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. een extra woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de sloop van (voormalige) bedrijfsgebouwen, met een verhouding als in onderstaande tabel weergegeven:
      Aantal extra woningen  
    bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
    = of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
    = of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
    = of > 4.000 m2   3  
    kassen    
    per 5.000 m2   1  
  • b. de extra woning dient milieu-hygienisch inpasbaar te zijn;
  • c. de extra woning dient te worden voorzien van adequate landschappelijke inpassing
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroep of bedrijf aan huis

In en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
  • c. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
    • 2. een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
  • e. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de gronden wijzigen in de bestemming Woongebied.
  • b. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend gelijktijdig worden ingezet met de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 8.6.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten, inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • b. horeca met inachtneming van het bepaalde in 8.5.2;

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en fiets- en voetpaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen, geschakelde woningen, twee-aan-een-gebouwde woningen, rijwoningen en gestapelde woningen;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals van dakkapellen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • e. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 830, inclusief het aantal woningen uit artikel 5.1, met inachtneming van het bepaalde in 8.5.4;
  • f. de woningdichtheid bedraagt ten hoogste 35 woningen per hectare;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mag niet worden gebouwd.
8.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 8.2.2 onder b., c., d. en e. wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 m achter de voorgevellijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • b. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a. minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen op deze gronden, ten hoogste 50% mag bedragen;
  • c. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a. minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen, voor zover het bepaalde percentage onder c. dit toelaat, ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • d. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a. 200 m² of meer, maar minder dan 250 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen;
  • e. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder a. 250 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 250 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • f. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • h. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • i. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • j. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • k. op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k. mogen bijgebouwen en overkappingen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, alsmede in situaties waar de zijdelingse perceelsgrens grenst aan de openbare ruimte;
  • m. de afstand tussen bijgebouwen en de waterlijn mag niet minder bedragen dan 5 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal
    • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 8 meter voor geluidwerende voorzieningen;
    • 3. maximaal 3 meter voor pergola's en speeltoestellen;
  • b. erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
    • 2. achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
  • c. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 8.2.1 onder g. voor het bouwen van woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', mits;

  • a. de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van geluidsgevoelige objecten ten hoogste de wettelijke voorkeursgrenswaarde of de hogere waarden bedraagt conform het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2023, metkenmerk Z-2023-108424 / D2023-00088328;
  • b. de standaardgrenswaarden Activiteitenbesluit niet worden overschreden;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, beoordeeld op basis van de toets van stap 2 uit de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering;
  • d. het maximum aantal woningen zoals aangegeven in 8.2.1 onder e. niet wordt overschreden.
8.4.2 Bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 8.2.1 onder c. voor een andere goot- en / of bouwhoogte mits geen afbreuk wordt gedaan aan;

  • a. de gebruiksmogelijkheden ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld in het belang van een verantwoorde evenwichtige en samenhangende inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  • c. de woonsituatie ter waarborging van een verantwoorde woonsituatie, met in het bijzonder aandacht voor:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy.
  • d. de hoogte(s) zoals aangegeven op de verbeelding met niet meer dan 3 meter worden overschreden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Beroep of bedrijf aan huis

In en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
  • c. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
    • 2. een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
  • e. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
8.5.2 Horeca

Voor horeca zoals bedoeld onder artikel 8.1 sub b. gelden de volgende regels:

  • a. horeca is uitsluitend toegestaan in categorie 1a en 1b uit de Staat van horeca-activiteiten;
  • b. er is maximaal 450 m2 brutovloeroppervlakte toegestaan;
  • c. horeca is niet toegestaan in een woning.
8.5.3 Voorwaardelijke verplichting groenblauw raamwerk
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 8.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg, het beheer en de instandhouding van de groenblauwe structuur zoals is opgenomen in Bijlage 3 Groenblauw raamwerk binnen 2 jaar na het gereedmelden van de laatste nieuw te bouwen woningen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door Bijlage 3 Groenblauw raamwerk aan te passen, indien een andere landschappelijke inrichting en/of beplanting wenselijk is.
8.5.4 Woningbouwprogramma
  • a. Van het maximumaantal woningen, zoals opgenomen in artikel 8.2.1 sub e. mogen niet meer dan 600 woningen worden gebouwd vóór 1 januari 2030.
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het realiseren van meer dan 755 woningen zolang het resterende aantal van 75 woningen niet is opgenomen in het provinciale Programma Wonen en Werken.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de gronden wijzigen in de bestemming Wonen - 2 met dien verstande dat deze gronden uitsluitend mogen worden gebruikt als erf bij de woning op de aansluitende gronden.
  • b. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend gelijktijdig worden ingezet met de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 7.6.

Artikel 9 Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. aanvragers naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende kunnen aantonen dat er al werkzaamheden tot de betreffende diepte van het bouwplan hebben plaatsgevonden. In dat geval is er geen archeologisch onderzoek meer nodig.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende situaties:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden en waarbij de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 30 cm en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.000 m2.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. niet dieper gaan dan 30 cm en waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.000 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. onderhoudsbaggerwerkzaamheden betreffen die aantoonbaar niet dieper reiken dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes.
9.4 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. de aanvrager naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate aan kan tonen dat in het verleden reeds werken of werkzaamheden hebben plaatsgevonden tot een bepaalde diepte waardoor de archeologische verwachtingswaarde niet langer reëel is om nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen en balkons, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt.
11.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in artikel 7.4.1.
  • d. op een bouwwerk als bedoeld in lid a, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
11.3 Ondergrondse ruimten

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen;
  • b. het bouwen van de in lid a bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw.
  • c. aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse gevel van het gebouw voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
11.4 Steigers

Met uitzondering van bestaande steigers als bedoeld in artikel , zijn steigers uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. per woning is ten hoogste 1 steiger toegestaan, met dien verstande dat:
  • b. de steiger evenwijdig aan de oever is gebouwd;
  • c. de lengte en breedte ten hoogste respectievelijk 6 meter en 1,2 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte ten hoogste het aansluitend maaiveld bedraagt;
  • e. ten hoogste 2 meerpalen zijn toegestaan waarvan de doorsnede ten hoogste 20 cm bedraagt, de bouwhoogte ten hoogste 1 meter boven de waterlijn bedraagt en de afstand tot de oever ten hoogste 4,2 meter bedraagt;
  • f. de afstand tussen de steiger en het midden van de watergang minimaal 3,5 meter bedraagt.
11.5 Afstemming kabel en leidingen

Voorafgaand aan het bouwen dient te worden onderzocht of het betreffende bouwwerk geen belemmeringen oplevert voor het functioneren en het beheer van kabels en leidingen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Gebruiksverbod

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

12.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen of andere onderkomens;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag- of bergplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor het storten of lozen van puin, vuil, of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerich te gebruik van de grond;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, (raam)prostitutie of escortbedrijf;
  • e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen, drijvende woningen of recreatie-arken;
  • f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning, voor zover de betreffende gronden niet voorzien zijn van een daartoe passende bestemming;
  • g. het gebruiken en/of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs-/dienst)woning voor (zelfstandige) bewoning.
12.3 Uitzondering

het bepaalde in 12.2 onder b. en c. is niet van toepassing op het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Maten, bouwgrenzen en nutsvoorzieningen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, indien dit vanuit technisch oogpunt noodzakelijk is;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 55 meter voor antennes ten behoeve van telecommunicatieverkeer;
  • d. het oprichten van bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede voor voorzieningen voor Jongeren Ontmoetings Plekken, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter.
13.2 Vergroten goothoogte van de woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximale goothoogte voor (bedrijfs)woningen om een grotere goothoogte voor hoofdgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • b. belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de goothoogte is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
13.3 Afwijkende maatvoering steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 11.4, onder c. voorgeschreven maximale maatvoering van steigers, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de steiger bedraagt ten hoogste 25 m²;
  • b. de noodzaak van de afwijkende maatvoering is aangetoond;
  • c. de maatvoering en situering van de steiger mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • d. er is advies ingewonnen bij het waterschap met betrekking tot het bepaalde onder c;
  • e. de steiger dient 'onderloops' te zijn, wat inhoudt dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
  • f. de bouw van de steiger mag geen onevenredige schade aanbrengen aan ter plaatse aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
  • g. de steiger wordt bij voorkeur gerealiseerd in combinatie met een sobere inrichting van de steiger en een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger;
  • h. het gebruik van de steiger dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de steiger gebruikt tevens de gebruiker is van de woning.
13.4 Kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in hoofdstuk 2 om kamerverhuur toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. per woning worden maximaal 2 kamers verhuurd ten behoeve van de huisvesting van maximaal 1 persoon per kamer;
  • b. de verhuur vindt plaats in de door de (particuliere) verhuurder zelf bewoonde woning;
  • c. de kamer(s) zijn in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijgebouwen gesitueerd;
  • d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 16.4.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

14.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Procedure bij nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

16.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016;
  • b. indien het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging danwel herziening.
  • c. de in lid a. bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.
16.3 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet voorzien zijn op eigen terrein.

16.4 Afwijken parkeren / laden en lossen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 en / of artikel 16.3:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
16.5 Mobility as a Service

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder a. en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien bij de toepassing van Mobility as a Service, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. elke set aan deelmobiliteitsmiddelen leidt tot een reductie van 10 reguliere parkeerplaatsen;
  • b. een set aan deelmobiliteit bestaat uit minimaal één deelauto en een ander deelmobiliteitstype (fiets of bakfiets of scooter).
16.6 Algemene regels vanwege geluid
16.6.1 Geluidluwe zijde

Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen hebben een geluidsluwe zijde.

16.6.2 Geluidluwe buitenruimte
  • a. een woning met één of meerdere buitenruimtes heeft ten minste één geluidsluwe buitenruimte.
  • b. het geluidsniveau in deze buitenruimte van de woning mag (indien gelegen aan de bronzijde) niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de geluidsbelasting op de als geluidsluw aangemerkte gevel.
  • c. indien geen geluidsluwe buitenruimte mogelijk is, kunnen serres of afsluitbare balkons (loggia's) worden toegepast.
16.6.3 Woningindeling en gebruik van de woningen
  • a. elke woning bevat ten minste 1 slaapkamer aan de geluidsluwe zijde. Minimaal 30% van het vloeroppervlak van alle verblijfsgebieden tezamen wordt aan de geluidsluwe gevel gesitueerd.
  • b. voor zover relevant, geldt dat op eenzelfde wijze voor andere geluidsgevoelige bebouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijking vergroting bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in sublid 17.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitgesloten bouwwerken

Sublid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Verbod verandering gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitgesloten gebruik

Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Het Oosterland'.