direct naar inhoud van Regels
Plan: Dorpskernen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP022dorpskernen-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpskernen met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP022dorpskernen-ow01 van de gemeente De Ronde Venen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd, niet zijnde een gestapelde woning.

1.6 aanlegplaats:

een plaats gelegen in een watergang, bedoeld voor het ligplaats nemen met schepen c.q. recreatievaartuigen, niet zijnde woonschepen, voor een bepaalde periode.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege.

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed en breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, zonder verdere aanwezigheid van een eigen keuken ter bereiding van verdere maaltijden.

1.13 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere functie, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.16 bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.17 beeldbepalend pand:

gebouw of onderdeel van een gebouw dat kenmerkend is voor het cultuurhistorische beeld en van cultuurhistorische waarde is vanwege de historische verschijningsvorm, de historische ruimtelijke samenhang en/of historische betekenis.

1.18 beroep en bedrijf aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.19 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bij een grondgebonden agrarisch bedrijf behorende gronden:
  • a. gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn binnen de gemeente De Ronde Venen of binnen het grondgebied van de naburige gemeenten. Dit mogen tussentijds wisselende gronden zijn, bepalend is de gezamenlijke oppervlakte die zij gezamenlijk gedurende ten minste 5 jaar omvatten. Bij deze periode van 5 jaar geldt zowel het verleden als de toekomst mee, zolang er sprake is van een aaneengesloten periode van 5 jaar waar ook het moment van toetsing onderdeel van uit maakt.
  • b. Hiertoe worden niet gerekend: gronden, waarvoor voer- en stro en mestovereenkomsten zijn afgesloten.
1.25 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning niet is toegestaan.

1.26 bijzondere centrumdoeleinden:

bij een dorpscentrum passend gebruik van het verblijfsgebied voor onder andere: warenmarkt, terrassen, rommelmarkt en evenementen.

1.27 bodem:

het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.

1.28 botenhuis:

een al dan niet drijvend bouwwerk dat dient voor het overdekt stallen van vaartuigen, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw en zolder.

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.36 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere functie, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.37 carport:

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.38 chalet:

een gebouw dat op basis van de bestemming voor het wonen of voor verblijfsrecreatie gebruikt kan worden, en wat is uitgevoerd in andere materiaalsoorten dan steen of vergelijkbaar materiaal en dat in zijn geheel of gedeeltelijk verplaatsbaar is.

1.39 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.40 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.41 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.42 dagrecreatief terrein:

terrein ingericht voor activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.43 dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, varen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.44 dakopbouw:

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt waarbij deze constructie deels, dan wel volledig bij een plat dak, boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.

1.45 deskundige:

een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een nader in de regels te benoemen onderwerp.

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.

1.47 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen, stomerijen, kleding-, schoen- en sleutelmakerijen.

1.48 drijvende woning:

een drijvend object dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen, bedoeld om ter plaatse te functioneren en niet bestemd voor de vaart, gelet op één of meer van de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de afwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de afwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. verbod ten aanzien van het varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.49 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en waarvan de bestemming die inrichting niet verbiedt.

1.50 escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

1.51 extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen op gronden die bestemd zijn voor een andere hoofdactiviteit en waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.52 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw.

1.54 glastuinbouwbedrijf:

een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen.

1.55 groenvoorziening:

binnen een gebied of perceel, dan wel op een gedeelte ervan, gelegen grasvelden, beplantingen, begroeiingen en paden, al dan niet gecombineerd voorkomend.

1.56 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarische bedrijven waarvan de bedrijfsvoering grotendeels afhankelijk is (weidegang, voedervoorziening, mestafzet e.d.) van het voortbrengend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.

1.57 grondgebonden veehouderij:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege.

1.58 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 hoofdverblijf:

een gebouw of ander onderkomen welke voor een persoon functioneert als de plaats waar het centrum van zijn sociale en maatschappelijke activiteiten ligt.

1.60 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.61 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.

1.62 internetverkoop:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen via internet als onderdeel van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en waarbij de producten per post worden toegestuurd en/of deze in een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt wordt opgehaald.

1.63 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen uitsluitend via het internet gebeurt en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt.

1.64 jachthaven:

een haven met de daarbij behorende grond en voorzieningen waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, repareren en onderhouden, afgemeerd houden en verhuur van (recreatie)vaartuigen.

1.65 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.66 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning.

1.67 kantoor:

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.68 kas:

een gebouw, niet zijnde een tunnelkas of een naar aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.69 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven peil.

1.70 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.71 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.72 lawaaisporten:

de autosport, de motorsport, de vliegsport, karting en soortgelijke geluidproducerende sporten.

1.73 loonbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van civieltechnische diensten en/of cultuurtechnische diensten (waaronder grondverzet) of het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen.

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, woonzorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.75 manege:

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het beoefenen van de paardensport, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen.

1.76 milieuhygiënisch inpasbaar:

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien (voor de relevante aspecten) is aangetoond dat:

  • a. omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of, indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid hogere waarden Wet geluidhinder en de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er geen onevenredige lichthinder ontstaat van lichtveroorzakende functies op lichtgevoelige functies;
  • h. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  • i. nieuwe functies binnen het Natuurnetwerk Nederland niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
  • j. soorten die op basis van de Wet Natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
  • k. de waterhuishouding en waterkwaliteit niet onevenredig verslechteren;
  • l. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename.
1.77 molenbiotoop:

aangewezen grond waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding worden beschermd.

1.78 monument:

een onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed, te onderscheiden in:

  • 1. een rijksmonument: een monument dat ingeschreven staat in het rijksmonumentenregister;
  • 2. een gemeentelijk monument: een monument dat ingeschreven staat in het gemeentelijk erfgoedregister.
1.79 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.80 nevenfunctie:

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, die ruimtelijk ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf en die verbonden dient te zijn aan de grond en/of het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf.

1.81 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarische bedrijven waarvan de agrarische bedrijfsvoering geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen, met uitzondering van glastuinbouw.

1.82 niet-grondgebonden veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege.

1.83 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.84 oever:

het droge gedeelte gelegen langs de grens tussen water en land bij het ter plaatse geldende streefpeil. In ieder geval reikend tot de bovenzijde van het schuine talud plus een strook van minimaal 50 centimeter.

1.85 omschakeling:

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere agrarische bedrijfsvorm.

1.86 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar een doorgang mogelijk moet zijn op de begane grond en waarboven bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemming.

1.87 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder maaiveld op ten minste 1,50 meter beneden peil.

1.88 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1 van, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.89 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand, zoals een carport.

1.90 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.91 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.92 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.93 permanente bewoning:

het gebruiken van een verblijf als hoofdverblijf.

1.94 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.95 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.96 prostitutiebedrijf:

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.

1.97 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, niet zijnde voedings- en genotsmiddelen, kleding, schoeisel en lederwaren en huishoudelijke artikelen, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.98 recreatie-ark:

een drijvend bouwwerk, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot recreatief dag- of nachtverblijf van één of meer personen die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 recreatief nachtverblijf:

een onderkomen dat is bedoeld voor recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden door personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Hieronder wordt o.a. verstaan: een bed & breakfast, een groepsaccommodatie, een hotel, een kampeermiddel, een recreatiewoning, een chalet en een stacaravan.

1.100 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan/chalet of een ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor recreatief verblijf, uitsluitend door één of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben.

1.101 risicovolle inrichting:

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.102 ruimtelijk ondergeschikt:

de ruimtelijke ondergeschiktheid dient te blijken uit een combinatie van de volgende aspecten:

  • a. het ruimtebeslag van de nevenfunctie ten opzicht van dat van de hoofdfunctie;
  • b. de fysieke positionering van de nevenfunctie ten opzichte van de hoofdfunctie;
  • c. de uitstraling c.q. het aanzicht van de nevenfunctie ten opzichte van dat van de hoofdfunctie.
1.103 rustende boer:

het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd in de bedrijfswoning blijft wonen nadat hij/zij zijn/haar werkzaamheden voor het agrarisch bedrijf heeft gestaakt of nadat het agrarisch bedrijf is opgehouden te bestaan.

1.104 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, erotische handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.105 slopen:

het geheel of gedeeltelijk permanent afbreken van een bouwwerk.

1.106 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming dan ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen en dat door de aanwezigheid van wielen wel over korte afstanden naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.


Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of veranderingen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als een stacaravan en daarmee vergelijkbare onderkomens.

1.107 steiger:

een bouwwerk, geheel of grotendeels boven het water en meestal langs een oever, dat dient voor het afmeren van schepen, woonschepen of andere vaartuigen en/of andere doeleinden zoals terras.

1.108 straatmeubilair:

bij of in de openbare ruimte behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalinzamelsystemen, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.109 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.110 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een kas, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering en die worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren door de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats te laten vinden, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: uitsluitend aanwezig zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar;
  • 2. permanente teeltondersteunende voorzieningen: voor een periode van meer dan 6 maanden per jaar aanwezig, waaronder ook begrepen permanent aanwezige onderdelen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
1.111 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nacht verblijf.

1.112 tuincentrum:

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.113 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteunende voorziening.

1.114 twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd, niet zijnde een gestapelde woning.

1.115 varend schip:

een schip dat bestemd is voor de vaart, gelet op de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de aanwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de aanwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. of het gebruikt mag worden om mee te varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.116 verblijfsrecreatie:

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.117 volumineuze detailhandel:

vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten-, en caravan­bedrijven mede worden begrepen.

1.118 volkstuin:

een afgeperkt of omheind gedeelte ten behoeve van de niet-beroepsmatige teelt van voedings- en siergewassen, alsmede voor onder meer grasvelden, paden en terrassen.

1.119 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen.

1.120 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In geval een hoofdgebouw meerdere gevels heeft die aan deze voorwaarden voldoen, betreft de voorgevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.121 voorgevelrooilijn:

de snijlijn, en het denkbeeldige verlengde daarvan, van het voorgevelvlak van een hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt.

1.122 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd.

1.123 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk (niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk), c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

1.124 waterlijn:

de snijlijn van het watervlak ter hoogte van het waterpeil met de aangrenzende gronden.

1.125 waterkering:

alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden, die als zodanig op de verbeelding zijn aangegeven.

1.126 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten en infiltratievoorzieningen.

1.127 Wgh-inrichting:

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.128 wonen:

het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning of ander daartoe bestemd onderkomen. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.129 woning:

een complex van ruimten dat blijkens de indeling en de inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.130 woonark:

drijvende woning.

1.131 wooneenheid:

eenheid in de vorm van een woning.

1.132 woongebouw:

een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.133 woonschip:

een varend schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen.

1.134 woonzorgvoorziening:

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

1.135 zelfstandige woning:

een woning die beschikt over een eigen toegang, keuken, badkamer en toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 bouwhoogte van een drijvende woning/recreatie-ark:

vanaf het waterlijn tot aan het hoogste punt van de drijvende woning of recreatie-ark, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 gebruiksoppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt.

2.8 goothoogte van een drijvende woning/recreatie-ark:

vanaf het waterlijn tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de drijvende woning of recreatie-ark.


Indien zich op enige zijde van een drijvende woning of recreatie-ark één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenkant van de afgewerkte begane grond – mits niet hoger dan 10 cm boven aansluitend maaiveld, dan geldt de onderzijde van de begane grondvloer - de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij (bedrijfs)woningen wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een drijvende woning/recreatie-ark:

tussen de buitenzijde van de zijwanden van de drijvende woning of recreatie-ark, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.12 vloeroppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. openheid;
    • 2. verkavelingspatronen;

alsmede voor:

  • d. glastuinbouwbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • e. het wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen per aanduiding niet meer mag bedragen dan één;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
  • f. een molen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen';
  • g. de volgende vormen van nevengebruik:
    • 1. bestaande, legale nevenfuncties;

met daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. toegangswegen en -paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. laad- en losvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en -overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en -overkappingen, niet zijnde kassen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en -overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2,5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. kassen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' worden gebouwd;
  • b. kassen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan kassen mag per glastuinbouwbedrijf niet meer bedragen dan 2 hectare;
  • d. de afstand van kassen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2,5 meter;
  • e. de goothoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • g. de bouw van kassen is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de daarvoor geldende milieuwet- en regelgeving.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. een bedrijfswoning mag zowel vrijstaand als aan een bedrijfsgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa van een bedrijfsgebouw opgenomen, worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.

3.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

3.2.5 Molen

Voor het bouwen van een molen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen' en bijgebouwen en overkappingen bij de molen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een molen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een molen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de molen mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • b. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan:
    • 1. veekerende afrasteringen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 3. waterbassins ten behoeve van glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' met een bouwhoogte van maximaal 2 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3.000 m² per glastuinbouwbedrijf;
    • 4. bruggen met een breedte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van tijdelijke, teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • b. de teeltondersteunende voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c om de voor bedrijfsgebouwen bepaalde maximale goot- en/of bouwhoogte te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • c. de overschrijding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.
3.4.3 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e en f, om de maximale goot- en/of bouwhoogte voor kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw mag niet meer dan één bouwlaag hebben;
  • b. de goothoogte van kassen mag ten hoogste 7 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • d. de kassen dienen op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.
3.4.4 Tijdelijke woongelegenheid rustende boer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder e en lid 3.2.3 om toe te staan dat de bestaande bedrijfswoning bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verbouwd of uitgebreid voor het toevoegen van een extra wooneenheid, met inachtneming van het volgende:

  • a. dit is noodzakelijk om tijdelijke woongelegenheid te scheppen voor een rustende boer;
  • b. de woongelegenheid wordt inpandig gerealiseerd of door middel van een uitbreiding die beperkt blijft tot 10% van de bestaande vloeroppervlakte van de bedrijfswoning;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, mag de uitbreiding maximaal 200 m³ bedragen, indien kan worden aangetoond dat een uitbreiding met 10% niet voldoende is;
  • d. de afwijking voor de extra wooneenheid is strikt persoonsgebonden: de extra wooneenheid mag, na het beëindigen van de bewoning door de rustende boer, geen zelfstandige wooneenheid gaan vormen;
  • e. de tijdelijke woonvoorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien op het perceel reeds twee of meer woningen aanwezig zijn.
3.4.5 Kleinschalige windenergievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen mag niet meer dan 20 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen op gebouwen mag niet meer dan 7,5 meter bedragen;
  • c. kleinschalige windenergievoorzieningen waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is zijn niet toegestaan;
  • d. de windenergievoorziening dient te worden gebruikt ten dienste van de hoofdbestemming;
  • e. de windenergievoorziening dient binnen het bouwvlak te worden geplaatst;
  • f. de windenergievoorziening mag geen onevenredige geluidhinder veroorzaken op nabijgelegen geluidgevoelige functies;
  • g. de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast;
  • j. indien de windenergievoorziening wordt geplaatst op of bij een monument, dient er een positief advies te zijn van de gemeentelijke monumentencommissie.
3.4.6 Schuilstallen en agrarische hulpgebouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 om schuilgelegenheden en andere agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • c. bedoelde bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een binnen een bouwvlak gevestigd, volwaardig agrarisch bedrijf en deze bebouwing is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de rijafstand van het gebouwtje tot het bouwvlak dient minimaal 500 meter te bedragen;
  • e. de aanwezige natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de bebouwing dient landschappelijk te worden ingepast.

3.4.7 Erkers en entreeportalen bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Bedrijfsvoering
  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. omschakeling naar een grondgebonden veehouderij of niet-grondgebonden veehouderij is niet toegestaan, met dien verstande dat het gebruik van open weidegrond ten behoeve van grondgebonden veehouderij (weidegang, voedervoorziening, mestafzet e.d.) wel is toegestaan;
  • c. opslag van goederen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, alsmede in gebouwen buiten het bouwvlak.
3.5.2 Nevenfuncties

Nevenfuncties anders dan genoemd in lid 3.1 onder g zijn niet toegestaan.

3.5.3 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij bedrijfswoningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de bedrijfswoning en in aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
3.5.4 Voorwaardelijke verplichting Demmerik 31

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting demmerik 31' overeenkomstig lid 3.1 is uitsluitend toegestaan als deze gronden worden ingericht en in stand gehouden overeenkomstig de inrichtingsschets die in bijlage 8 van de regels is opgenomen, of volgens een inrichtingsschets die vanuit een oogpunt van landschaps- en ervenontwerp een zelfde niveau van ruimtelijke kwaliteit garandeert.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder e om het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. de plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een (extra) bedrijfswoning te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning en voor bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zoals opgenomen in respectievelijk lid 3.2.3 en 3.2.4 blijven van toepassing voor de plattelandswoning.
3.6.2 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 om overige nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. er dient sprake te zijn van een toekomstbestendig agrarisch bedrijf;
  • c. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover sprake is van nieuwe bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie of van gebruik van onbebouwde gronden, dient dit op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast.
3.6.3 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in (al dan niet tijdelijke) gebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de tijdelijke huisvesting kan voor een periode van ten hoogste 5 jaar worden toegestaan;
  • b. de tijdelijke huisvesting mag per jaar voor een periode van ten hoogste 6 maanden plaatsvinden;
  • c. de huisvesting is uitsluitend toegestaan voor seizoensarbeiders van het eigen bedrijf;
  • d. de tijdelijke huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het omvormen van grasland naar bouwland, uitgezonderd ten behoeve van de teelt van ruwvoeder als onderdeel van een veehouderijbedrijf tot een oppervlakte van ten hoogste 20% van de gronden van het betreffende bedrijf;
  • b. het omvormen van grasland naar boom-, fruit- of sierteelt;
  • c. het aanbrengen van een ondergrond ten behoeve van containerteelt;
  • d. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • e. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • g. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • h. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • i. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m², kavelpaden uitgezonderd.
3.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak.
3.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, zoals in lid 3.7.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 3.1 en de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van een bouwvlak wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • b. de vormverandering is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.
3.8.2 Vergroten bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om de uitbreiding van het bouwvlak van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na uitbreiding ten hoogste 1,5 ha;
  • b. het huidige bouwvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. de uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, omschakeling naar een grondgebonden veehouderij of omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • e. de uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • f. het agrarisch bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • h. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.
3.8.3 Vervolgfuncties bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om in geval van algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf de volgende vervolgfuncties toe te staan:

  • a. Wonen

deze vervolgfunctie is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
    • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aantal voormalige bedrijfswoningen;
    • 3. voormalige bedrijfsgebouwen mogen als bijgebouw behouden blijven. In geval van herbouw of nieuwbouw van bijgebouwen, bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 50 m², vermeerderd met 50% van het meerdere van 50 m² aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. de inhoud van een voormalige bedrijfswoning kan worden verruimd tot 900 m³ in geval van sloop van tenminste 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen van het bedrijf en indien uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequate landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling;
    • 5. het toegestane aantal woningen als bedoeld bij sub 2 kan worden vermeerderd in geval van sloop van alle bedrijfsgebouwen met de volgende oppervlakte:
  aantal extra woningen  
bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
= of > 750 m² en < 2.500 m²   1  
= of > 2.500 m² en < 4.000 m²   2  
= of > 4.000 m²   3  
kassen    
per 5.000 m²   1  

    • 1. oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen die eenmaal is aangewend bij sub 3, sub 4 of sub 5 komt niet meer in aanmerking voor toepassing bij de twee andere genoemde bepalingen;
    • 2. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    • 3. in het geval van toevoeging van woningen, als bedoeld in sub 5, dient er te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
    • 4. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast.

  • b. Overige vervolgfuncties

Vervolgfuncties anders dan wonen zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
    • 2. met uitzondering van monumenten, karakteristieke bebouwing en de bedrijfswoning, wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:
      • het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande bebouwing. Verdere nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;
      • het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;
      • het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;
      • het gaat om vestiging van bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied;
      • extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour van de provincie.
    • 3. bij de uitzonderingssituaties als bedoeld bij sub 2 dient per saldo sprake te zijn van verhoging van de ruimtelijke kwaliteit:
    • 4. het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
    • 5. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    • 6. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
    • 7. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - werelderfgoed hollandse waterlinies' mogen de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies niet onevenredig worden aangetast;
    • 9. de vervolgfuncties zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan.
3.8.4 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om de aanleg van nieuwe natuur mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

  • b. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • f. een aannemersbedrijf in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf;
  • g. een metaalbewerkingsbedrijf in ten hoogste categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf;
  • h. een hoveniersbedrijf in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, al dan niet in combinatie met een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • i. een loonbedrijf in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf;
  • j. een handelsbedrijf in werkplaatsequipment in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in werkplaatsequipment;
  • k. een betonwarenfabriek in ten hoogste categorie 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek;
  • l. een timmerwerkfabriek in ten hoogste categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek;
  • m. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • n. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • o. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • p. het wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen per aanduiding niet meer mag bedragen dan één;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

met daarbij behorende:

  • q. erven en tuinen;
  • r. toegangswegen en -paden;
  • s. parkeervoorzieningen;
  • t. laad- en losvoorzieningen;
  • u. nutsvoorzieningen;
  • v. groenvoorzieningen;
  • w. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende algemene regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage terrein (%)' mag elk bouwperceel tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en -overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en -overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en -overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c, mag ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', één overkapping ten behoeve van het pompeiland buiten het bouwvlak worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 6 meter.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. een bedrijfswoning mag zowel vrijstaand als aan een bedrijfsgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa van een bedrijfsgebouw opgenomen, worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.

4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Erkers en entreeportalen bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 voor zover het gevallen betreft als genoemd in kolom 2 van deze bijlage;
  • e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca, uitgezonderd:
    • 1. ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven;
    • 2. horeca in de vorm van een bed en breakfast als bedoeld in lid 4.5.2 onder a sub 4;
  • f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel, waaronder internetverkoop, uitgezonderd:
    • 1. internetwinkels;
    • 2. productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte;
    • 3. volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
    • 4. detailhandel in motorbrandstoffen exclusief lpg al dan niet in combinatie met daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van ten hoogste 75 m², ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 5. detailhandel in motorvoertuigen en daarbij behorende accessoires bij en ten behoeve van bestaande garagebedrijven;
    • 6. detailhandel in de vorm van een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • g. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor kantoren, uitgezonderd:
    • 1. zelfstandige kantoren als bedoeld in lid 4.1 onder m;
    • 2. bedrijfsgebonden kantoren tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m² per bedrijf.
4.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij bedrijfswoningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de bedrijfswoning en in aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Ander type bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a t/m l om een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 4.1 en de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Verwijderen aanduiding bij beeindiging bedrijfsactiviteiten hoger dan categorie 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij feitelijke en duurzame beëindiging van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 of hoger het plan te wijzigen door de desbetreffende aanduiding te verwijderen.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. gemalen;

met dien verstande dat:

  • c. een gasdrukmeet- en regelstation uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';

met daarbij behorende:

  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 voor zover het gevallen betreft als genoemd in kolom 2 van deze bijlage.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

  • b. bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 400 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daarbij behorende:

  • d. wegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • j. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hogere bouwhoogte gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub b om een hogere goot- en bouwhoogte voor gebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de hogere bouwhoogte dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn;
  • b. belangen van derden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 voor zover het gevallen betreft als genoemd in kolom 2 van deze bijlage;
  • e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca, uitgezonderd ondergeschikte kantineactiviteiten binnen de bedrijven;
  • f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel, waaronder internetverkoop, uitgezonderd:
    • 1. internetwinkels;
    • 2. productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 15% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte;
  • g. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor kantoren, uitgezonderd:
    • 1. zelfstandige kantoren als bedoeld in lid 6.1 onder c;
    • 2. bedrijfsgebonden kantoren tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m² per bedrijf.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.6.1 Ander type bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a of b om een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 6.1 en de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond:
    • 1. detailhandel, met dien verstande dat:
      • supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 2. dienstverlening;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. kantoren;
    • 5. het wonen in een bestaande woning, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
    • 6. bergingen en toegangen ten behoeve van het wonen op de verdiepingen als bedoeld onder b, sub 1;

alsmede voor:

    • 1. horeca uit ten hoogste categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a';
    • 2. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
    • 3. horeca uit ten hoogste categorie 1c van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c';
    • 4. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
    • 5. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. op de verdiepingen:
    • 1. het wonen in een woning, met dien verstande dat:
      • het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
      • in afwijking van het bepaalde onder het 1e bullet, mag het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan is aangegeven;
    • 2. kantoor-, opslag- en sanitaire ruimten ten behoeve van de onder a, sub 1 t/m 4 en sub 7 t/m 11 bedoelde functies;
    • 3. functies genoemd onder a, sub 1 t/m 4 en 7 t/m 11, uitsluitend voor zover het bestaand gebruik betreft en voor zover deze functies op de begane grond zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage is toegestaan;

met daarbij behorende:

  • d. erven en tuinen;
  • e. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • f. toegangswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.
7.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 60 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Erkers en entreeportalen bij woningen op de begane grond

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de woning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de woning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor internetwinkels;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van woningen voor horeca en detailhandel, uitgezonderd horeca in de vorm van een bed en breakfast als bedoeld in lid 7.5.2 onder a, sub 4;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven.

7.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.6.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a, sub 5 en/of onder b sub 1, om het toevoegen van woningen op de begane grond en/of de verdiepingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. indien er woningen op de begane grond worden gerealiseerd:
    • 1. dient redelijkerwijs aannemelijk te zijn dat op de betreffende plaats geen behoefte bestaat aan invulling van de begane grond met andere daar toegestane functies en voorzieningen als bedoeld in lid 7.1 onder a;
    • 2. mag het karakter en de functie van het gebied (de centrumfunctie) niet onevenredig worden aangetast.
  • b. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • c. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • d. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • e. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.

7.6.2 Gebruik verdiepingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder b om het gebruik van de verdiepingen voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kantoren;
  • e. horeca uit ten hoogste categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a';
  • f. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • g. horeca uit ten hoogste categorie 1c van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c';
  • h. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • i. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';

toe te staan, met inachtneming van het volgende:

    • 1. op de begane grond is onvoldoende ruimte beschikbaar voor de betreffende functie;
    • 2. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4;
    • 3. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.
    • 5. het karakter en de functie van het gebied (de centrumfunctie) mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. de activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

7.6.3 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a sub 7 t/m 10 om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 7.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

7.6.4 Ander type bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a sub 11 om een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 7.1 en de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Verandering situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de situering van een bouwvlak wijzigen om herbouw van een hoofdgebouw op een andere locatie binnen het bouwperceel toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt;
  • c. belangen van derden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de gewijzigde situering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat supermarkten niet zijn toegestaan;

alsmede voor:

  • b. het wonen in een woning op de verdieping(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bijgebouwen en overkappingen bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'kas', kassen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor internetwinkels;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel in vuurwerk, uitgezonderd detailhandel in consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt consumentenvuurwerk';
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, uitgezonderd de opslag van ten hoogste 2.000 kg consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag consumentenvuurwerk'.
8.4.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder b, om ter plaatse van de aanduiding 'wonen' het toevoegen van woningen op de verdieping(en) toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • b. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • c. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • d. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten', detailhandel niet is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - begane grond', detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', uitsluitend volumineuze detailhandel is toegestaan.
  • b. dienstverlening, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten', dienstverlening niet is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - begane grond', dienstverlening uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten', maatschappelijke voorzieningen niet zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begane grond', maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
  • d. kantoren, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor uitgesloten', kantoren niet zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - begane grond', kantoren uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
  • e. het wonen in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', wonen niet is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping', wonen uitsluitend op de verdieping(en) is toegestaan;

alsmede voor:

  • f. horeca uit ten hoogste categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond' horeca uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • g. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond' horeca uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • h. horeca uit ten hoogste categorie 1c van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond' horeca uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • i. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond' horeca uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • j. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • k. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - begane grond';
  • l. een ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • m. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daarbij behorende:

  • n. erven en tuinen;
  • o. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • p. toegangswegen en -paden;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. laad- en losvoorzieningen;
  • s. nutsvoorzieningen;
  • t. groenvoorzieningen;
  • u. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is op de begane grond geen bebouwing toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2.2 en 9.2.3.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' buiten het bouwvlak een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.

9.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Erkers en entreeportalen bij woningen op de begane grond

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de woning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de woning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor internetwinkels;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven.

9.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder e, sub 1, om het toevoegen van woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. indien er woningen op de begane grond worden gerealiseerd mag het karakter en de functie van het gebied niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • c. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • d. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • e. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.
  • i. deze afwijking mag niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping' mogen woningen uitsluitend op de verdieping worden toegevoegd.

9.6.2 Gebruik verdiepingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder a sub 3, b sub 2, c sub 2, d sub 2, f t/m i en k om het gebruik van de verdiepingen ten behoeve van de ter plaatse op de begane grond toegestane functie als bedoeld in lid 9.1 toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. op de begane grond is onvoldoende ruimte beschikbaar voor de betreffende functie;
  • b. wonen is op de verdiepingen, gelet op de indeling van het gebouw en/of de aard van het gebruik niet mogelijk;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4;
  • d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het karakter en de functie van het gebied mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

9.6.3 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder f t/m i om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 9.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

9.6.4 Ander type bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder j en k om een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 9.1 en de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Verandering situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de situering van een bouwvlak wijzigen om herbouw van een hoofdgebouw op een andere locatie binnen het bouwperceel toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt;
  • c. belangen van derden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de gewijzigde situering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. fiets- en voetpaden;

alsmede voor:

  • c. opslag van goederen en materialen ten behoeve van gemeentelijk onderhoud, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. een ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • e. een zend- en ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • f. een dierenweide, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide';

met daarbij behorende:

  • g. oevers en taluds;
  • h. toegangswegen en -paden;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' wel een ondergrondse parkeergarage is toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. geluidwerende voorzieningen: 6 meter;
    • 3. speelvoorzieningen en kunstobjecten: 5 meter;
    • 4. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca uit ten hoogste categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a';
  • b. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • c. horeca uit ten hoogste categorie 1c van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c';
  • d. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • e. horeca uit ten hoogste categorie 3 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • f. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'hotel';

alsmede voor:

  • g. het wonen in een woning op de verdieping(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal.

met daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. terrassen;
  • j. toegangswegen en -paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bijgebouwen en overkappingen bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

11.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder a t/m e om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 11.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

11.5.2 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder g, om ter plaatse van de aanduiding 'wonen' het toevoegen van woningen op de verdieping(en) toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • b. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • c. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • d. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

alsmede voor:

  • b. het wonen in een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal.

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • i. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde bijgebouwen en overkappingen bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Erkers en entreeportalen bij woningen op de begane grond

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de woning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de woning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder b, om ter plaatse van de aanduiding 'wonen' het toevoegen van woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. indien er woningen op de begane grond worden gerealiseerd mag het karakter en de functie van het gebied niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • c. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • d. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • e. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

alsmede voor:

  • b. een brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • c. een ambulancepost, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost';
  • d. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • e. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • f. horeca uit ten hoogste categorie 3 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • g. het wonen in een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • h. het wonen in een woning op de verdieping(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping', met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • i. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • j. het wonen in een dienstwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal dienstwoningen per aanduiding niet meer mag bedragen dan één;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1, het aantal dienstwoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

met daarbij behorende:

  • k. erven en tuinen;
  • l. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • m. toegangswegen en -paden;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende algemene regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.2.2, 13.2.3, 13.2.4 en 13.2.5.
13.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de functies zoals genoemd in lid 13.1 onder a t/m h

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de functies als genoemd in lid 13.1 onder a t/m h, niet zijnde bijgebouwen en overkappingen bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aanwezig is, mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in lid 13.1 onder a buiten het bouwvlak bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 m²;
    • 2. bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
    • 5. de bouwhoogte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 meter.
13.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een begraafplaats

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag per begraafplaats niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.2.4 Dienstwoningen

Voor het bouwen van dienstwoningen gelden de volgende regels:

  • a. dienstwoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één dienstwoning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal dienstwoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. een dienstwoning mag zowel vrijstaand als aan een hoofdgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa van een hoofdgebouw opgenomen, worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van dienstwoningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.
13.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij (dienst)woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij (dienst)woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Erkers en entreeportalen bij (dienst)woningen op de begane grond

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.5 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van een (dienst)woning op de begane grond toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (dienst)woning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de (dienst)woning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de (dienst)woning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca, uitgezonderd:
    • 1. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
    • 2. horeca uit ten hoogste categorie 3 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
    • 3. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid 13.1 onder a en d genoemde maatschappelijke functies en sportfuncties;
    • 4. horeca in de vorm van een bed en breakfast als bedoeld in lid 13.5.2 onder a sub 4.
13.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij (dienst)woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (dienst)woning en bijbehorende bijgebouwen (bij de dienstwoning) met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende (dienst)woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de (dienst)woning en in aangebouwde bijgebouwen (bij de dienstwoning);
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder g en h, om ter plaatse van de aanduidingen 'wonen' en 'specifieke vorm van wonen - verdieping' het toevoegen van woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er worden zelfstandige woningen gerealiseerd, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • b. elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • c. elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • d. de realisatie van de woningen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping' mogen woningen uitsluitend op de verdieping worden toegevoegd.

13.6.2 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder e en f om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 13.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en versterking van aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. water en waterberging;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • d. oevers en taluds;
  • e. paden;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik: 2 meter;
    • 2. terreinafscheidingen: 1,5 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het draineren van gronden;
  • d. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • e. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of stuwen;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen;
  • g. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • h. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m², met uitzondering van paden voorzover deze niet breder zijn dan 3 meter;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
14.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden zoals bedoeld in lid 14.1 onder a niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve terreinen;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. tuinen;
  • d. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

  • e. de stalling van recreatieboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stalling';

met daarbij behorende:

  • f. toegangswegen en -paden;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen op bouwpercelen waarop geen bouwvlak is aangeduid en die een oppervlakte hebben van meer dan 250 m², gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. per bouwperceel maximaal 1 gebouw is toegestaan;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 20 m²;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de bouwhoogte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 meter.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van een gebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van een gebouw: 2 meter;
    • 3. kisten ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden: 1,5 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • b. de oppervlakte van een kist ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden mag ten hoogste 4 m² bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor nachtverblijf;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor de stalling van boten, uitgezonderd de stalling van recreatieboten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stalling'.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie volkstuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

  • c. grondgebonden veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij';

met daarbij behorende:

  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van volkstuinen worden gebouwd;
  • b. per volkstuin is ten hoogste 1 gebouw toegestaan;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste:
    • 1. op volkstuinen met een oppervlakte minder dan 250 m²: 8 m²;
    • 2. op volkstuinen met een oppervlakte van 250 m² of meer: 16 m²
  • f. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de teelt van voedings- en/of siergewassen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter;
    • 3. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 4. gereedschapskisten: 1,5 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
  • b. de oppervlakte van een gereedschapskist mag ten hoogste 4 m² bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor nachtverblijf.

Artikel 17 Recreatie - Jachthaven

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthavens;
  • b. watersport;

alsmede voor:

  • c. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • d. detailhandel, dienstverlening en dagrecreatieve voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a t/m c;
  • e. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ten dienste van en ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a t/m c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • f. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ten dienste van en ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a en b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • g. recreatie-arken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie-ark', met dien verstande dat het aantal recreatie-arken niet meer mag bedragen dan 7;
  • h. het wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per aanduiding niet meer mag bedragen dan één;

met daarbij behorende:

  • i. erven en tuinen;
  • j. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • k. toegangswegen en -paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende algemene regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.2.2, 17.2.3 en 17.2.4;
17.2.2 Bedrijfsgebouwen en -overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en -overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en -overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning mag zowel vrijstaand als aan een bedrijfsgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa van een bedrijfsgebouw opgenomen, worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.
17.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
17.2.5 Recreatie-arken

Voor het bouwen van recreatie-arken gelden de volgende regels:

  • a. recreatie-arken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie-ark';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie-ark' zijn maximaal 7 recreatie-arken toegestaan;
  • c. de lengte en breedte van een recreatie-ark mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 16 en 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van een recreatie-ark, gemeten vanaf de waterlijn, mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen recreatie-arken dient tenminste 5 meter te bedragen;
  • f. de diepgang van een recreatie-ark mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, tenzij het vaarwegprofiel een grotere diepgang toestaat;
  • g. bij recreatie-arken zijn loopranden toegestaan rondom de recreatie-ark, met een breedte van ten hoogste 50 cm.
17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. kisten ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden: 1,5 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
  • b. de oppervlakte van een kist ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden mag ten hoogste 4 m² bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Erkers en entreeportalen bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.4 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
17.4.2 Onderlinge afstand recreatie-arken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.5 onder e om een kleinere onderlinge afstand tussen recreatie-arken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de afstand tussen twee recreatie-arken mag niet kleiner worden dan 3 meter;
  • b. de kleinere onderlinge afstand mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • c. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot het bepaalde onder b;
  • d. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de brandweer over de brandveiligheid.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor Wgh-inrichtingen;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van recreatie-arken voor permanente bewoning.
17.5.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij bedrijfswoningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de bedrijfswoning en in aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder e en f om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 17.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 18 Recreatie - Stationsgebied Abcoude

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Stationsgebied Abcoude' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hotel;

alsmede voor:

  • b. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • c. exposities en atelierruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';

met daarbij behorende:

  • d. erven en tuinen;
  • e. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • f. toegangswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • k. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinpaviljoen' buiten het bouwvlak een gebouw in de vorm van een tuinpaviljoen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van het paviljoen niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 2. het paviljoen in een aarden wal dient te worden ingegraven;
    • 3. het dak van het paviljoen dient te worden afgedekt met aarde en beplanting.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dijkverblijf' buiten het bouwvlak gebouwen in de vorm van dijkverblijven worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van een dijkverblijf niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 2. een dijkverblijf in een aarden wal dient te worden ingegraven;
    • 3. het dak van een dijkverblijf dient te worden afgedekt met aarde en beplanting.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Aantal hotelkamers

Het aantal hotelkamers mag, inclusief de kamers in de dijkverblijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dijkverblijf, niet meer bedragen dan 16.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 onder b om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 18.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • b. voorzieningen ten behoeve van achterliggende recreatieterreinen;

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 recreatiewoning toegestaan, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt, in welk geval het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van recreatiewoningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. de inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 200 m³.

19.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mag ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag per recreatiewoning niet meer bedragen dan 15 m²;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

19.2.3 Voorzieningen ten behoeve van achterliggende recreatieterreinen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd voor voorzieningen ten behoeve van achterliggende recreatieterreinen, met dien verstande dat bestaande gebouwen en overkappingen wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 7 meter;
    • 2. terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van een recreatiewoning: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van een recreatiewoning: 2 meter;
    • 3. kisten ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden: 1,5 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • b. de oppervlakte van een kist ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden mag ten hoogste 4 m² bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Grotere inhoud recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder d om een grotere inhoud voor recreatiewoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 250 m³;
  • b. er dient te worden aangetoond dat de recreatiewoning niet wordt of zal worden gebruikt voor permanente bewoning;
  • c. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de grotere inhoud dient landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn;
  • e. de grotere inhoud dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
19.4.2 Recreatiewoning buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder a om uitbreiding of verplaatsing van recreatiewoningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de recreatiewoning dient ook na uitbreiding of verplaatsing gedeeltelijk binnen het bouwvlak te zijn gesitueerd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de recreatiewoning buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die op grond van lid 19.2.1 onder c binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • c. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de uitbreiding of verplaatsing buiten het bouwvlak dient landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn;
  • e. de uitbreiding of verplaatsing buiten het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden of opstallen (zoals recreatiewoningen) voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 20 Recreatie - Zeilschool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Zeilschool' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zeilschool;

alsmede voor:

  • b. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ten dienste van en ondergeschikt aan de functie als genoemd onder a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • c. het wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per aanduiding niet meer mag bedragen dan één;

met daarbij behorende:

  • d. erven en tuinen;
  • e. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • f. toegangswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bedrijfsgebouwen en -overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en -overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en -overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsoverkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning mag zowel vrijstaand als aan een bedrijfsgebouw verbonden, c.q. in de bouwmassa van een bedrijfsgebouw opgenomen, worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.

20.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • c. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • d. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. palen en masten: 7 meter;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 4. kisten ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden: 1,5 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
  • b. de oppervlakte van een kist ten behoeve van opslag voor recreatieve doeleinden mag ten hoogste 4 m² bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Erkers en entreeportalen bij bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.3 onder b en c sub 2 om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij bedrijfswoningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de bedrijfswoning en in aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 onder b om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 20.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;

alsmede voor:

  • b. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • c. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
  • d. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • e. een zend- en ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met dien verstande dat:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', uitsluitend een ijsbaan is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - tennishal', uitsluitend tennissport is toegestaan;
  • h. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;

met daarbij behorende:

  • i. toegangswegen en -paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen in de vorm van tribunes ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen in de vorm van tribunes niet meer mag bedragen dan 10 meter.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. lichtmasten: 18 meter
    • 2. palen en overige masten: 7 meter;
    • 3. tribunes, anders dan bedoeld in lid 21.2.1: 10 meter
    • 4. ballenvangers: 8 meter;
    • 5. speelvoorzieningen: 5 meter;
    • 6. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen;
  • 4. open opslag van goederen en materialen.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor lawaaisporten;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca, uitgezonderd:
    • 1. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b';
    • 2. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
    • 3. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid 21.1 genoemde sportfuncties.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Ander type horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 onder c en d om horeca toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane horeca-categorie als bedoeld in lid 21.1 en de horeca-activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Artikel 22 Tuin - Onbebouwd

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. behoud, herstel en versterking van landschapswaarden;

alsmede voor:

  • d. een tuinkas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • e. hobbymatige agrarische activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig';

met daarbij behorende:

  • f. toegangswegen en -paden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. bestaande gebouwen en overkappingen zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kas' een tuinkas is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 250 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter.
22.2.2 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erf- of terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 meter, met dien verstande dat bestaande andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde eveneens zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Erf

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

22.3.2 Voorwaardelijke verplichting Achterbos 18
  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting achterbos 18' overeenkomstig lid 22.1 is uitsluitend toegestaan als deze gronden worden ingericht en in stand gehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan dat in bijlage 7 van de regels is opgenomen, of volgens een inrichtingsschets die vanuit een oogpunt van landschaps- en ervenontwerp een zelfde niveau van ruimtelijke kwaliteit garandeert;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting achterbos 18' is het verboden om:
    • 1. bouwwerken op te richten;
    • 2. te parkeren op meer dan 8,0 meter van de voorgevel van de woning Achterbos 18.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

alsmede voor:

  • d. bijzondere centrumdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - bijzondere centrumdoeleinden';
  • e. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox';
  • f. een zend- en ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • g. een ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen, bermen, oevers en taluds;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. duikers, bruggen en faunapassages;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • o. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
  • p. straatmeubilair, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstobjecten.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', garageboxen zijn toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd met garageboxen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage is toegestaan.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. palen en masten: 15 meter;
    • 2. geluidwerende voorzieningen: 6 meter;
    • 3. bruggen, speelvoorzieningen en kunstobjecten: 5 meter;
    • 4. terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. de breedte van bruggen mag ten hoogste 10 meter bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

23.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van garageboxen als bedoeld in lid 23.1 onder e anders dan ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen en huishoudelijke berging;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterhuishouding, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. scheepvaartverkeer en watersport;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • e. oevers en taluds;
  • f. bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer en perceelsontsluitingen;
  • g. sluizen en andere waterstaatkundige kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen, overkappingen en botenhuizen

Op deze gronden mogen geen gebouwen, overkappingen en botenhuizen worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande botenhuizen wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.

24.2.2 Bouwwerken geen gebouwen, geen overkappingen en geen botenhuizen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, geen overkappingen en geen botenhuizen zijnde, bedraagt maximaal 1,5 meter, met dien verstande dat:

  • a. bruggen, steigers, vlonders, openbare aanlegplaatsen en andere afmeervoorzieningen niet zijn toegestaan, uitgezonderd:
    • 1. bestaande bruggen, steigers, vlonders, openbare aanlegplaatsen en andere afmeervoorzieningen, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
    • 2. steigers overeenkomstig het bepaalde in artikel 36.5 en steigers en openbare aanlegplaatsen volgens afwijking in respectievelijk artikel 39.3 en 39.4.
  • b. bestaande beweegbare bruggen niet gewijzigd mogen worden in niet beweegbare bruggen zodat de doorvaarbaarheid niet in hoogte beperkt wordt.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de doorvaart;

nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken. Alvorens nadere eisen worden gesteld, dient er vooraf advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.

24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Nieuwe bruggen of aanpassen bestaande bruggen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 onder a om nieuwe bruggen toe te staan of bestaande bruggen aan te passen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van de brug bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • b. de breedte van de brug bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • c. de brug mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • d. het waterschap dient advies te hebben uitgebracht.
24.4.2 Wijzigen beweegbare bruggen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 onder b om het wijzigen van beweegbare bruggen in niet beweegbare bruggen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de betreffende watergang heeft geen vaarfunctie of de doorvaart mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. wijziging mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang;
  • c. het waterschap dient advies te hebben uitgebracht.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Strijdig gebruik

Het gebruik van gronden als ligplaats voor recreatie-arken, woonschepen of drijvende woningen is niet toegestaan.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woongebouw, woonschip of een stacaravan/chalet;

alsmede voor:

  • b. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. een kantoor op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 2';
  • d. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • e. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • f. detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. een installatiebedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf;
  • h. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur', met dien verstande dat het aantal kamers niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • i. kinderopvang op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • j. een huisartsenpraktijk op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - huisarts;
  • k. een praktijkruimte voor (sociaal-)medische voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • l. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met dien verstande dat:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen zijn toegestaan;

met daarbij behorende:

  • n. erven en tuinen;
  • o. toegangswegen en -paden;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is op de begane grond geen bebouwing toegestaan.
25.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.
25.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen als bedoeld onder c t/m f, wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • c. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen op deze gronden, ten hoogste 50% mag bedragen;
  • d. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen, voor zover het bepaalde percentage onder c dit toelaat, ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • e. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b 200 m² of meer, maar minder dan 250 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen;
  • f. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder b 250 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 250 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • g. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • h. bijgebouwen en overkappingen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • i. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • j. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • k. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • l. op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l mogen bijgebouwen en overkappingen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
25.2.4 Botenhuizen

In aanvulling op het bepaalde in lid 25.2.3, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - botenhuis' tevens botenhuizen worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. per bouwperceel maximaal één botenhuis is toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een botenhuis niet meer mag bedragen dan 60 m²;
  • c. de goothoogte van een botenhuis niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van een botenhuis niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de afstand van een botenhuis tot het water niet meer mag bedragen dan 1 meter.
25.2.5 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de functies als genoemd in lid 25.1 onder b t/m k

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de functies als genoemd in lid 25.1 onder b t/m k gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur', 'kinderdagverblijf', 'specifieke vorm van maatschappelijk - huisarts' en 'praktijkruimte' dient voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van deze functies gebruik te worden gemaakt van de bouwmogelijkheden die zijn opgenomen in lid 25.2.2 en 25.2.3 en worden geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1', 'specifieke vorm van kantoor - 2', 'detailhandel' en 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' geldt voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van deze functies dat:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte van de bestaande gebouwen en overkappingen ten behoeve van deze functies met ten hoogste 15% mag worden vergroot tot een maximum van 300 m², met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60% van de oppervlakte van zij- en achtertuin;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aanwezig is, de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte (ook bij uitbreiding);
    • 3. de bouwhoogte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 meter.
25.2.6 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' mogen garageboxen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

25.2.7 Dakterrassen en balkons

Voor het bouwen van dakterrassen en balkons gelden de volgende regels:

  • a. dakterrassen en balkons zijn uitsluitend toegestaan bij vrijstaande woningen;
  • b. de afstand van een dakterras of balkon tot de perceelsgrenzen dient minimaal 2 meter te bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn bestaande dakterassen en balkons bij niet vrijstaande woningen toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt.
25.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan;
    • 3. afscheidingen op dakterrassen: 1 meter, gemeten vanaf het terras;
    • 4. afscheidingen tussen dakterrassen: 2 meter, gemeten vanaf het terras;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 3 meter.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder b om dakopbouwen toe te staan op twee-aaneengebouwde woningen of aaneengebouwde woningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op het hoofdgebouw;
  • b. bij een dakopbouw op een schuin dak:
    • 1. mag de dakhelling van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 40°;
    • 2. dient de dakhelling van de dakopbouw gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    • 3. mag het verschil tussen de nieuwe goothoogte en de maximaal toegestane goothoogte niet meer bedragen dan 2,10 meter;
    • 4. mag de afstand van de bestaande goothoogte tot de onderzijde van de dakopbouw niet minder bedragen dan 1,50 meter;
  • c. bij een dakopbouw op een plat dak:
    • 1. mag het verschil tussen de nieuwe bouwhoogte en de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de dakopbouw moet passen in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad.
25.4.2 Hogere bouwhoogte aangebouwde bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder j om een hogere bouwhoogte voor aangebouwde bijgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte van een aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw bij een hoofdgebouw waarvan de nok evenwijdig aan de straat loopt, niet hoger zijn dan het doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw;
  • c. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.

25.4.3 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder c t/m f om een grotere oppervlaktemaat aan bijgebouwen toe te staan bij sloop van bestaande bijgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste de toegestane oppervlakte als bedoeld in lid 25.2.3 onder c t/m f, vermeerderd met:
    • 1. bij 25.2.3 onder c: 50% van het meerdere van de oppervlaktemaat als bedoeld in 25.2.3 aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 2. bij 25.2.3 onder d: 50% van het meerdere van 50 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 3. bij 25.2.3 onder e: 50% van het meerdere van 75 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. bij 25.2.3 onder f: 50% van het meerdere van 90 m² aan bijgebouwen dat wordt gesloopt.

25.4.4 Erkers en entreeportalen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder g en j om een erker of entreeportaal aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
  • b. de diepte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 1,5 meter, gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de breedte van een erker of entreeportaal mag niet meer bedragen dan 3/5e van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de afstand van een erker of entreeportaal tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de parkeerruimte op eigen terrein.

25.4.5 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a t/m c om het splitsen van een woning in twee of meer woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. na splitsing sprake is van twee of meer zelfstandige woningen, die elk een gebruiksoppervlakte hebben van minimaal 30 m²;
  • b. na splitsing elke woning beschikt over een bergruimte van minimaal 5 m²;
  • c. na splitsing elke woning beschikt over een buitenruimte van minimaal 4 m²;
  • d. de splitsing dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 42.4.

een en ander met dien verstande dat indien als gevolg van de splitsing een woongebouw ontstaat tevens kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.1 onder a.

25.5 Specifieke gebruiksregels
25.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
25.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van garageboxen als bedoeld in lid 25.1 onder m anders dan ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen en huishoudelijke berging.
25.5.3 Voorwaardelijke verplichting Achterbos 18

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting achterbos 18' overeenkomstig lid 25.1 is uitsluitend toegestaan als de gronden binnen de bestemming 'Tuin - Onbebouwd' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting achterbos 18' worden ingericht en in stand gehouden overeenkomstig het erfinrichtingsplan dat in bijlage 7 van de regels is opgenomen, of volgens een inrichtingsschets die vanuit een oogpunt van landschaps- en ervenontwerp een zelfde niveau van ruimtelijke kwaliteit garandeert.

25.5.4 Voorwaardelijke verplichting Demmerik 31

Het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting demmerik 31' overeenkomstig lid 25.1 onder n is uitsluitend toegestaan als deze gronden worden ingericht en in stand gehouden overeenkomstig de inrichtingsschets die in bijlage 8 van de regels is opgenomen, of volgens een inrichtingsschets die vanuit een oogpunt van landschaps- en ervenontwerp een zelfde niveau van ruimtelijke kwaliteit garandeert.

25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.6.1 Ander type bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 onder d of e om een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 of daarin is genoemd in een hogere categorie, voor zover de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 25.1 en de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Verandering situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de situering van een bouwvlak wijzigen om herbouw van een hoofdgebouw op een andere locatie binnen het bouwperceel toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging kan alleen worden toegepast voor vrijstaande woningen;
  • b. de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt;
  • c. de afstand van het bouwvlak tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de afstand van de voorgevels van de direct aangrenzende hoofdgebouwen tot de voorste perceelsgrens;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • e. belangen van derden (inval van licht, uitzicht en privacy) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de gewijzigde situering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 26 Wonen - Drijvende woningen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Drijvende woningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, uitsluitend in een drijvende woning;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 drijvende woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal drijvende woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
26.2.2 Drijvende woningen

Voor het bouwen van drijvende woningen gelden de volgende regels:

  • a. drijvende woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de onderlinge afstand tussen drijvende woningen bedraagt tenminste 5 meter;
  • c. de lengte en breedte van een drijvende woning bedragen niet meer dan respectievelijk 20 en 6 meter;
  • d. de goothoogte van een drijvende woning, gemeten vanaf de waterlijn, bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van een drijvende woning, gemeten vanaf de waterlijn, bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • f. de diepgang van een drijvende woning bedraagt niet meer dan 1,5 meter, tenzij het vaarwegprofiel een grotere diepgang toestaat;
  • g. bij drijvende woningen zijn loopranden toegestaan rondom de drijvende woning, met een breedte van ten hoogste 80 cm.
26.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op de bij de drijvende woning behorende gronden op de oever worden gebouwd;
  • c. per drijvende woning bedraagt de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 33 m²;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
26.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van de drijvende woning: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van de drijvende woning: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van de drijvende woning: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van de drijvende woning: 3 meter.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. de doorvaart;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Onderlinge afstand drijvende woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 onder b om een kleinere onderlinge afstand tussen drijvende woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de afstand tussen twee drijvende woningen mag niet kleiner worden dan 3 meter;
  • b. de kleinere onderlinge afstand mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • c. er wordt vooraf advies ingewonnen bij het waterschap met betrekking tot het bepaalde onder b;
  • d. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de brandweer over de brandveiligheid.
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij drijvende woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 27 Wonen - Standplaats

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Standplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, uitsluitend in een stacaravan/chalet;

met daarbij behorende:

  • b. erven en tuinen;
  • c. toegangswegen en -paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende algemene regel:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 stacaravan of chalet toegestaan.
27.2.2 Stacaravans en chalets

Voor het bouwen van stacaravans en chalets gelden de volgende regels:

  • a. stacaravans/chalets mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan of chalet bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan of chalet bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • d. de onderlinge afstand tussen stacaravans/chalets bedraagt tenminste 5 meter.
27.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per stacaravan of chalet is 1 bijgebouw toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt per chalet/stacaravan ten hoogste 15 m²;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bedraagt per chalet/stacaravan ten hoogste 30 m²;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.

27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter, met dien verstande dat per stacaravan/chalet maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van de stacaravan/chalet: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van de stacaravan/chalet: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van de stacaravan/chalet: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van de stacaravan/chalet: 3 meter.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 28 Wonen - Woongebouw

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, uitsluitend in een woongebouw;

alsmede voor:

  • b. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • c. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daarbij behorende:

  • d. erven en tuinen;
  • e. toegangswegen en -paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bouwvlak mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is op de begane grond geen bebouwing toegestaan.

28.2.2 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woongebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van woongebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.

28.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per woongebouw bedraagt de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen maximaal 50 m²;
  • c. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten, met dien verstande dat bestaande bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn wel zijn toegestaan, waarbij de bestaande omvang als maximum geldt;
  • d. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen;
  • e. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 meter;
    • 2. vlaggenmasten: 7 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn van het woongebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het woongebouw: 2 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • voor de voorgevelrooilijn van het woongebouw: 1 meter;
      • achter de voorgevelrooilijn van het woongebouw: 3 meter.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
  • 2. de situering van in- en uitritten;
  • 3. de situering van parkeervoorzieningen.
28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. in en bij woningen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 29 Leiding

29.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de volgende leidingen, onderverdeeld in:
    • 1. ter plaatse van Leiding - Brandstof: een brandstofleiding;
    • 2. ter plaatse van Leiding - Gas: een gasleiding;
    • 3. ter plaatse van Leiding - Riool: een rioolleiding;
  • b. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere bestemmingen, heeft de bestemming 'Leiding' voorrang.
29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 29.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, doordat:
    • 1. de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
    • 2. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
    • 3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.

29.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

29.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en daarover vooraf schriftelijk advies ingewonnen is bij de leidingbeheerder.

Artikel 30 Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

De (verwachtings)waarden zijn van uiteenlopende aard en om die reden onderverdeeld in:

  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 2a
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 2b
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 3
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 4
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 6
  • Waarde - Archeologisch waardevol gebied waterbodem categorie 1
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied waterbodem categorie 2
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied waterbodem categorie 3
30.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. aanvragers naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende kunnen aantonen dat er al werkzaamheden tot de betreffende diepte van het bouwplan hebben plaatsgevonden. In dat geval is er geen archeologisch onderzoek meer nodig.

  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende situaties:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden en waarbij de graafwerkzaamheden of niet dieper reiken, of niet over een grotere oppervlakte plaatsvinden, of geen grotere lengte hebben, dan hieronder voor de betreffende zone is aangegeven:
zone   dieptemaat   oppervlaktemaat   lengtemaat  
Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem:  
categorie 2a   30 cm   50 m²   n.v.t.  
categorie 2b   30 cm   100 m²   n.v.t.  
categorie 3   30 cm   500 m²   n.v.t.  
categorie 4   30 cm   2.000 m²   n.v.t.  
categorie 5   30 cm   2.000 m²   n.v.t.  
categorie 6   30 cm   10.000 m²   n.v.t.  
Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied waterbodem:  
categorie 1   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   n.v.t.  
categorie 2   dieper dan de leggerdiepte   4.000 m²   aaneengesloten lengte van 200 meter  
categorie 3   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   aaneengesloten lengte van 1.000 meter  
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

30.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen;
  • b. of niet dieper reiken, of niet over een grotere oppervlakte plaatsvinden, of geen grotere lengte hebben, dan hieronder voor de betreffende zone is aangegeven:
    zone   dieptemaat   oppervlaktemaat   lengtemaat  
    Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem:  
    categorie 2a   30 cm   50 m²   n.v.t.  
    categorie 2b   30 cm   100 m²   n.v.t.  
    categorie 3   30 cm   500 m²   n.v.t.  
    categorie 4   30 cm   2.000 m²   n.v.t.  
    categorie 5   30 cm   2.000 m²   n.v.t.  
    categorie 6   30 cm   10.000 m²   n.v.t.  
    Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied waterbodem:  
    categorie 1   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   n.v.t.  
    categorie 2   dieper dan de leggerdiepte   4.000 m²   aaneengesloten lengte van 200 meter  
    categorie 3   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   aaneengesloten lengte van 1.000 meter  
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. onderhoudsbaggerwerkzaamheden betreffen die aantoonbaar niet dieper reiken dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes.

30.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. de aanvrager naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate aan kan tonen dat in het verleden reeds werken of werkzaamheden hebben plaatsgevonden tot een bepaalde diepte waardoor de archeologische verwachtingswaarde niet langer reëel is om nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid

30.4.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 31 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Abcoude

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Abcoude' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude, zoals omschreven in de toelichting van de aanwijzing zoals opgenomen in bijlage 3.

31.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – gelden de volgende regels:

31.2.1 Algemeen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude zoals genoemd in lid 31.1 niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

31.2.2 Hellingshoeken van daken
  • a. Hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 70° bedraagt;
  • b. Indien bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap, dient de hellingshoek van deze kap ten minste 30° en ten hoogste 70° te bedragen.

31.2.3 Materiaalgebruik van zichtbare gevels en geveldelen

Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m², die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.

31.2.4 Materiaalgebruik van daken

De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m², moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.

31.2.5 Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de collectoren of panelen niet zichtbaar mogen zijn vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de collectoren of panelen geplaatst worden op een dak;
  • c. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
    • 1. aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
    • 2. in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
    • 3. dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
  • d. op een plat dak de afstand van de collectoren of panelen tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collectoren of de panelen;
  • e. de collectoren of de panelen één geheel vormen met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

31.2.6 Cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen

Het is niet toegestaan om te bouwen in of op:

  • a. bestaande watergangen;
  • b. bestaande wegtracés;
  • c. cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen als bedoeld in bijlage 4.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, de vormgeving, de nokrichting, de kap- en dakvorm, de dakhelling, de gevelindeling en materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.

31.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 31.2.3 teneinde ander materiaalgebruik van gevels of geveldelen die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied toe te kunnen staan;
  • b. lid 31.2.4 teneinde ander materiaalgebruik van schuine daken toe te kunnen staan;
  • c. lid 31.2.6, onder a t/m c, indien de bestaande watergangen en bestaande wegtracés, cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen hierdoor niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.

mits:

  • 1. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude, zoals genoemd in lid 31.1, niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Abcoude' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bestraten of herstraten van het openbaar gebied, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;
  • b. het veranderen van bestaande wegtracés;
  • c. het veranderen van cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen als bedoeld in bijlage 4;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch', met uitzondering van oppervlakteverhardingen tot een oppervlak van 100 m² per agrarisch perceel, waaronder in ieder geval kavelpaden worden begrepen;
  • e. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch', voor zover deze gronden op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • f. het bestraten en verharden ter plaatse van de bestemming 'Groen' en van de gronden met de bestemming 'Tuin - Onbebouwd' voor zover de bestrating of verharding per perceel een groter oppervlak dan 10% van deze gronden of meer dan 15 m² beslaat;
  • g. het geheel of gedeeltelijk aanbrengen van waterlopen of het vergraven, dempen of verruimen van reeds bestaande waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen of meerpalen;
  • h. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van gronden;
  • i. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • j. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • k. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten.

31.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 31.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • c. normale onderhoudswerkzaamheden betreffen die noodzakelijk zijn in verband met het beheer, waaronder begrepen:
    • 1. het normaal onderhoud en beheer overeenkomstig het toegestane gebruik;
    • 2. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
    • 3. het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
  • d. naar oordeel van het bevoegd gezag strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude zoals genoemd in lid 31.1; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door de Monumentencommissie.

31.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 31.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude, zoals genoemd in lid 31.1, mede gelet op de te hanteren materialen, niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

Artikel 32 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Baambrugge

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Baambrugge' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge, zoals omschreven in de toelichting van de aanwijzing zoals opgenomen in bijlage 5.

32.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – gelden de volgende regels:

32.2.1 Algemeen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge zoals genoemd in lid 32.1 niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

32.2.2 Hellingshoeken van daken
  • a. Hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 70° bedraagt;
  • b. Indien bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap, dient de hellingshoek van deze kap ten minste 30° en ten hoogste 70° te bedragen.

32.2.3 Materiaalgebruik van zichtbare gevels en geveldelen

Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m², die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.

32.2.4 Materiaalgebruik van daken

De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m², moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.

32.2.5 Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de collectoren of panelen niet zichtbaar mogen zijn vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de collectoren of panelen geplaatst worden op een dak;
  • c. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
    • 1. aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
    • 2. in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
    • 3. dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
  • d. op een plat dak de afstand van de collectoren of panelen tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collectoren of de panelen;
  • e. de collectoren of de panelen één geheel vormen met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

32.2.6 Cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen

Het is niet toegestaan om te bouwen in of op:

  • a. bestaande watergangen;
  • b. bestaande wegtracés;
  • c. cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen als bedoeld in bijlage 6.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen, de vormgeving, de nokrichting, de kap- en dakvorm, de dakhelling, de gevelindeling en materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 32.2.3 teneinde ander materiaalgebruik van gevels of geveldelen die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied toe te kunnen staan;
  • b. lid 32.2.4 teneinde ander materiaalgebruik van schuine daken toe te kunnen staan;
  • c. lid 32.2.6, onder a t/m c, indien de bestaande watergangen en bestaande wegtracés, cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen hierdoor niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.

mits:

  • 1. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge, zoals genoemd in lid 32.1, niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Baambrugge' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bestraten of herstraten van het openbaar gebied, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen of waterpompen daaronder begrepen;
  • b. het veranderen van bestaande wegtracés;
  • c. het veranderen van cultuurhistorische structuren en landschappelijke elementen als bedoeld in bijlage 6;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch', met uitzondering van oppervlakteverhardingen tot een oppervlak van 100 m² per agrarisch perceel, waaronder in ieder geval kavelpaden worden begrepen;
  • e. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch', voor zover deze gronden op het moment van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • f. het bestraten en verharden ter plaatse van de bestemming 'Groen' en van de gronden met de bestemming 'Tuin - Onbebouwd' voor zover de bestrating of verharding per perceel een groter oppervlak dan 10% van deze gronden of meer dan 15 m² beslaat;
  • g. het geheel of gedeeltelijk aanbrengen van waterlopen of het vergraven, dempen of verruimen van reeds bestaande waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen of meerpalen;
  • h. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van gronden;
  • i. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • j. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • k. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten.

32.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • c. normale onderhoudswerkzaamheden betreffen die noodzakelijk zijn in verband met het beheer, waaronder begrepen:
    • 1. het normaal onderhoud en beheer overeenkomstig het toegestane gebruik;
    • 2. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
    • 3. het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
  • d. naar oordeel van het bevoegd gezag strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge zoals genoemd in lid 32.1; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door de Monumentencommissie.

32.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 32.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Baambrugge, zoals genoemd in lid 32.1, mede gelet op de te hanteren materialen, niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

33.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mag ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming niet worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, mits er niet op of in bestaande watergangen wordt gebouwd.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 onder b om het bouwen op of in bestaande watergangen toe te staan, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. de bestaande strokenverkaveling hierdoor niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij een cultuurhistorisch deskundige met betrekking tot het bepaalde onder b.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
33.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 33.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
33.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin de cultuurhistorische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:

  • a. op het betrokken terrein geen cultuurhistorische waarden aanwezig (meer) zijn;
  • b. de cultuurhistorische waarden niet worden geschaad;
  • c. mogelijke schade aan cultuurhistorische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, voorschriften te verbinden.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

33.5.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. op basis van nader cultuurhistorisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader cultuurhistorisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming van cultuurhistorische waarden voorziet.
33.5.2 Wijzigen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de regels van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wijzigen, indien op basis van nader cultuurhistorisch onderzoek is gebleken dat het noodzakelijk is om aanwezige cultuurhistorische waarden nader te beschermen.

Artikel 34 Waterstaat - Waterkering

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 34.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; hiervoor dient advies te worden ingewonnen bij het Waterschap.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 35 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene bouwregels

36.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen en balkons, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt.
36.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in:
  • d. op een bouwwerk als bedoeld in lid a, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
36.3 Ondergrondse ruimten

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar in de volgende gevallen:
    • 1. onder gebouwen, een en ander met dien verstande dat de bouw van ondergrondse ruimten niet toelaatbaar is bij recreatiewoningen;
    • 2. in de vorm van een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • b. het bouwen van de in lid a onder 1 bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw, uitgezonderd toegangen tot ondergrondse parkeervoorzieningen; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse gevel van het gebouw voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
36.4 Beeldbepalende panden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding: 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, raamindeling, alsmede de situering op het perceel, te worden gehandhaafd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten aanzien van uitwendige hoofdvorm, mits vooraf advies is uitgebracht door de monumentencommissie;
  • c. het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' geheel of gedeeltelijk te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan gegeven bestemming.
36.5 Steigers

Met uitzondering van bestaande steigers als bedoeld in artikel 24.2.2, zijn steigers uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. per (bedrijfs)woning is ten hoogste 1 steiger toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de steiger evenwijdig aan de oever is gebouwd;
    • 2. de lengte en breedte ten hoogste respectievelijk 6 meter en 1,2 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste het aansluitend maaiveld bedraagt;
    • 4. ten hoogste 2 meerpalen zijn toegestaan waarvan de doorsnede ten hoogste 20 cm bedraagt, de bouwhoogte ten hoogste 1 meter boven de waterlijn bedraagt en de afstand tot de oever ten hoogste 4,2 meter bedraagt;
    • 5. de afstand tussen de steiger en het midden van de watergang minimaal 3,5 meter bedraagt.
  • b. de voorwaarden als genoemd onder a, zijn tevens van toepassing op steigers:
36.6 Afstemming kabels en leidingen

Voorafgaand aan het bouwen dient te worden onderzocht of het betreffende bouwwerk geen belemmeringen oplevert voor het functioneren en het beheer van kabels en leidingen.

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

37.1 Gebruiksverbod

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

37.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen of andere onderkomens;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag- of bergplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor het storten of lozen van puin, vuil, of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, (raam)prostitutie of escortbedrijf;
  • e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen, drijvende woningen of recreatie-arken, tenzij, voor zover het drijvende woningen of recreatie-arken betreft, de gronden zijn voorzien van respectievelijk de bestemming 'Wonen - Drijvende woningen' of 'Recreatie - Jachthaven' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie-ark';
  • f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning, voor zover de betreffende gronden niet voorzien zijn van een daartoe passende bestemming;
  • g. het gebruiken en/of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs-/dienst)woning voor (zelfstandige) bewoning.
37.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 37.2, onder b en c, is niet van toepassing op het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels

38.1 Monumenten en beeldbepalende panden
  • a. De aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' zijn opgenomen ter signalering van ter plaatse aangewezen rijksmonumenten respectievelijk gemeentelijke monumenten. Ter plaatse van deze aanduidingen zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van het monument;
  • b. De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' is opgenomen ter signalering van ter plaatse aangewezen beeldbepalende panden. Hiervoor geldt verder het bepaalde in artikel 36.4. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van het beeldbepalend pand.
38.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

Artikel 39 Algemene afwijkingsregels

39.1 Maten, bouwgrenzen en nutsvoorzieningen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, indien dit vanuit technisch oogpunt noodzakelijk is;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 55 meter voor antennes ten behoeve van telecommunicatieverkeer;
  • d. het oprichten van bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede voor voorzieningen voor Jongeren Ontmoetings Plekken, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien:

  • 1. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Abcoude' de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude, zoals genoemd in artikel 31.1, niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd;
  • 3. ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Baambrugge' de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht Abcoude, zoals genoemd in artikel 32.1, niet onevenredig worden aangetast en nadat de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.
39.2 Vergroten goothoogte van de (bedrijfs)woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximale goothoogte voor (bedrijfs)woningen om een grotere goothoogte voor hoofdgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • b. belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de goothoogte is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
39.3 Afwijkende maatvoering steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 36.5, onder a, sub 2 voorgeschreven maximale maatvoering van steigers, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de steiger bedraagt ten hoogste 25 m²;
  • b. de noodzaak van de afwijkende maatvoering is aangetoond;
  • c. de maatvoering en situering van de steiger mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • d. er is advies ingewonnen bij het waterschap met betrekking tot het bepaalde onder c;
  • e. de steiger dient 'onderloops' te zijn, wat inhoudt dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
  • f. de bouw van de steiger mag geen onevenredige schade aanbrengen aan ter plaatse aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
  • g. de steiger wordt bij voorkeur gerealiseerd in combinatie met een sobere inrichting van de steiger en een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger;
  • h. het gebruik van de steiger dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de steiger gebruikt tevens de gebruiker is van de woning.
39.4 Openbare aanlegplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 om nieuwe steigers ten behoeve van openbare aanlegplaatsen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. steigers zijn niet toegestaan in rietkragen en groene oeverzones met een breedte van meer dan 2 meter;
  • b. de lengte van de steiger bedraagt ten hoogste 2 meter en de breedte bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van de steiger gemeten vanaf het wateroppervlak (streefpeil) bedraagt ten hoogste 0,75 meter;
  • d. per steiger zijn ten hoogste 2 meerpalen toegestaan met een onderlinge afstand van ten hoogste 4 meter;
  • e. de maatvoering en situering van de steiger mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • f. er is advies ingewonnen bij het waterschap met betrekking tot het bepaalde onder e;
  • g. de steiger dient 'onderloops' te zijn, wat inhoudt dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
  • h. de bouw van de steiger mag geen onevenredige schade aanbrengen aan ter plaatse aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
  • i. de steiger wordt bij voorkeur gerealiseerd in combinatie met een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger.
39.5 Benuttingsregeling
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 van de regels van dit bestemmingsplan (bestemming Wonen'), en toestaan dat de bouwmogelijkheden worden benut van artikel 2 van de voor dit bestemmingsplan geldende beheersverordening 'Woongebied Abcoude' (vastgesteld 27 september 2018) en artikel 9 (bestemming 'Woondoeleinden (W)') van de voorschriften van het bestemmingsplan 'Woongebied Abcoude' zoals opgenomen in de bijlagen bij de beheersverordening, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend binnen 2 jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, en;
    • 2. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend ten behoeve van een bouwperceel met de bestemming 'Woondoeleinden (W)' in het verordeningsgebied van de voormalige beheersverordening 'Woongebied Abcoude', en;
    • 3. de aanvrager het desbetreffende bouwperceel reeds in eigendom had voor het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 van de regels van dit bestemmingsplan (bestemming 'Bedrijf'), en toestaan dat de bouwmogelijkheden voor een bedrijfswoning worden benut van:
      • artikel 5 van het voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplan 'Kom Vinkeveen' (vastgesteld 20 december 2012), of;
      • artikel 3 van het voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' (vastgesteld 27 juni 2013), of;
      • artikel 3 van het voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht 2' (vastgesteld 3 juli 2014);

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • 1. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend binnen 2 jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, en;
    • 2. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend ten behoeve van een bouwperceel met de bestemming 'Bedrijf' in het plangebied van de voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplannen 'Kom Vinkeveen', 'Kom Mijdrecht' of 'Kom Mijdrecht 2', en;
    • 3. de aanvrager het desbetreffende bouwperceel reeds in eigendom had voor het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 7 (bestemming 'Centrum'), 9 (bestemming 'Gemengd') en 25 (bestemming 'Wonen') van de regels van dit bestemmingsplan, en toestaan dat een woning wordt gesplitst of toegevoegd overeenkomstig de mogelijkheden voor woningsplitsing of het toevoegen van een woning in het voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplan of beheersverordening, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend binnen 2 jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
    • 2. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend ten behoeve van een bouwperceel in het plan- of verordeningsgebied van het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening waarin de mogelijkheid voor woningsplitsing was opgenomen;
    • 3. de aanvrager het desbetreffende bouwperceel reeds in eigendom had voor het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

40.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

40.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

40.3 Wijziging Staat van Horeca-activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van horeca-activiteiten in bijlage 2 te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten horecabedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten horecabedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten horecabedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 41 Algemene procedureregels

41.1 Procedure bij nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 42 Overige regels

42.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

42.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016.
  • b. Indien het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging danwel herziening.
  • c. De in lid a. bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.
42.3 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet voorzien zijn op eigen terrein.

42.4 Afwijken parkeren / laden en lossen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 42.2 en / of artikel 42.3:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 44 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan

'Dorpskernen'.