Plan: | 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0717.0194BPBgbH7-OW01 |
Na de vaststelling van de 6e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Veere, brengt de gemeente nog een 7e herziening in ontwerp in procedure vóór de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. De bedoeling daarvan is om een aantal beleidsonderwerpen en enkele aanpassingen van bouwvlakken op te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied en daarmee (vanaf 1 januari 2024) in het tijdelijk deel van het gemeentelijk omgevingsplan, zodat het tijdelijk deel van het omgevingsplan zo actueel mogelijk is.
In de 7e herziening worden de volgende beleidsonderwerpen verwerkt:
Daarnaast worden nog enkele aanpassingen van de verbeelding verwerkt en worden enkele aanpassingen in de regels verwerkt, waar de regeling nu niet helemaal juist is.
Voorgeschiedenis bestemmingsplan
De gemeenteraad van Veere stelde op 30 mei 2013 het bestemmingsplan "Buitengebied Veere" vast (hierna 'basisplan'). Op 24 december 2014 deed de Raad van State uitspraak in het kader van de beroepsprocedure met betrekking tot dit basisplan waardoor het bestemmingsplan "Buitengebied Veere" grotendeels onherroepelijk is.
Inmiddels zijn zes partiële herzieningen van het bestemmingsplan Buitengebied Veere vastgesteld.
Naast deze herzieningen is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' een aantal wijzigingsplannen, een uitwerkingsplan en omgevingsvergunningen voor buitenplans afwijken (met de daarvoor geldende uitgebreide voorbereidingsprocedures) vastgesteld binnen het plangebied.
De basis voor de aanpassingen van het bestemmingsplan Buitengebied Veere in het kader van de 7e herziening, wordt gevormd door de 6e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Veere, zoals dat luidt na de vaststelling van de 6e herziening (inclusief de 1e tot en met de 5e herziening, vastgestelde wijzigingsplannen en uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot eerdere herzieningen).
In deze 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere blijven de uitgangspunten van het oorspronkelijke plan, het bestemmingsplan Buitengebied Veere, inclusief vastgestelde herzieningen, in beginsel overeind, tenzij hierna expliciet anders wordt beschreven. Voorliggend bestemmingsplan leidt tot aanpassingen op bepaalde onderdelen van het bestemmingsplan Buitengebied Veere – vastgesteld door de gemeenteraad van Veere op 30 mei 2013 – en de daarop volgende 1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e herziening van genoemd bestemmingsplan. Hoofdstuk 2 licht de verschillende aanpassingen en overwegingen toe. Deze zijn in de regels en verbeelding verwerkt.
Het plangebied van de 6e herziening bestaat voor de aanpassingen van de regels van het bestemmingsplan uit het totale plangebied, zoals dat geldt na de vaststelling van de 6e herziening. Voor de verbeelding heeft de 7e herziening uitsluitend betrekking op het perceel Schelpweg 3 in Westkapelle en op het aanpassen van de plangrens ter plaatse van het overloopparkeerterrein aan de Mezgerweg in Domburg.
De naam van deze herziening van het bestemmingplan 'Buitengebied Veere' luidt "7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere".
In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt ingegaan op de inhoud van de herziening:
Hoofdstuk 3 gaat in op de juridische planopzet. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan en op de procedure die gevolgd wordt ten behoeve van de inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de aanpassingen van regels en verbeelding per onderwerp inhoudelijk toegelicht:
De beleidsonderwerpen vloeien voort uit de door de gemeenteraad vastgestelde Landbouwvisie of uit afzonderlijk beleid (bijvoorbeeld voor de waterbassins). Voor deze onderwerpen wordt het gemeentelijk beleid beschreven, gevolgd door de veranderingen in de regels om de gewenste ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken. De aanpassingen van de verbeelding worden vervolgens toegelicht, in paragraaf 2.7. In paragraaf 2.8 wordt ingegaan op de aanvullende aanpassingen van de regels.
Landbouwvisie
In de door de gemeenteraad op 23 maart 2023 vastgestelde Landbouwvisie wordt onder andere ingegaan op het onderwerp klimaatadaptatie. Klimaatproblemen in het buitengebied hebben met name betrekking op verdroging en de beschikbaarheid van zoet water voor de landbouw. Tegelijkertijd is de verzilting een probleem. Het vasthouden van kwalitatief goed zoet water in het landelijk gebied is een belangrijk element in het oplossen van deze problemen.
Om te kunnen voorzien in de toenemende zoetwaterbehoefte van de landbouw op de momenten dat dat nodig is, moet voldoende zoet water worden opgeslagen. Die opslag kan plaatsvinden op verschillende manieren. Voorbeelden zijn:
Bronnen van het op te slaan water zijn hemelwater, zoet oppervlaktewater en zoet grondwater. De aanleg van waterbassins is een investering, waarvan de individuele ondernemer moet afwegen of deze opweegt tegen de productiederving bij grote droogte.
Het gemeentebestuur wil mogelijkheden bieden voor het bufferen van zoet water ten behoeve van de landbouw. In dat kader is in opdracht van de gemeeente de Landschappelijke Visie Waterbassins (opgesteld door O+O, oktober 2022) opgesteld. In het verlengde daarvan is het wenselijk om wateropslag in waterbassins mogelijk te maken in het bestemmingsplan Buitengebied Veere. Het geldende bestemmingsplan Buitengebied maakt wateropslagvoorzieningen buiten het bouwvlak niet mogelijk.
Met de voorliggende herziening worden in aanvulling op de geldende bestemmingsregeling de volgende vormen van wateropslag mogelijk gemaakt:
Zie voor een visualisatie van de verschillende vormen van bassins en silo's voor wateropslag figuur 2.1.
Figuur 2.1. visualisatie wateropslagmogelijkheden (Bron: STOWA)
Het gemeentelijk beleid voor waterbassins in het buitengebied is gericht op het creëren van koppelkansen met andere beleidsdoelen. Zo kunnen waterbassins bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit, als deze landschappelijk worden ingepast, of voorzien in bluswater in geval van brand.
Andere mogelijkheden voor wateropslag dan bassins buiten bouwvlakken vragen om een meer integrale en gebiedsgerichte uitwerking die de kaders van de 7e herziening te buiten gaat.
Het gemeentelijk beleid, zoals hierna beschreven is gebaseerd op de Landschappelijke visie waterbassins.
Ruimtelijke inpassing bassins
De ambitie van het gemeentebestuur is om door een goede situering en inpassing in het landschap en door een goede vormgeving van nieuwe bassins een ruimtelijke meerwaarde te creëren voor het landschap. De inpassing van niet natuurlijke vormen en materialen (wallen rond bassins, pompen en buizen) vraagt in het bijzonder aandacht.
Bij bovengrondse bassins is de landschappelijke impact van de wallen om de bassins afhankelijk van de hoogte, de hellingshoek en materialisering (gras of folie) en van de landschappelijke inpassing. in de 'Landschappelijke visie waterbassins' is dat uitgewerkt. Door de bassins zo logisch mogelijk te positioneren langs wegen en op resthoeken kan er een raamwerk ontstaan en dragen ze bij aan aantrekkelijk landschap. Bij de kreekruggen ligt het voor de hand aan te sluiten bij beplantingen zoals de windhagen langs wegen. Een voordeel van de combinatie van bassins met beplanting is dat hierbij opties zoals folie tegen golfslag en verdamping of drijvende panelen op bassins ook niet zichtbaar zijn. Ook kunnen voorzieningen zoals pompgebouwtjes hiermee landschappelijk worden ingepast.
Door in de open poelgronden verdiepte bassins aan te leggen dragen deze bij aan de versterking van het meer open en natte karakter van het landschap. Door de materialisering van de kade met bloemrijk grasland of een verdiepte ligging met flauwe oevers ontstaan ecologische stapstenen.
In de Landschappelijke visie wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën waterbassins:
In de Landschapsvisie is onderscheid gemaakt in situering en inpassing van waterbassins, afhankelijk van de aangegeven locatiecategorieën. Op basis daarvan is in tabel 2.1. het gemeentelijk beleid met betrekking tot de waterbassins samengevat.
Tabel 2.1. Voorwaarden waterbassins buiten het bouwvlak
Voor het creëren van mogelijkheden voor het oprichten van bassins buiten bouwvlakken, wordt aangesloten bij de in het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen gebiedsaanduidingen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in twee categorieën:
Als bassins worden omgeven door wallen, die aan de binnenzijde met folie zijn afgedekt, geldt voor de wallen een maximaal toelaatbare hoogte van 3,5 m. Voor de ruimtelijke uitstraling is ook de helling van de taluds van belang. Daarbij wordt uitgegaan van een helling van maximaal 1:3. De taluds (buitenzijde en bovenzijde moeten groen worden afgedekt met gras of bloemrijk grasland.
Om de impact op het omliggende landschap te verkleinen en bassins goed landschappelijk in te passen in de omgeving, moeten bassins met wallen worden omgeven door een goede landschappelijke inpassing met een breedte van minimaal 5 m, bestaande uit dichte, opgaande en streekeigen opgaande beplanting met ondergroei, aan minimaal twee zijden van het bassin. Het gaat daarbij om de zijden die grenzen aan wegen en vanaf omliggende wegen het meest zichtbaar zijn.
Bassins met wallen en beplanting omgeven zijn toegestaan in de gebieden met de gebiedsaanduiding 'kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon' en met de gebiedsaanduiding 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied'.
In het gehele plangebied zijn gegraven, natuurlijk vormgegeven bassins toegestaan, zonder toepassing van folie. Deze bassins kunnen op basis van het geldende bestemmingsplan binnen het agrarisch gebied worden gerealiseerd met een aanlegvergunning, waarbij wordt getoetst wordt of de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van het gebied niet onevenredig wordt aangetast (afhankelijk van de bestemming).
Wat betreft de maximale oppervlakte van bassins is voor agrarische bouwvlakken - in afwijking van de Landschapvisie geen oppervlaktemaat opgenomen. De oppervlakte wordt begrensd door de oppervlakte van het bouwvlak en de ruimte die op het bouwvlak nodig is voor de agrarische bedrijfsvoering (waaronder het manoeuvreren met tractoren en landbouwmachines). Ook voor natuurlijke bassins is geen maximale oppervlaktemaat opgenomen.
Andere vormen van wateropslag worden niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Buitegebied. Als dat met het oog op de effecten op de fysieke leefomgeving aanvaardbaar is, kan daarvoor een buitenplanse procedure worden doorlopen. Dan is echter een grondig advies van een landschapsdeskundige nodig.
Benodigde toestemmingen
Vergunningverlening Waterschap Scheldestromen
Als water uit sloten of uit de ondergrond wordt opgepompt, moet worden voldaan aan de regels van de waterbeheerder, Waterschap Scheldestromen. Daarvoor moet een melding worden ingediend of een vergunning aangevraagd. Dat geldt ook voor andere werken om water te onttrekken aan sloten of het grondwater, bijvoorbeeld door het peil te verhogen of diepdrainage te realiseren. Ook voor de opslag van water in de bodem kan een toestemming van het waterschap nodig zijn. Door de vragenlijst op www.omgevingsloket.nl te doorlopen, blijkt of een melding of vergunning nodig is. Daarbij is van belang waar de onttrekking plaatsvindt. In figuur 2.2. zijn de relevante gebieden binnen het watersysteem aangegeven.
![]() ![]() ![]() |
Figuur 2.2. Aandachtsgebieden grondwater (bron Waterschap Scheldestromen)
In de in figuur 2.2 aangegeven gebieden met een zoetwatervoorkomen is de zoetwaterbel dikker dan 15 meter. In deze gebieden mag maximaal 80 mm grondwater per jaar worden onttrokken, waarbij de onttrekking maximaal 60 m3 per uur bedraagt, 3.000 m3 per kwartaal en 8.000 m3 per jaar. Daarbij gelden de nodige voorwaarden aan de installatie waarmee het grondwater wordt onttrokken. Dergelijke onttrekkingen dienen uiterlijk één maand voor aanleg van de inrichting, te worden gemeld bij het waterschap.
Als niet aan de genoemde algemene regels wordt voldaan, omdat meer water wordt onttrokken, water wordt onttrokken buiten de zoetwatervoorkomens of gebruik wordt gemaakt van een andere installatie, is een vergunning vereist.
Nieuwe onttrekkingen in kwetsbare gebieden zijn niet toegestaan.
Als ten behoeve van het benutten van water uit sloten stuwen worden geplaatst, dient daarvoor een vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap.
Ontgrondingsvergunning
Als een bassin wordt gegraven, kan daarvoor ook een ontgrondingsvergunning nodig zijn. Dat is het geval als de hoeveelheid grondverzet groter is dan 1.000 m3. Als een ontgrondingsvergunning nodig is, moet ook een mer-beoordeling worden uitgevoerd. De provincie Zeeland is het bevoegd gezag.
Huidige regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Veere
Op agrarische bouwvlakken is op grond van de bouwregels het oprichten van silo's toegestaan tot een bouwhoogte van 10 m (art. 3.2.3 en 4.2.3 onder f). Ook watersilo's passen binnen die regeling.
Het realiseren en gebruiken van waterbassins (niet zijnde een bouwwerk) is rechtstreeks toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, maar niet buiten het agrarisch bouwvlak (art. 3.5.1 en 4.5.1 onder c).
Het realiseren van natuurlijke waterpartijen (geen foliebassin) is mogelijk na het verlenen van een aanlegvergunning (art. 3.8.2 en 4.8.2 onder a.6), onder toetsing van de betreffende landschaps- en/of natuurwaarden (afhankelijk van de bestemming).
Aanpassing regeling in het kader van de 7e herziening
Om de in paragraaf 2.2.1 opgenomen mogelijkheden te vertalen in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Veere, wordt in het kader van de 7e herziening een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden en Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (respectievelijk de artikelen 3 en 4), waarmee het realiseren en gebruiken van waterbassins mogelijk wordt gemaakt conform de in paragraaf 2.2.1 beschreven voorwaarden.
Aanvullend wordt de regeling voor de realisatie van waterbassins binnen agrarische bouwvlakken aangescherpt. Nieuwe waterbassins worden op het agrarisch bouwvlak rechtstreeks mogelijk gemaakt onder de in 2.2.1. aangegeven voorwaarden. Daartoe is artikel 3.5.2. (Niet strijdig gebruik) aangepast en is in artikel 4 een nieuw artikel 4.5.2 opgenomen met dezelfde regels.
Zoals hiervoor aangegeven kan - naast het afwijken van het bestemmingsplan - aanvullend een toestemming nodig zijn van Waterschap Scheldestromen voor ingrepen in de waterhuishouding of invloed op waterkeringen ontgronding of van de provincie Zeeland voor ontgrondingen. Daarnaast dienen mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden te worden getoetst.
Landbouwvisie
In het vigerende bestemmingsplan is mestopslag binnen het bouwvlak toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 5 meter en een inhoud van 2.500 m3. Het gaat daarbij om opslag ten behoeve van individuele bedrijven.
Het realiseren van collectieve regionale mestopslag, waar meerdere agrarische bedrijven hun mest kunnen opslaan is niet mogelijk in het bestemmingsplan Buitengebied Veere. het college acht het realiseren van collectieve mestopslagvoorzieningen in het algemeen niet nodig en gewenst. Het bestemmingsplan wordt op dat punt dan ook niet aangepast.
Uit de praktijk blijkt, dat de in het bestemmingsplan opgenomen maatvoering voor individuele agrarische bedrijven in de praktijk te klein kan zijn. Gelet op de regels voor het uitrijden van mest, in combinatie met het weer, kan het gewenst zijn om op bedrijfsniveau een grotere mestopslagcapaciteit te realiseren. Om die reden acht het gemeentebestuur het gewenst om een afwijkingsregeling op te nemen, op grond waarvan het college in specifieke gevallen medewerking kan verlenen aan het vergroten van de omvang van de mestopslag, als uit een onderbouwing blijkt dat dat op bedrijfsniveau duurzaam noodzakelijk is.
Huidige regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Veere
Op basis van het geldende bestemmingsplan is op het agrarisch bouwvlak (individuele) mestopslag in mestverzamelsilo's (bouwwerken) tot een hoogte van 5 m en een inhoudsmaat van 2.500 m3 toegestaan.
Aanpassing regeling in het kader van de 7e herziening
Om vergroting van de mestopslag op agrarische bedrijven mogelijk te maken, wordt in de artikelen 3 (Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden) en 4 (Agrarisch met waarden - Landschapswaarden) in de leden 3.4 en 4.4 (afwijken van de bouwregels) een afwijkingsregeling opgenomen, waarmee het college kan afwijken van de bouwregels om een grotere inhoudsmaat voor mestopslagruimten toe te laten op agrarische bouwvlakken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter. Een maximale inhoudsmaat is niet opgenomen. Ook wordt een afwijking van de gebruiksregels opgenomen, om mestbassins, geen bouwwerken zijnde, te vergroten.
De volgende voorwaarden worden opgenomen:
Een effect van de actuele klimaatverandering betreft droge en warmere zomers. In de Landbouwvisie is geconstateerd dat het in dat licht wenselijk is schaduwvoorzieningen voor vee en paarden worden gecreëerd. Het gemeentebestuur wil met het oog op de klimaatverandering buiten het bouwvlak ruimte bieden voor tijdelijke schaduwvoorzieningen, gedurende de zomerperiode (van 1 april tot en met 31 oktober). Het kan daarbij gaan om schaduwdoek op een (buizen)frame of een overkapping (geen gebouw zijnde). Buiten de zomerperiode moeten de schaduwvoorzieningen, inclusief ondersteunende voorzieningen, worden verwijderd.
Van belang is dat de schuilgelegenheden bouwvergunningplichtig zijn. Dat betekent dat een tijdelijke bouwvergunning moet worden aangevraagd. Dat kan voor een heel perceel (en ook voor meerdere percelen), zodat binnen dat perceel flexibiliteit bestaat voor de locatie van de schaduwvoorzieningen. Die vergunning kan worden verleend onder de voorwaarde dat de bouwwerken uitsluitend aanwezig mogen zijn in de zomerperiode en buiten die periode volledig verwijderd moeten worden. |
Huidige regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Veere
Het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak is volgens het huidige bestemmingsplan Buitengebied slechts toegestaan tot een hoogte van 2 m.
Aanpassing regeling in het kader van de 7e herziening
Aan de artikelen 3.2.4 en 4.2.4 wordt een nieuw lid d toegevoegd, waarmee tijdelijke schaduwvoorzieningen ten behoeve van paarden en vee buiten het bouwvlak (rechtstreeks) worden toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 4 m. Deze voorzieningen mogen uitsluitend aanwezig zijn in de zomerperiode, van 1 april tot en met 31 oktober en moeten buiten die periode volledig verwijderd zijn, inclusief ondersteunende constructies.
In de Landbouwvisie is geconstateerd dat bietenopslag niet altijd op het agrarisch bouwvlak kan plaats vinden. Opslag bij de betreffende akker kan veel transportbewegingen besparen. Ook de noodzaak van het verwijderen van de modder op wegen tijdens de bietencampagne (verplichting) neemt hierdoor substantieel af. Kortom, tijdelijke opslag van bieten buiten het bouwvlak bespaart de agrariër veel tijd en kosten. Opslag van bieten kan plaatsvinden op platen, die na de opslag verwijderd kunnen worden en het jaar daarop op een andere locatie gebruikt kunnen worden. Het toestaan van dergelijke opslag voor het hele Middengebied blijft daarmee afweegbaar. Wij stellen voor deze aanpassing in de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk te maken.
Huidige regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Veere
Voor de aanleg van verhardingen groter dan 100 m2 is een vergunning voor werken en werkzaamheden nodig.
Aanpassing regeling in het kader van de 7e herziening
Met de 7e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Veere wordt het tijdelijk verharden van gronden buiten het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de opslag van agrarische producten in de oogstperiode mogelijk gemaakt. Daartoe worden de volgende aanpassingen verwerkt:
Op één locatie is het bestemmingsvlak en het bouwvlak ten behoeve van het realiseren van een woning aangepast. Het gaat daarbij om het perceel Schelpweg 3 in Westkapelle. Het aanpassen van bestemmings- en bouwvlak heeft geen ongewenste ruimtelijke effecten.
Naar aanleiding van een inspraakreactie op het voorontwerp van het Bestemmingsplan Kernen Veere Plus wordt het Dr. Joh. G. Mezgerweg, kadastraal Domburg, F, 1160 opgenomen in het bestemmingsplan voor de kernen. Dit is het overloopterrein bedoeld voor Domburg. Vanuit de ruimtelijke samenhang is het logischer dat dit terrein in het bestemmingsplan Kernen Veere Plus wordt opgenomen. Om die reden wordt de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied in de 7e herziening aangepast en wordt het betreffende perceel uit de begrenzing van de 7e herziening gelaten.
In het kader van het verwerken van de aanpassingen van de 7e herziening in de regels, kwam aan het licht dat de regels op een aantal punten omissies bevatten, waarmee het gemeentelijk beleid niet adequaat in de regels is vertaald. In tabel 2.2. worden deze punten benoemd en wordt beschreven welke aanpassingen verwerkt worden.
Tabel 2.2. Omissies in de regeling en aanpassingen
Artikel | Omissie | Aanpassing |
3.2.3. onder f en onder 1 4.2.3. onder f en onder 1 |
In de systematiek van de regels wordt voor de opslag van mest conform de begripsbepalingen onderscheid gemaakt in mestopslagruimten (bouwwerken) en mestbassins (geen bouwwerken). In de aangegeven artikelen wordt in afwijking van deze methodiek gesproken over ' mestverzamelsilo's'. | In de betreffende artikelen wordt 'mestverzamelsilo' vervangen door ' mestopslagruimten'. |
3.2.4. aanhef 4.2.4 aanhef |
In artikel 3.2.4. aanhef worden bouwwerken, geen gebouw zijnde toegelaten buiten het bouwvlak. Deze regeling is strijdig met de artikelen 3.2.1. en 4.2.1. onder d, waar is bepaald dat bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijn toegestaan buiten het bouwvlak. | In de aangegeven artikelen is aangegeven dat de betreffende regels voor bouwwerken buiten het bouwvlak afwijken van artikel 3.2.1. en 4.2.1. |
3.4.11. onder e | In het betreffende artikel is een tekstuele dubbeling opgenomen. | De zinsnede 'omtrent de vraag' na de zinsnede ' wint het bevoegd gezag' komt te vervallen. |
3.5.1. onder d 4.5.1. onder d |
Het gemeentelijk beleid staat binnen de kaders van het bestemmingsplan Buitengebied Veere geen collectieve mestopslag toe, maar dat is niet expliciet geregeld. | In de aangegeven artikelen is expliciet geregeld dat collectieve mestopslag niet is toegestaan. |
3.5.1. 4.5.1 |
De regels bevatten geen regeling voor waterbassins en mestbassins op het agrarisch bouwvlak. | in de betreffende artikelen is een regeling opgenomen voor mestbassins en waterbassins op het agrarisch bouwvlak. |
3.5.2. onder e 4.5.2. onder e |
In de regels is niet bepaald dat voor een mestbassin een maximale inhoudsmaat van 2.500 m3 geldt | In de aangegeven artikelen is bepaald dat voor een mestbassin een maximale inhoudsmaat van 2.500 m3 geldt. |
3.7.10 4.7.10 |
In de artikelen 3.7.10 en 4.7.10 werd gesproken over 'een 'plattelandswoning''. | De betreffende tekst is vervangen door 'de aanduiding 'plattelandswoning''. |
3.8.1. 4.8.1. |
In de aangegeven artikelen was een verbod opgenomen om grondwallen aan te leggen. | In de betreffende artikelen is een uitzondering opgenomen voor de wallen rond waterbassins en mestbassins. |
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Vanaf dat moment zijn de vigerende bestemmingsplannen niet meer het planologische toetsingskader, maar regelt het tijdelijk omgevingsplan hoe om te gaan met aanpassing van de fysieke leefomgeving. De geldende bestemmingsplannen maken vanaf dat moment deel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, naast de Bruidsschat en enkele gemeentelijke verordeningen.
Voorliggende 7e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Veere wordt als ontwerp ter inzage gelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Op basis van het overgangsrecht zoals opgenomen in de Omgevingswet, is het huidige recht, gebaseerd op de Wro en de Wabo, van toepassing op de 7e herziening. Dat betekent dat voor de vaststelling en de beroepsprocedure het huidig wettelijk kader bepalend is. Nadat de 7e herziening onherroepelijk is, maakt deze deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dat is mede reden om deze 7e herziening nog vóór 1 januari 2024 ter inzage te leggen. Daarmee wordt het bestemmingsplan Buitengebied vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet zo actueel mogelijk gemaakt, zodat ook het tijdelijk deel van het omgevingsplan zo actueel mogelijk is.
De regels van het bestemmingsplan vormen na inwerkingtreding het ruimtelijk deel van de regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dat betekent dat de regels - inclusief afwijkingsbevoegdheden - toegepast kunnen worden onder de Omgevingswet.
Daarbij moet één kanttekening worden gemaakt. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de mogelijkheid om wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten op te nemen in het omgevingsplan. Daarmee vervalt ook de mogelijkheid om gebruik te maken van wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Voor de ruimtelijke ontwikkelingen die met wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten mogelijk zijn gemaakt, resteert dan nog de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa) of een wijziging van het omgevingsplan aan te vragen.
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding en toelichting.
De planregels van een bestemmingsplan bestaan uit inleidende regels, bestemmingsplanregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. Alle planregels zijn juridisch bindend voor een ieder. De inleidende regels van bestemmingsplannen bevatten begripsbepalingen en de wijze van meten. De bestemmingsplanregels geven aan welke planregels gelden voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en aanduidingen. Denk aan planregels over het gebruik van gronden, toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken en de toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden. De algemene regels bevatten regels die gelden voor alle bestemmingen uit het bestemmingsplan. De overgangs- en slotregels bevatten onder andere planregels over bestaand gebruik en bestaande bouwwerken in afwijkingen van het (nieuwe) bestemmingsplan.
De verbeelding is een digitale kaart, opgebouwd uit (dubbel)bestemmingen (in kleurvlakken) en aanduidingen. De verbeelding heeft een ondersteunende functie voor toepassing van de planregels en visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt ingegaan op het doel van het bestemmingsplan, het relevante beleid, een beschrijving van het plangebied / de planontwikkeling, de relevante omgevingsaspecten en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Ook bevat de toelichting een uitleg van de planregels. De toelichting is niet bindend en maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan '7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere' is een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', inclusief de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e herziening. In deze 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere zijn de aan te passen onderdelen van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' op de verbeelding en in de planregels weergegeven. Voor het raadplegen van de geldende juridisch-planologische regeling binnen het plangebied, is het noodzakelijk om naast voorliggende 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere ook het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' en de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e herziening te raadplegen.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn alleen de percelen opgenomen waar in het kader van deze 7e herziening een aanpassing plaatsvindt. Ten aanzien van de verbeelding wordt ten behoeve van de raadpleegbaarheid van het (juridisch) bindende planologische regime in de 7e herziening gebruik gemaakt van de volgende methode voor de aanpassing van de verbeelding voor het wijzigen van de begrenzing van een bouwvlak binnen een ongewijzigd bestemmingsvlak: op de betreffende locatie worden de enkelbestemming en alle daarbij behorende aanduidingen opgenomen, exclusief dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen, tenzij een gebiedsaanduiding zaken op perceelsniveau regelt (uitbreidingsrichting bouwvlak). Als begrenzing in de herziening wordt de oude/vervallen begrenzing gehanteerd zowel ter plaatse van de resterende aanduidingen, als ter plaatse van de gronden waar de betreffende aanduidingen zijn vervallen.
Planregels
De basis/onderlegger voor de regels van de 7e herziening wordt gevormd door de regels van het basisplan, inclusief de in het kader van de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e herziening aangebrachte aanpassingen en aanpassingen als gevolg van de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot het basisplan, de 3e en de 5e herziening. Om de bij de 7e herziening behorende regels (waarmee de geldende regels van het bestemmingsplan Buitengebied dus worden veranderd) inzichtelijk raadpleegbaar te maken zijn deze regels gemarkeerd als onderdeel van de actueel geldende (geconsolideerde) regel, zoals die luiden na genoemde herzieningen en uitspraken. Daardoor kunnen de regels in hun context worden gelezen. De niet gemarkeerde delen van de regels maken geen deel uit van de 7e herziening.
De regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan gelden. De niet gemarkeerde regels hebben betrekking op de regels zoals deze gelden vanuit het basisplan , inclusief latere herzieningen en uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige 7e herziening Buitengebied Veere zijn in de planregels - met een doorhaling in geel ('regel') of een toevoeging in geel ('regel') - opgenomen. Alleen de gele gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van deze partiële herziening. De niet gemarkeerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het vigerende plan. Van belang is dat deze regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.
N.B.: in de regels zijn de in de 6e herziening doorgevoerde aanpassingen nog in kleur (magenta) zichtbaar. Deze regels zijn wel vastgesteld, maar nog niet in werking of onherroepelijk. De met magenta gekleurde teksten zijn geen onderdeel van de 7e herziening. Daar kunnen dan ook geen zienswijzen tegen worden ingediend.
De nummering van de artikelen is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Veere (zoals dat luidt tot en met de 5e herziening). Daar waar leden of subleden zijn toegevoegd, is de nummering dienovereenkomstig aangepast. Daar waar leden of subleden zijn verwijderd, zijn de nummering van de regels waar relevant aangepast. De planregels zijn in hoofdstukken geplaatst, conform het geldende bestemmingsplan.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is het concept ontwerp in vooroverleg gestuurd aan de volgende overlegpartners:
Overleg en ter visie legging
Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd, waarop een ieder de gelegenheid heeft gehad een zienswijze in te dienen op het plan. P.M. tervisielegging
Reacties vooroverleg en tervisielegging
Op het plan zijn .. zienswijzen ontvangen en .. vooroverlegreacties ingediend. De samenvatting van deze zienswijzen en overlegreacties en de beantwoording hiervan is opgenomen in een zienswijzen rapport (zie bijlage P.M.). In deze nota is aangegeven of en zo ja, op welke wijze het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de ingediende reacties is gewijzigd.
Ambtshalve aanpassingen
Behalve de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen is een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het zienswijzenrapport (bijlage P.M.).
Vaststelling
De gemeenteraad heeft overeenkomstig het voorstel van het college de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen overgenomen en het bestemmingsplan dienovereenkomstig vastgesteld. Het raadsbesluit is terug te vinden in bijlage P.M.
Het bestemmingsplan 7e herziening bestemmingsplan Buitengebied Veere is grotendeels consoliderend van aard, hieraan kleven geen financiële consequenties. Daar waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen, is een exploitatieovereenkomst afgesloten, om de gemeentelijke kosten te dekken. Deze herziening betreft geen bouwplan(nen) in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan is niet noodzakelijk.