direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 3e herziening Buitengebied Veere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Naar aanleiding van een aantal veranderingen in het buitengebied van de gemeente Veere, in het beleid ten opzichte van de cultuurhistorische panden en zijn er veranderingen noodzakelijk voor de regeling kleinschalig kamperen.

In voorliggend plan 3e herziening Buitengebied Veere komen een aantal onderwerpen aan de orde:

  • geconstateerde verbeterpunten in de regels en bijlagen en omissies op de verbeelding;
  • initiatieven waaraan de gemeente haar medewerking wil verlenen;
  • wijzigingen van bestemming door de afwezigheid van een agrarisch bedrijf;
  • herziening van de regels en op de verbeelding naar aanleiding van de Structuurvisie Cultuurhistorie Veere;
  • herziening van de regeling kleinschalig kamperen.

De gemeenteraad van Veere heeft op 30 mei 2013 het bestemmingsplan “Buitengebied Veere” vastgesteld. Op 24 december 2014 heeft de Raad van State over dit bestemmingsplan uitspraak gedaan waardoor het bestemmingsplan "Buitengebied Veere" grotendeels onherroepelijk is geworden.

In het plan '1e herziening Buitengebied Veere', vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2017, zijn de vernietigde plandelen gerepareerd, andere correcties in het plan doorgevoerd alsmede nog enkele tussentijdse ontwikkelingen meegenomen. In het plan '2e herziening Buitengebied Veere' vastgesteld op 20 april 2017 zijn enkele wijzigingen betreffende het perceel aan de Grijpskerkseweg 2 te Oostkapelle.

Daarnaast zijn sinds de vaststelling van "Buitengebied Veere" een aantal wijzigingsplannen, een uitwerkingsplan en omgevingsvergunningen vastgesteld binnen het plangebied.

1.2 Opzet plan

In deze herziening blijven de uitgangspunten van het oorspronkelijke plan, het moederplan, overeind. Onderhavig plan leidt derhalve ook alleen tot aanpassingen op onderdelen van het bestemmingsplan Buitengebied Veere zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2013 en de daarop volgende 1e en 2e herziening. In hoofdstuk 3 worden de verschillende overwegingen en wijzigingen toegelicht. Deze worden in de regels en verbeelding uitgevoerd.

1.3 Plangebied

Het plangebied betreft diverse locaties, verspreid over het buitengebied van de gemeente Veere waarop deze herziening betrekking heeft. Deze zijn opgenomen op de bij dit plan behorende verbeelding. De aanpassingen in de regels hebben betrekking op het totale plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied.

1.4 Naamgeving plan

De naam van deze herziening van het bestemmingplan 'Buitengebied Veere' wordt "3e herziening Buitengebied Veere"

1.5 Leeswijzer

Na de inleiding in hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de juridische planopzet. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 toegelicht op welke wijzigingen dit plan betrekking heeft. Vervolgens is in hoofdstuk 4 een toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het plan en op de procedure die gevolgd wordt.

Hoofdstuk 2 Juridische planopzet

2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

2.2 Opzet herziening

Voorliggend bestemmingsplan '3e herziening Buitengebied Veere' betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' inclusief de '1e herziening Buitengebied Veere' en de '2e herziening Buitengebied Veere'. Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.

Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende juridisch-planologische situatie binnen het plangebied, is het daarom noodzakelijk om naast deze partiële herziening ook het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', '1e herziening Buitengebied Veere' en '2e herziening Buitengebied Veere' te raadplegen; deze partiële herziening geeft een compleet overzicht van de nieuwe juridisch-planologische situatie.

Verbeelding

Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze herziening een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. De SVBP2012 biedt de mogelijkheid om uitsluitend die zaken in de herziening op te nemen die wijzigen. Uitgangspunt voor de weergave op de verbeelding is dat alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht wordt. Gebleken is dat niet alle wijzigingen op basis van deze systematiek in beeld gebracht kunnen worden. Hierbij gaat het voornamelijk om zaken die van de verbeelding verwijderd dienen te worden. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van een functieaanduiding of het verwijderen van een gedeelte van het bouwvlak (dit is het geval wanneer het bouwvlak verkleind of van vorm veranderd dient te worden).

Om die reden wordt ten aanzien van de verbeelding gebruikgemaakt van 2 systematieken:

  • Voor toevoegingen of veranderingen van aanduidingen of bestemmingen wordt alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht. Aangenomen kan worden dat het overige op het perceel niet wijzigt en derhalve van toepassing blijft.
  • Voor percelen waar een aanduiding of een bouwvlak verwijderd dient te worden, worden alle perceelsgebonden enkelbestemmingen, functie, maatvoerings- en bouwaanduidingen in beeld gebracht behalve het te verwijderen aspect. Voor deze gronden geldt dat de nieuwe situatie/de eindsituatie op perceelsniveau zichtbaar is (dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die niet worden gewijzigd, worden voor het perceel niet zichtbaar gemaakt).

Om een compleet beeld te krijgen van de nieuwe situatie, dient deze herziening derhalve in samenhang met het basisplan en de 1e en 2e herziening geraadpleegd te worden.

Voor de percelen in de herziening, waar een andere enkelbestemming wordt toegekend of een aanduiding wordt gewijzigd, kunnen de regels uit het basisplan en de herziening met betrekking tot deze enkelbestemming of aanduiding ter discussie worden gesteld.

Regels

Voor de regels geldt dat de regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van deze partiële herziening gelden. De niet gemarkeerde regels hebben betrekking op de regels zoals deze gelden vanuit het moederplan. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van de 1e herziening zijn de planregels - met een doorhaling in groen (' regel ') of een toevoeging in groen ('regel') - opgenomen. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van de 2e herziening zijn de planregels - met een doorhaling in blauw (' regel ') of een toevoeging in blauw ('regel') - opgenomen. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige 3e herziening Buitengebied Veere zijn in de planregels - met een doorhaling in magenta ( regel ') of een toevoeging in magenta ('regel') - opgenomen. Alleen de magenta gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van deze partiële herziening. De niet gemarkeerde en groen en blauw gemarkeerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het vigerende plan. Van belang is dat deze regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.

De nummering van de artikelen en lezen van artikelen is door het invoegen van enkele artikelen en leden op verschillende plaatsen aangepast. Om de leesbaarheid van de regels goed te houden is deze vernummering niet apart opgenomen in de herziening, maar geldt de nummering zoals deze in onderhavig plan is opgenomen. Verwijzingen in de artikelen zijn daarom ook aangepast naar deze nummering.

Hoofdstuk 3 Aanpassingen

3.1 Algemeen

Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven worden in de 3e herziening Buitengebied Veere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • geconstateerde verbeterpunten in de regels en bijlagen en omissies op de verbeelding worden in paragraaf 3.2 beschreven;
  • initiatieven waaraan de gemeente haar medewerking wil verlenen worden in paragraaf 3.3 beschreven;
  • wijzigingen van bestemming komen in paragraaf 3.5 aan bod en worden getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden;
  • op de herziening van de regels en op de verbeelding naar aanleiding van de Structuurvisie Cultuurhistorie Veere wordt in paragraaf 3.6 ingegaan;
  • de herziening van de regeling kleinschalig kamperen wordt in paragraaf 3.7 beschreven.

3.2 Correcties

De ambtelijk geconstateerde omissies en verbeterpunten van het bestemmingsplan Buitengebied Veere worden in de hierna volgende tabellen weergegeven.

3.2.1 Regels

De nummering van artikelen in de onderstaande tabel verwijst naar de nummering van onderhavig plan (zoals dat komt te luiden na de herziening 2017). Deze kan aangepast zijn ten opzichte van de nummering van de artikelen in het moederplan 'Buitengebied Veere' naar aanleiding van aanpassingen in deze of eerdere herzieningen.

Tabel 3.1

Locatie     Overweging     Aanpassing    
Begripsbepalingen   Het begrip 'scouting' ontbreekt in de begripsbepalingen   'scouting' wordt toegevoegd in begripsbepaling artikel 1.76  
Artikel 3.1   Bij de bestemmingsomschrijving van Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden ontbreekt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting'. Deze aanduiding is nu van kracht bij een bestaand scouting terrein.   De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' wordt opgenomen in lid v van artikel 3.1  
Artikel 3.4.10   In dit artikel wordt abusievelijk verwezen naar 3.4.1 en 3.4.5 in plaats van naar 3.4.1 en 3.4.6    De verwijzing in artikel 3.4.10 wordt aangepast; verwezen wordt naar artikel 3.4.6  
Artikel 3.4.10   In sub f van dit artikel wordt verwezen naar artikel 3.4.6. Dit moet zijn artikel 3.4.7   De verwijzing in artikel 3.4.10 sub f wordt aangepast; verwezen wordt naar artikel 3.4.7  
Artikel 4.1   Onder lid j is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag kunstmest zaai- en pootgoed': een opslag voor kunstmest zaai- en pootgoed opgenomen. Dit beperkt de ontwikkelingen ongewenst.   In artikel 4.1 wordt lid j aangepast in: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag kunstmest zaai- en pootgoed': opslag voor kunstmest zaai- en pootgoed.  
Artikel 10.2.3   In dit artikel is aangegeven dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - woon- en werkvoorziening gehandicapten -1' gebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte 330 m², dit is niet juist. Dit zou 510 m² moeten zijn.   In artikel 10.2.3 onder f is aangepast dat de maximaal toegestane oppervlakte 510 m² is.  
Artikel 10.2.3   In dit artikel ontbreken abusievelijk de goot- en bouwhoogte van gebouwen.   Aan artikel 10.2.3 wordt een lid o toegevoegd waarin de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen op respectievelijk 6 m. en 10 m. wordt gesteld.  
Artikel 11.1   De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' ontbreekt in de bestemmingsomschrijving Natuur. Dit is een aanduiding voor een bestaand scouting terrein.   De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' wordt opgenomen in lid r van artikel 11.1  
Artikel 11.2.2   In dit artikel is abusievelijk niet aangegeven dat er binnen het bouwvlak gebouwd moet worden. Er mag echter alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden.   Aan artikel 11.2.2 is lid h toegevoegd: er mag alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden.  
NED   In de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden, Agrarisch met waarden – Landschapswaarden en Wonen is er in bestaande bebouwing een afwijking van de regeling mogelijk t.b.v. van NED's. Dit is niet wenselijk in woningen, deze restrictie ontbreekt.   In 3.6.4 Afwijken NED is een lid d opgenomen waarin staat: een NED niet is toegestaan in woningen;
In 4.6.4 Afwijken NED is een lid d opgenomen waarin staat: een NED niet is toegestaan in woningen;
In 21.6.2 Afwijken NED is een lid d opgenomen waarin staat: een NED niet is toegestaan in woningen;  
NED   Regelmatig worden verzoeken ingediend om in damwand loodsen verblijfsrecreatieve functies als NED te vestigen. De gemeente acht dat niet gewenst, vanuit het oogpunt van recreatieve en ruimtelijke kwaliteit.   De NED-regeling (afwijking voor gebruik en voor bouwen) is aangepast in die zin dat verblijfsrecreatieve functies uitsluitend in traditionele gebouwen toelaatbaar zijn (in hoofdzaak steen, hout en dakpannen). Ook uitbreiding van een gebouw of nieuwbouw ten behoeven van een verblijfsrecreatieve functie is alleen toegestaan als dat gebeurt met traditionele materialen.  
Functieaanduiding 'recreatiewoning'   Doordat in de bestemmingsomschrijving van Wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning' niet is opgenomen dat er uitsluitend verblijfsrecreatie mag plaatsvinden in deze woningen, mogen deze ook permanent worden bewoond, dit is niet wenselijk.   Lid c van artikel 21.1 wordt aangepast naar: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning': uitsluitend verblijfsrecreatie in een recreatiewoning.  

3.2.2 Bijlagen bij de regels

Tabel 3.2

Locatie     Overweging     Aanpassing    
Braamweg 15, Koudekerke

Kelderweg 1, Grijpskerke  
Voor in het Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 22 april 1999, als “semi-agrarische bedrijven” aangegeven bedrijven geldt dat het maximale oppervlak aan bebouwing in Bijlage 2 van de regels exclusief eventuele dienstwoning moet zijn. Deze zijn in de bijlage abusievelijk opgenomen inclusief de dienstwoning.   De locaties worden in een aparte tabel opgenomen in Bijlage 2 van de regels met een maximaal oppervlak aan bebouwing exclusief de dienstwoning.  
Hondegemseweg 25, Grijpskerke   Op deze locatie is de werkelijke hoeveelheid oppervlakte aan bestaande bebouwing 2.005 m². Het maximale oppervlak na afwijking is 2.460 m².   In Bijlage 2 van de regels is de maximale oppervlakte bestaande bedrijfsgebouwen (incl. evt. dienstwoning) aangepast naar 2.005 m² en het maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. evt. dienstwoning) inclusief 20% in m² na afwijking naar 2.460 m²  
Valkenisseweg 41A, Biggekerke   Deze locatie met de bestemming Bedrijf ontbreekt in Bijlage 2 van de Regels.   Valkenisseweg 41A wordt met een bestaand oppervlak van 221 m² en een oppervlakte inclusief 20% afwijkingsmogelijkheid van 265 m² opgenomen in de lijst.  
Koningin Emmaweg 20, Vrouwenpolder   Deze locatie heeft de bestemming “Bedrijf” met de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – waterleidingbedrijf”, maar ontbreekt in Bijlage 2 van de regels.   Koningin Emmaweg 20 te Vrouwenpolder wordt met de bijbehorende maximale oppervlakten opgenomen in Bijlage 2 van de regels.  

3.2.3 Verbeelding

Tabel 3.3

Locatie     Overweging     Aanpassing    
Breeweg 1a, Koudekerke   De mestput ligt buiten het bouwvlak. Bestemmingsplanmatig dient een mest opslagruimte binnen het bouwvlak te liggen. Ook de woning ligt deels buiten het bouwvlak. Het is wenselijk om de vorm van het bouwvlak zo te veranderen dat deze binnen het bouwvlak valt.   Het bouwvlak is zodanig aangepast dat de mest opslagruimte en de woning binnen het bouwvlak valt.  
Duinweg 139, Zoutelande   In de bestemming Wonen ligt het bouwvlak op deze locatie ten onrechte op het oude recreatiegebouw en niet op de woning. Het recreatiegebouw zal gesloopt worden en mogelijkheid voor een tweede woning is niet wenselijk.   Het bouwvlak is op de verbeelding verplaatst naar de locatie van de bestaande woning op het perceel.  
Kaasboerweg 3, Meliskerke   Op deze locatie is een bedrijfswoning aanwezig, deze is voor de agrarische activiteiten toegestaan. Op de plankaart heeft een groot deel van het bouwvlak een 'Functieaanduiding bedrijfswoning uitgesloten' en is dus in strijdt met de toegestane bedrijfswoning. De functieaanduiding is hier onterecht.   De functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt op deze locatie verwijderd.  
Mariekerkseweg 6, Meliskerke   De locatie heeft de bestemming Wonen. Op de digitale plankaart ontbreekt ten onrechte het bouwvlak.   Het bouwvlak met de afmetingen van de bestemming Wonen wordt op de locatie toegevoegd aan de plankaart.  
Molenweg 23-39 Oostkapelle   Op deze locatie staan 7 woningen, op de plankaart staat een maatvoeringsaanduiding met een maximaal aantal wooneenheden: 8 gegeven. Dit mogen maximaal 7 wooneenheden zijn.   Maatvoeringsaanduiding op deze locatie wordt aangepast naar Maximaal aantal wooneenheden: 7
 
Schellagseweg 4, Gapinge   In het bestemmingsplan Buitengebied Veere uit 2013 is de bestemming van het kavel veranderd in Bedrijf. Dit was voorheen de bestemming Aln6/Bak8. De agrarische bestemming is ten onrechte vervallen, want er is nog steeds sprake van een agrarisch bedrijf.   Aan de bestemming Bedrijf wordt een functieaanduiding 'agrarisch' toegekend. Hieraan zijn regels verbonden die een agrarisch akkerbouw bedrijf op deze locatie toestaan.  
Aan de Roosjesweg 12, Domburg   De sportvelden op deze locatie hebben de bestemming Recreatie, dit hoort Sport te zijn. Tevens ontbreken de maatvoeringsaanduidingen van het maximaal bebouwingspercentage van 3% en maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 m. en 8,5 m.   Bestemming is op deze locatie gewijzigd naar Sport. Maatvoeringsaanduiding maximaal bebouwingspercentage 3% is toegevoegd
Maatvoeringsaanduiding maximale goothoogte: 4,5 m en Maatvoeringsaanduiding maximale bouwhoogte: 8,5 m worden toegevoegd.  
Domineeshofweg 2 Westkapelle   De sportvelden op deze locatie hebben de bestemming Recreatie, dit hoort Sport te zijn.   Bestemming is op deze locatie gewijzigd naar Sport.  
Vroonweg, Sectie G, nr 1258, Biggekerke
 
Deze locatie heeft de aanduiding 'grasland met bijzondere vegetatie'. Op deze locatie is echter geen grasland met bijzondere vegetatie aanwezig.   De aanduiding 'grasland met bijzondere vegetatie' is verwijderd op deze locatie.  
Lepelstraat 4 Vrouwenpolder   De specifieke bouwaanduiding “zonder uitbreiding” ontbreekt op de verbeelding.   De specifieke bouwaanduiding “zonder uitbreiding” is voor deze locatie toegevoegd op de verbeelding  
Kanaalweg Oostzijde 7-9, Veere   De te bouwen loods op het perceel valt buiten het bouwvlak. Het totale oppervlak van het bouwvlak is 15.000 m². De loods valt met een strook van 2,4 m bij 22 m. buiten het bouwvlak (53 m²). Het oppervlak van het bouwvlak zal niet vergroot worden, de vorm van het bouwvlak zal iets veranderd worden zodat de loods binnen het vlak past.   De vorm van het bouwvlak is dusdanig veranderd dat de loods er in valt. Het oppervlak van het bouwvlak is niet veranderd  
Oostkapelseweg 8, Grijpskerke   Op het bouwvlak van deze locatie is volgens het bestemmingsplan één woning toegestaan. In werkelijkheid zijn er twee woningen aanwezig, in het verleden waren hier drie woningen aanwezig.
Daarnaast valt de garage 2 meter buiten het bouwvlak, bijgebouwen moeten volgens het bestemmingsplan binnen het bouwvlak worden opgericht. Deze situatie is ongewenst.  
In de plankaart is voor deze locatie een maatvoeringsaanduiding. Maximaal aantal woningen: 2 opgenomen .
De vorm van het bouwvlak is aangepast zodanig dat de garage er in valt en geen verandering in het oppervlakte van het bouwvlak is.  
Vroonweg 7, Oostkapelle   In het bestemmingsplan is abusievelijk slechts 1 woning opgenomen, dit zijn er in werkelijkheid 2.   Er zijn 2 woningen opgenomen in de plankaart van deze herziening.  
Kaasboerweg 2, Meliskerke   Bestemmingsplanmatig is het gezamenlijke oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen bij woningen op deze locatie maximaal 200 m². Er is een schuur aanwezig van 264 m² die uitgebreid wordt tot 315 m².   Het bouwvlak heeft op de verbeelding een aanduiding gekregen die de extra hoeveelheid oppervlak aan bijgebouw hier toestaat.  
Wulpenburgseweg 4, Veere   Op deze locatie is een groepsaccommodatie aanwezig. De locatie heeft de bestemming Natuur met een specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie. De woning is abusievelijk niet op de kaart opgenomen.   Er is een bouwvlak op de locatie van de woning opgenomen op de plankaart.
 
Pekelingseweg 4, Aagtekerke   Een deel van de bestaande bebouwing valt buiten het bouwvlak. Hierdoor ontstaat een onwenselijke situatie.   Het bouwvlak wordt vergroot conform de werkelijke situatie.  
Geschieresweg 13,   Het waterbassin is gerealiseerd buiten het bouwvlak, dat is in strijd met het bestemmingsplan.   De vorm van het bouwvlak is aangepast zodat het waterbassin in het bouwvlak ligt. Daarbij is rekening gehouden met een te realiseren landschappelijke inpassing  
Schone Walweg 4, Veere   Buiten het bouwvlak staat een schuur. Dit is niet toegestaan in het huidige bestemmingsplan. Het bouwvlak dient te worden aangepast zodanig dat de schuur binnen het bouwvlak valt.   Het bouwvlak wordt aangepast op de plankaart.  

3.3 Ontwikkelingen

Tabel 3.4

Locatie     Overweging     Aanpassing    
Gasthuisweg 2, Oostkapelle   De vorm van bouwvlak is erg diep vanaf de weg. Om goed gebruik te kunnen maken van het bouwvlak is gewenst dat deze wat meer vierkant wordt en meer oppervlak langs de bestaande weg heeft.   De vorm van het bouwvlak wordt aangepast; verkleinen aan de zuidzijde en uitbreiden aan de oostzijde.  
Hoge Duvekotsweg 8, Oostkapelle   De toekomstige uitbreiding van een schuur komt deels in de wro-zone - afwijking vergroten agrarisch bouwvlak. Het is wenselijk de vorm van het bouwvlak aan te passen om de schuur binnen het bouwvlak te laten vallen. Vormverandering van het bouwvlak zou dit kunnen oplossen. Op de locatie geldt de gebiedsaanduiding 'besloten, nagenoeg onbebouwd gebied'; hier dient er sprake te zijn van een adequate landschappelijke inpassing. Er is een landschapsplan voor deze ontwikkeling gemaakt (bijlage 1)   Het bouwvlak van de locatie is aangepast ten behoeve van de ontwikkeling van de loods.  
Wielemakersbaan 6, Koudekerke   Een aantal bouwwerken op deze locatie zijn buiten het bouwvlak gelegen. Volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' mag er alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Er wordt gebruik gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid die in het huidige bestemmingsplan is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geeft het college de bevoegdheid het gezamenlijke oppervlakte van gebouwen te vergroten met maximaal 20%. In de bijlage van het bestemmingsplan is een lijst opgenomen waarin staat tot welke oppervlakte ruimte kan worden geboden per bedrijfsbestemming. Het perceel Wielemakersbaan 6 te Koudekerke staat op deze lijst vermeld, wat betekent dat de bedrijfsbebouwing mag worden uitgebreid tot een oppervlakte van 1.068 m². In de Ruimtelijke onderbouwing (opgenomen in bijlage 2) is getoetst aan de verschillende beleidskaders en aan de relevante omgevingsaspecten. Daarin is geconcludeerd dat het maximaal bebouwde oppervlakte past binnen de ruimtelijke beleidskaders van het Rijk, Provincie en de gemeente en dat de omgevingsaspecten geen belemmering vormen voor deze ontwikkeling.   De vorm van het bouwvlak is aangepast op de verbeelding. Het bouwvlak is aan de voorzijde van het perceel (aan de zijde van de Strandweg) verkleind, en aan de achterzijde van het perceel (ter plaatse van de mestopslag) verruimd, daarnaast zijn twee bouwvlakjes voor de bestaande schuiltenten gemaakt. Daarnaast is er een aanduiding opgenomen voor de schuilstal 'specifieke vorm van agrarisch - schuilstal' waar een schuilstal van maximaal 4 meter hoogte mag komen.  
Oude Zandweg, Westkapelle   Tot voor kort waren hier twee windturbines aanwezig, deze zijn verwijderd. De functieaanduiding op de verbeelding dient verwijderd te worden.   De functieaanduiding windturbine en de maatvoeringsaanduiding voor maximum bouwhoogte is verwijderd van de plankaart op deze twee locaties.  
Jan Geertseweg 1, Meliskerke   Er is een uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure gevoerd voor het slopen van de bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning op deze locatie. De nieuwe woning staat buiten het bouwvlak, dit is ongewenst. Uit de opgestelde ruimtelijke onderbouwing (bijlage 3 )blijkt dat de aanpassing van het bouwvlak zodat de nieuwe woning binnen het bouwvlak staat geen belemmeringen oplevert voor de relevante ruimtelijke aspecten en niet in strijd is met het beleid.   Het bouwvlak op deze locatie is op de plankaart van vorm veranderd.  
Molenweg 1, Meliskerke.   Op dit adres is sprake van een boekhandel, deze is niet aangeduid op de plankaart en in strijd met de bestemmingsregels.   Functieaanduiding 'boekhandel' wordt toegevoegd in Artikel 4.1 en op de plankaart op deze locatie  
Polredijk 11, Vrouwenpolder   De bestemming op deze locatie is Wonen met de aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. Er is een vergunning verleend voor de gebouwde berging buiten het bouwvlak. Daarnaast zijn er buiten het bouwvlak een stapmolen en paardrijbak. Deze 3 bouwwerken zijn hobbymatig in gebruik. Er zijn 4 paarden aanwezig en er is geen sprake van een bedrijfsmatige inrichting of bedrijfsmatig gebruik. Daarmee is dit gebruik voor de milieuwetgeving hobbymatig. De bouwwerken zijn aan de oostzijde van het bouwvlak gelegen, aan deze zijden zijn er binnen 100 meter geen agrarische bedrijven gelegen. Er is geen belemmering voor de omliggende agrarische bedrijven.   Het bouwvlak op deze locatie wordt aangepast zodat de bouwwerken binnen het bouwvlak komen te liggen.  
Koningin Emmaweg 4   Op deze locatie met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden is sprake van een tweetal ontwikkelingen.
Op de locatie vinden bruiloften, partijen en trainingen en dergelijke plaats die niet altijd een relatie hebben met de hofstedecamping. De activiteiten die geen relatie hebben met de hofstedecamping of die niet in combinatie zijn met een dagactiviteit passen niet binnen het bestemmingsplan.
Daarnaast zijn er in de huidige bestemmingsplan regeling 5 appartementen in de bestaande schuur toegestaan. Door de Gemeente (en de Provincie) is aangegeven dat de koppeling van de 5 appartementen in de schuur aan het agrarische bedrijf en de dagrecreatie gedateerd is. Deze koppeling dient te worden losgelaten.
Voor deze ontwikkelingen is een Ruimtelijke Onderbouwing gemaakt (bijlage 4) waaruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de relevantie ruimtelijke aspecten of vanuit het beleid van de verschillende overheden.  
De functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie – appartementen in schuur' wordt toegevoegd aan de locatie en wordt deze toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving. Daarnaast wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca –partijen' toegevoegd met de bijbehorende bestemmingsomschrijving.  
Kadetweg 1   De manege op deze locatie wil een nieuwe rijhal bouwen, deze is in het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Om de rijhal planologisch mogelijk te maken is een Ruimtelijke Onderbouwing gemaakt (bijlage 5). Hieruit blijkt dat de bouw van de hal geen belemmeringen is vanuit beleid of andere relevante ruimtelijke aspecten.   De bestemmingsvlakken op de locatie zijn aangepast. Het zuidelijke deel aan de Gapingseweg 1 heeft een agrarische bestemming met een bouwvlak wonen gekregen, terwijl het perceel met de manege en nieuwe rijhal de bestemming sport heeft gekregen. In bijlage 6 is het bebouwd oppervlak en het maximaal bebouwbaar oppervlak aangepast naar de huidige maten van 1.436 m².  
Molenweg 9, Serooskerke   Het perceel heeft de functieaanduiding recreatiewoning. De eigenaar van het perceel bewoont de woning permanent. Dit is niet strijdig met het bestemmingsplan, maar niet wenselijk voor recreatiewoningen.   De functieaanduiding recreatiewoning is verwijderd op deze locatie.  
Rijnsburgseweg 5, Oostkapelle   In 2013 heeft het gemeentebestuur toegezegd in het bestemmingsplan Buitengebied de ontwikkeling van een waterhouderij mogelijk te maken ter plaatse van het agrarisch bedrijf Rijnsburgseweg 5. Deze toezegging is nog niet nagekomen. In voorliggende herziening wordt de waterhouderij alsnog mogelijk gemaakt, gekoppeld aan de regeling voor nieuwe landgoederen.   Ter plaatse van de aanduiding waarmee voor de locatie Rijnsburgseweg 5 de realisatie van een nieuw landgoed mogelijk wordt gemaakt wordt de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied waterhouderij' toegevoegd. Voor deze aanduiding wordt de wijziging voor uitvoering van een landgoed als waterhouderij (buffering van zoet water ten behoeve van de omliggende landbouwbedrijven) mogelijk gemaakt.  
Duinbeekseweg 11, Oostkapelle   Het perceel heeft de functieaanduiding recreatiewoning. De eigenaar van het perceel bewoont de woning permanent. Dit is niet strijdig met het bestemmingsplan, maar niet wenselijk voor recreatiewoningen.   De functieaanduiding recreatiewoning is verwijderd op deze locatie.  
Mantelzorg   De zorg structuur in Nederland is de laatste jaren behoorlijk veranderd. Daardoor is de vraag naar zorg bij familie toegenomen. Naast de mogelijkheid van het realiseren van een mantelzorg woning in bestaande bebouwing is het wenselijk ook nieuwbouw van een mantelzorg woning mogelijk te maken.   In de regels is de regeling voor het afwijken van de bouwregels aangepast zodanig dat nieuwbouw bij woningen wordt toegestaan.  
Hofstedecamping   Het is niet wenselijk om nog langer 5 appartementen mogelijk te maken bij de hofstedecampings   Artikel 1.36, de begripsbepaling voor hofstedecamping is aangepast.  

3.4 Aanpassing van de plangrens

Een aantal minicampings in de gemeente Veere zijn opgenomen in de verschillende bestemmingsplannen van de kernen terwijl deze vaak tegen het agrarisch gebied aan liggen. Door de aanpassingen in de regeling voor de minicampings ontstaat een verschil in regeling voor verschillende minicampings. Dit is een onwenselijke situatie. De onderstaande percelen zijn door deze herziening deel geworden van het plan 3e herziening Buitengebied Veere. Hierdoor is er een eenduidinge regeling voor de minicampings.

Locatie     Overweging   Overweging Aanpassing    
Zoutelandseweg 9, Biggekerke   In Bestemmingsplan Biggekerke heeft het kavel de bestemming Agrarisch en dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping'. Het achterliggende perceel biedt plaats aan de bijbehorende minicamping en ligt reeds in het bestemmingsplan Buitengebied Veere. Omdat de aanduiding voor minicamping aan het Agrarische bouwvlak op het achterliggende perceel is gegeven, is op dit perceel ook de niet opgenomen. Het perceel is aansluitend aan de bestemming op achterliggend perceel naar de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden omgezet aansluitend op het bestemmingsplan Buitengebied Veere.   Het perceel van Zoutelandseweg 9 te Biggekerke is opgenomen in de 3e herziening Buitengebied Veere en daarmee verwijderd uit Bestemmingsplan Biggekerke.
Het perceel heeft de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3. Het bouwvlak en de goothoogte uit het Bestemmingsplan Biggekerke is ongewijzigd overgenomen.
 
Dorpsstraat 53, Biggekerke   Op deze locatie is naast een minicamping een caravanstalling aanwezig. In het Bestemmingsplan Biggekerke had de locatie de enkelbestemming Bedrijf en deels dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3, het oostelijke deel heeft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Daarnaast zijn er de functieaanduiding 'caravanstalling' en functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping'. Ook had het perceel de gebeidsaanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3'. De bouwvlakken hadden maatvoeringsaanduiding van een maximum goothoogte van 6 meter. De kavel met de bestemming Bedrijf is opgenomen in de plankaart van onderhavige herziening. Omdat er geen sprake is van een agrarisch bouwvlak is uitbreiding van de minicamping niet mogelijk en is het wenselijk het maximaal aantal standplaatsen vast te leggen.

 
Het kavel is opgenomen in onderhavige herziening met de Bestemming Bedrijf en de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 3, conform de indeling uit Bestemmingsplan Biggekerke. .De bouwvlakken en de daarbij horende goothoogten zijn ongewijzigd overgenomen. ook de functieaanduiding 'caravanstalling is overgenomen'. Maximaal aantal standplaatsen: 5 is toegevoegd en daarnaast is Maximaal aantal permanente standplaatsen: 5 toegevoegd.
De gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is toegekend aan het gebied, hier zijn dezelfde regels aan verbonden als die in Bestemmingsplan Biggekerke gelden voor wro-zone wijzigingsgebied 3. Ook is de aanduiding kleinschalig kamperen toegevoegd.
 
Bergwegje 6, Aagtekerke   Het terrein waar de minicamping zich bevindt, maakt deels uit van Bestemmingsplan Kom Aagtekerke en deels van 3e herziening Buitengebied Veere. Dat is een onwenselijke situatie. Het bouwvlak met bestemming Agrarisch, dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 en de functieaanduiding specifieke vorm van recreatie - minicamping, wordt daarom toegevoegd aan het onderhavige herziening.   De locatie is opgenomen in onderhavige herziening en maakt niet langer deel uit van Bestemmingsplan Kom Aagtekerke. De bestemming is Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Het bouwvlak en de goothoogte uit het komplan zijn onveranderd overgenomen. Het bouwvlak heeft de aanduiding kleinschalig kamperen en de maatvoeringsaanduidingen voor het maximaal aantal standplaatsen van 20 en het maximaal aantal permanente standplaatsen van 1 zijn toegevoegd.
Daarnaast is de dubbelbestemmings Waarde - Archeologie - 3 toegekend aan de gronden.  
Prelaatweg 4, Aagtekerke   De minicamping is nu deel van Bestemmingsplan Kom Aagtekerke. Daarin heeft het de bestemming Wonen en dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 en de functieaanduiding 'speciefieke vorm van recreatie - minicamping'. Ook ligt de locatie in de vrijwaringszone - molenbiotoop.
Aan de noordoost zijde grens de locatie aan gronden uit het bestemmingsplan Buitengebied Veere Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Om de regeling voor de minicamping af te stemmen op de regeling van andere minicampings is het wenselijk de gronden op te nemen in onderhavige herziening.  
Het kavel met van de mincamping is opgenomen in 3e herziening Buitengebied Veere en maakt niet langer deel uit van Bestemmingsplan Kom Aagtekerke.
De gronden hebben de bestemming Wonen en dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3. Daarnaast is de functieaanduiding kleinschalig kamperen toegevoegd en de maatvoeringsaanduidingen voor het maximaal aantal van 15 standplaatsen en 3 permanente standplaatsen.
Voor de bescherming van de werking van de molen is ook de vrijwaringszone molenbiotoop opgenomen.  
Dorpsstraat 15, Gapinge   De minicamping op Dorpsstraat 15 te Gapingen ligt in het bestemmingsplan Kom Gapinge, dit is onwenselijk. Het perceel met de bestemming Agrarisch wordt opgenomen in onderhavig plan. De dubbelbestemming, maatvoering, het bouwvlak en de gebiedsaanduidingen worden (zover mogelijk) overgenomen. De bestemming wordt aangepast naar Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden, aansluitend op de naastgelegen gronden.   De gronden krijgen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden en dubbelbestemming Waarde- Archeologie - 2.
Het bouwvlak en de goothoogte wordt overgenomen uit het voorgaande plan. Ook worden de gebeidsaanduidingen vrijwaringszone - molenbiotoop en vrijwaringszone - straalpad opgenomen.
De aanduiding kleinschalig kamperen met de aanduidingen voor het maximaal aantal standplaatsen van 18 en maximaal aantal permanente standplaatsen van 2 worden toegevoegd  

3.5 Voormalige agrarische bedrijven

Gebleken is dat op een aantal locaties waarvoor nu een agrarische bestemming geldt, geen sprake meer is van een agrarisch bedrijf zoals gedefinieerd in de begripsbepaling van het bestemmingsplan Buitengebied Veere. De bestemming op deze locaties is aangepast naar een bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. De begrenzing van de bestemmingsvlakken is afgestemd op het gebruik ten behoeve van wonen: erf, inclusief bijgebouwen en woning. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen na bedrijfsbeëindiging opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na bedrijfsbeëindiging de bestemming van een bebouwingsvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. Daarbij geldt dat het aantal woningen binnen het bebouwingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mag worden vergroot en de aanwezige goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd. Daarnaast mag het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies. De regels voor de bestemming Wonen worden van toepassing; de daarin opgenomen regels worden ook van toepassing voor voormalige agrarische bedrijven, daarom kan de voorwaarde voor de maximale goot- en bouwhoogte in de wijzigingsbevoegdheid vervallen

 

In deze herziening komen de beperkingen van goot- en bouwhoogte in de wijzigingsbevoegdheid te vervallen en worden de maximale goot- en bouwhoogte gesteld in de regels voor de nieuwe bestemming van toepassing. Het betreft percelen in de tabel 3.5.

Tabel 3.5

Locatie   Rustig of gemengd gebied   Milieutoets   Conclusie  
Kraaienestweg 1/1A, Veere   Rustig   Er is één milieuhinderlijke functie in de omgeving van dit adres, een jachthaven. Deze ligt op >70 meter afstand van de woning. Richtafstand volgens VNG brochure voor jachthavens is 50 meter.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Geschieresweg 13, Aagtekerke   Rustig   In de omgeving zijn gronden met een Agrarische bestemming aanwezig, deze worden gebruikt voor de akkerbouw en liggen op >20 meter van de woning. Intensieve veehouderij is op deze gronden niet mogelijk.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Prelaatweg 69, Aagtekerke   Gemengd   In de omgeving zijn milieuhinderlijke functies aanwezig. Op meer dan 80 meter is een recreatieterrein met manege aanwezig. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient 50 m afstand aangehouden te worden voor dieren zonder geuremissiefactor (buiten bebouwde kom). Hieraan wordt voldaan.
Ook zijn er een aantal minicampings aanwezig op de aangrenzende percelen. Kampeerterreinen vallen volgens de VNG in categorie waarbij een grootste richtafstand van 50 m aangehouden dient te worden. De afstand van de woning tot de minicamping is ca. 65 m. Er wordt voldaan aan de richtafstand.
Daarnaast zijn er gronden met een Agrarische bestemming die in gebruik als zijn als akkerbouwgronden. De gronden zijn gelegen op een afstand van meer dan 100 m.  
Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Zoutelandseweg 19, Biggekerke   Rustig   Op >180 meter afstand ligt een begraafplaats, een milieuhinderlijke functie met een richtafstand van 10 meter. Daarnaast liggen er gronden met een Agrarische bestemming op meer dan 25 meter afstand.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Krommenhoeke 1a, Biggekerke   Rustig   Op 150 meter ten zuidwesten van de woning liggen gronden met een bestemming agrarisch met waarde. Ter plaatse is een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan waar eventueel dieren zonder geuremissiefactor zijn toegestaan. Voor dieren zonder geuremissiefactor geldt op basis van de Wgv (Wet geurhinder en veehouderij) een richtafstand van 50 m (buiten de bebouwde kom). Aan de afstand wordt voldaan.
Daarnaast liggen er op >15 meter gronden met een agrarische bestemming, gebruikt voor de akkerbouw.  
Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Koudekerkseweg 37, Biggekerke   Rustig   In de omgeving van de woning ligt een paardenhouderij, deze ligt op 100 meter van de woning. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient 50 m afstand aangehouden te worden voor dieren zonder geuremissiefactor (buiten bebouwde kom). Hieraan wordt voldaan.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Ossenbergweg 1, Grijpskerke   Rustig   In de omgeving van dit perceel zijn gronden met een agrarische bestemming gelegen op 25 meter afstand van het woonhuis. Daarnaast ligt op 480 meter afstand een bedrijf bestemd voor olie- en gashandel. Richtafstand voor dit type bedrijf is volgens de VNG brochure 1000 meter. . Ter plaatse van de Ossenbergweg 1 wordt alleen de bestemming gewijzigd van agrarisch naar wonen. Er is geen sprake van het oprichten van een nieuwe woning of kwetsbaar object binnen de richtafstand van 1.000 meter.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Pioniersweg 2, Grijpskerke   Gemengd   In de omgeving van het perceel zijn verschillende bestemmingen. Naastgelegen percelen hebben een agrarische bestemming en worden als akkerbouwgrond gebruikt. Aan de andere zijde van de weg liggen woningen en een hoveniersbedrijf. Het hoveniersbedrijf is een milieuhinderlijke functie en ligt op op 40 meter afstand van de woning. Voor hoveniersbedrijven van < 500 m² bedrijfsoppervlakte geldt in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter. Hieraan wordt voldaan.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Strandweg 6, Koudekerke   Rustig   Ten oosten van het perceel ligt een parkeerterrein t.b.v. het strand. Dit is een milieuhinderlijke functie. De richtafstand tot deze functie wordt in de VNG Brochure op 30 meter gesteld. De afstand van de gevel van de woning tot deze bestemming is 30 meter. Daarnaast liggen er agrarische bestemmingen, niet zijnde intensieve veehouderij, en de bestemmingen Natuur en Wonen in de omgeving. Ten zuidwesten van de locatie ligt een recreatieterrein voor recreatiewoningen, dit ligt op >50 meter van de woning. De richtafstand volgens de VNG brochure is 50 meter.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Aagtekerkseweg 1, Oostkapelle   Rustig   Naastgelegen gronden zijn agrarisch bestemd of hebben een woonbestemming. Deze worden niet belemmerd door de bestemmingsverandering.
Op 170 meter afstand ligt een kampeerterrein, deze ligt ruim buiten de richtafstand van 50 meter.  
Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Paulusweg 10, Zoutelande   Rustig   Ten zuiden van de locatie ligt een recreatieterrein voor recreatiewoningen, dit ligt op >50 meter van de woning. De richtafstand volgens de VNG Brochure is 50 meter. Daarnaast liggen er gronden met agrarische en natuur bestemmingen.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Domburgseweg 66a, Oostkapelle   Rustig   Op 230 meter ten oosten van het woonhuis ligt een perceel met de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Hier is ook een intensieve veehouderij aanwezig.
Rondom de intensieve veehouderij zijn diverse burgerwoningen op kortere afstand gelegen dan de woning t.p.v. de Domburgseweg 66a.
De woningen het dichtstbij de intensieve veehouderij zijn de meest beperkende woningen. Het intensieve veehouderijbedrijf wordt niet beperkt door het oprichten van een woning op de locatie Domburgseweg 66a. Daarnaast zijn er in de omgeving van de woning agrarische gronden en woonbestemmingen.  
Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Kloosterweg 6, Aagtekerke   Rustig   In de omgeving zijn gronden met een Agrarische bestemming aanwezig, deze worden gebruikt voor de akkerbouw, omzetten van het erf met de bedrijfswoning naar de bestemming Wonen met de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' vormt geen belemmering voor deze gronden.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  
Boomweg 13, Zoutelande   Rustig   In de omgeving zijn gronden met een Agrarische en Woonbestemming aanwezig, deze worden gebruikt voor de akkerbouw, omzetten van het erf met de bedrijfswoning naar de bestemming Wonen met de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' vormt geen belemmering voor deze gronden.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  

3.6 Herziening regeling cultuurhistorie

3.6.1 Structuurvisie cultuurhistorie

In de structuurvisie cultuurhistorie 2015 is bepaald hoe de gemeente Veere wil omgaan met de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden. Op de bij de visie behorende waardenkaart is aangegeven waar de materiële overblijfselen uit het verleden zich bevinden, waar deze in het huidige landschap tastbaar en zichtbaar zijn en hoe de gemeente daarmee om wil gaan.

De verschillende cultuurhistorische gebieden, structuren en objecten vertegenwoordigen gezamenlijk voor een belangrijk deel de ruimtelijke kwaliteit van Veere. Uitgangspunt is niet om een 'stolp' over deze elementen te zetten, maar wel om te kijken of deze elementen een bijdrage kunnen leveren aan ruimtelijke plannen en ontwikkelingen. Dit verbetert de kwaliteit van de leefomgeving en stimuleert de economie.

De waardering heeft tot doel onderscheid aan te geven in de mate waarin de gemeente rekening houdt met de verschillende cultuurhistorische elementen bij het uitvoeren van projecten en bij het opstellen van ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, structuurvisies, beeldkwaliteitplannen, etc.). Afhankelijk van de toegekende mate aan cultuurhistorisch belang kunnen prioriteiten gesteld worden en kan een nadere ruimtelijk historische afweging of onderzoek wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn. Bij het waarderen van cultureel erfgoed is onderscheid gemaakt tussen waardevaste en waardevolle elementen.

 

Waardevaste en waardevolle elementen

De waardevaste objecten en structuren hebben door hun beschermde status op basis van de Erfgoedwet een bijzondere positie. Hun waarde stijgt uit boven het lokale belang. Ze vertegenwoordigen een bepaald aspect uit de Nederlandse (bouw)historie. Bovendien hebben deze waardevaste elementen een belangrijke invloed op de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de omgeving.

Rijksmonumenten 

De gemeente telt 351 Rijksmonumenten (bijlage), waarvan een aantal onderdeel is van een complex of ensemble. Bij planvorming worden de Rijksmonumenten beschermd door de Erfgoedwet. Het doel van de gemeente is om Rijksmonumenten in waarde te behouden en waar nodig te herstellen. Uitgangspunt is dat de monumentale status niet belemmerend mag zijn voor ontwikkelingen ter verbetering van het functioneel gebruik van een monument.

 

Waardevolle gebieden en structuren

Aanvullend op de monumenten kent Veere ook andere cultuurhistorisch waardevolle gebieden, structuren en objecten. Ook deze waardevolle elementen hebben een belangrijke rol bij de ruimtelijke ontwikkeling en kwaliteit. Deze waardevolle elementen zijn bijzondere of kansrijke cultuurhistorische kwaliteiten die vaak nog onvoldoende bekend zijn.

Naast de gebieden en structuren zijn er meerdere waardevolle panden geïnventariseerd (bijlage). Deze omvat vooral jongere panden uit de periode 1850-1944. Deze panden bezitten beeldbepalende kwaliteiten en cultuurhistorische waarden die van betekenis zijn voor de directe omgeving.

Bij een gaaf en bijzonder pand is er in de eerste plaats het streven naar behoud zonder dat dit betekent dat ontwikkeling onmogelijk wordt. Het doel is sloop te voorkomen, de omgeving herkenbaar te houden en draagvlak en bewustwording van de waarde van de individuele gebouwen te bevorderen zonder dat aan het gebouw een beschermde status toegekend wordt.

 

Waardering

Zowel de waardevaste als de waardevolle elementen kunnen geschaald worden in een bepaalde mate aan waardering. Het gaat niet alleen om de geschiedkundige inhoudelijke waardering, maar ook over de belevingswaarde, de fysieke aanwezigheid en de huidige en toekomstige gebruikswaarde.

Elementen met zeer hoge waarde

Dit zijn de objecten, structuren en gebieden die identiteit geven aan Veere. De historische betekenis en situatie is herkenbaar en bijzonder gaaf. Op nationaal en op internationaal niveau zijn de kernkwaliteiten van deze gebieden relatief zeldzaam. Het is vanzelfsprekend dat alle waardevaste elementen (Rijksmonumenten en beschermd stadsgezicht) de hoogste waardering krijgen. Ontwikkelingen zijn mogelijk als ze beogen de cultuurhistorische waarden optimaal te benutten door deze in stand te houden dan wel te versterken. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten mogelijk blijven binnen de historische context.

Aangewezen als elementen in het bestemmingsplan buitengebied met zeer hoge waarde zijn:

  • de kreekrestanten en omliggend natuur-/bosgebied als herinnering aan de bombardementen en stroomgaten;
  • buitenplaatsen met landgoederen en tuinen;
  • landfront WOII (Verteidigungsbereich Vlissingen);
  • alle Rijksmonumenten (zie bijlage).

Elementen met hoge waarde

De historische context van deze elementen is nog gaaf en er is sprake van waarde op regionaal niveau. Er is een hoge mate van zeggingskracht. Initiatieven kunnen aangegrepen worden om cultuurhistorische waarden, daar waar mogelijk en nodig, te benutten en verder te versterken.

Aangewezen als elementen met hoge waarde in het bestemmingsplan buitengebied zijn:

  • landschap van kreekruggen en poelgronden;
  • wederopbouw landschap (Reconstructieplan 1946);
  • stranden en met name de paalhoofden;
  • het gekrompen dorp Mariekerke;
  • vestingwerken Fort den Haak;
  • zeedijken Westkapelle, Zoutelande en Veerse Gatdam als kenmerk van nijverheid en de lange strijd met de zee;
  • het Kanaal door Walcheren (bijzonder MIP-gebied);
  • oude bestaande polderdijken rond Vrouwenpolder en Oostkapelle als onderdeel van ingepolderd landschap;
  • meerdere kleine noodboerderijen;
  • kerkhoven en begraafplaatsen Domburg, Gapinge, Hoogelande, Koudekerke en Vrouwenpolder en Oorlogsbegraafplaats in Westkapelle;
  • gemeentelijke cultuurhistorisch waardevolle panden (bijlage).

Behoud door ontwikkeling

Om het uitgangspunt van 'behoud door ontwikkeling' (genoemd in de structuurvisie) gestalte te geven, moet dat vorm krijgen in verdere beleids- en/of planuitwerking. In het bestemmingsplan worden de kenmerken van het cultureel erfgoed benoemd en gekoppeld aan nader onderzoek. Hiermee zijn de cultuurhistorische kernkwaliteiten planologisch gewaarborgd.

Voor nieuwe ontwikkelingen zijn ideeën van initiatiefnemers, bewoners en ondernemers zeer belangrijk. Daarom gaat de gemeente graag het gesprek aan om ontwikkelingen een kans te geven. Hiervoor is het soms nodig om af te wijken van het bestemmingsplan. Dat betekent dat vooraf duidelijk moet zijn wat de kwaliteiten zijn en welke visie de gemeente heeft. Deze structuurvisie biedt houvast en argumentatie bij afwijking van het bestemmingplan. Het uitgangspunt is dat met respect en zorgvuldigheid wordt omgegaan met het aanwezige erfgoed. De concrete afwegingen van wat er vanuit cultuurhistorisch perspectief op een specifieke plek vervolgens wel of niet wenselijk is, is afhankelijk van het soort plan en de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Wanneer een initiatiefnemer plannen heeft om te investeren in een waardevol gebied of object, kan de cultuurhistorie richtingen aandragen die met respect voor de geschiedenis en het karakter van een gebied of object in een plan kunnen worden omgezet. De dialoog is daarom minstens zo belangrijk als het vastleggen van de waarden en onderzoeksplicht of -afweging in een bestemmingsplan.

Beleidsaccenten

Het gaat bij beleidsaccenten om onderwerpen die een bijzondere betekenis hebben en waar de gemeente extra aandacht aan geeft. Deze extra aandacht zal zich vooral uiten in prioriteit stellen aan de cultuurhistorische waarden bij eventuele ontwikkelingen. Daarnaast zal de gemeente zich op allerlei manieren inzetten en waar mogelijk uitvoering geven ten behoeve van behoud door ontwikkeling aangaande deze accenten.

Beleidsaccent 1: Cultuurhistorisch landschap

Het landschap vormt zowel landschappelijk als cultuurhistorisch een waardevol gebied. De ontstaansgeschiedenis met kreekruggen en poelgronden, de unieke kustzone en de diverse kernen maken van Walcheren een divers landschap. Door het typische coulisselandschap ziet men achter en tussen de beplanting landschaps- en cultuurhistorische elementen, zoals duinen, kerktorens, molens en bunkers verdwijnen en even later weer verschijnen. Een belangrijk uitgangspunt is het behoud of versterken van de aanwezige landschappelijke contrasten en herkenbaarheid van de diverse kwaliteiten.

De Landschapsvisie van Veere (2009) biedt een uitgebreide weergave van de landschappelijke kernkwaliteiten en ontwikkelkaders. De landschappelijke kwaliteiten worden nader geborgd in dit bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' door specifieke regelgeving en een landschappelijke inpassing die voor verschillende activiteiten en wijzigingen moet worden aangetoond. Om te zorgen voor een eenduidige en consequente beoordeling van al deze plannen is hiervoor bij de Landschapsvisie een leidraad opgesteld.

Beleidsaccent 2: Wederopbouw

In de geschiedenis van Walcheren heeft de wederopbouwperiode een belangrijke invloed gehad op de ruimtelijke structuur en uitstraling van kernen en landschap. Met het Reconstructieplan van de Snelcommissie in 1946 is het kleinschalige karakter van het landschap drastisch veranderd.

Daarbij is veel respect getoond voor de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Walcheren was al benoemd als Nationaal Landschap, maar is als belangrijk wederopbouwgebied door het Rijk tevens benoemd als Nationaal Erfgoed. Doelstelling van het Rijk is dat de periode 1940-1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau.

De kernkwaliteiten van Walcheren als wederopbouwgebied moet nog verder worden uitgewerkt.

Beleidsaccent 3: Ruimtelijke kwaliteit historische kernen

De ruimtelijke structuur van de historische kernen en de schaal en uitstraling van bebouwing bieden inzicht in de Veerse geschiedenis en cultuur.

Grotere (bouw)plannen hebben snel invloed op de kwaliteit en beleving van de kernen en het buitengebied. Daarbij is ook de verwevenheid met de landschappelijke structuur en patronen een belangrijk gegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen uit te gaan van specifieke kernkwaliteiten van een kern en de omliggende landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied.

Beleidsaccent 4: Buitenplaatsen en landgoederen

Buitenplaatsen en landgoederen zijn van grote betekenis voor Veere en staan voor de welvarende periode van de 17e de en 18e eeuw. Bestaande buitenplaatsen zijn allemaal aangewezen als Rijksmonument. Daarnaast worden alle landgoederen in het bestemmingplan 'Buitengebied Veere' bestemd als 'Natuur-Buitenplaats' met duidelijke regelgeving die mogelijkheden biedt en de waarden waarborgt.

Naast de individuele buitens en tuinen wordt veel waarde gehecht aan de van oorsprong parkachtige aanleg en verwevenheid met het landschap van de landgoederen en buitenplaatsen.

Beleidsaccent 5: Herbestemmen

Om belangrijk erfgoed voor de toekomst te behouden kan het noodzakelijk zijn dat een pand een andere bestemming krijgt. De gemeente staat positief tegenover herbestemming van beeldbepalende en monumentale panden waar rendabele exploitatie op basis van de oorspronkelijke bestemming een restauratie/behoud in de weg staat. Het is daarbij belangrijk dat er in goed overleg gekeken wordt hoe de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden en toch een eigentijdse functie mogelijk wordt gemaakt.

 

Afwegingskader bij ontwikkelingen

De verschillend gewaardeerde gebieden, structuren en objecten zijn uitgangspunt voor de omgang met cultuurhistorie en erfgoed in ruimtelijke plannen. Dan is het voor een goede plan beoordeling van belang dat de aanwezige waarden kunnen worden afgewogen tegen andere belangen, zoals economische of bouwtechnische.

Om goed beargumenteerd te kunnen oordelen over de cultuurhistorische kwaliteit van een stedenbouwkundige plan, landschapsplan en/of bouwplan en de effecten van die plannen op de cultuurhistorische waarden kan nader onderzoek nodig zijn. Het onderzoek wordt dan meegenomen in de afweging om de vergunning wel of niet te verlenen.

De waarderingen zijn geformuleerd als elementen van zeer hoge waarde en hoge waarde. Voor deze verschillende waarderingen is het volgende beleidskader van toepassing.

  • Elementen van zeer hoge waarde

Bij concrete ontwikkelingen moet aandacht zijn voor cultuurhistorie.

De gewenste ontwikkelingsrichtingen en adviezen worden in acht genomen. Een historisch ruimtelijke analyse van het gebied en/of een bouwhistorisch onderzoek bij objecten is nodig. Wanneer kan worden aangetoond dat een ontwikkeling een dusdanig groot maatschappelijk of openbaar belang heeft dat behoud van cultuurhistorie niet mogelijk is, dan dient uit cultuurhistorisch onderzoek te blijken welke kansen en beperkingen zijn onderzocht.

  • Elementen van hoge waarde

Bij concrete ontwikkelingen kan aandacht nodig zijn voor cultuurhistorie. De gewenste ontwikkelingsrichtingen en adviezen worden in acht genomen. Een historisch ruimtelijke analyse van het gebied en/of een bouwhistorisch onderzoek bij objecten is hierbij gewenst. Het college maakt de afweging of onderzoek nodig is. Dit gebeurt op advies van de monumentencommissie of team ruimtelijke kwaliteit in samenspraak met de initiatiefnemer.

  • Cultuurhistorie bij planprocessen

In principe kan elk plan met een ruimtelijke component dat binnen het bestemmingsplan valt, te maken krijgen met cultuurhistorie. Bij een nieuw initiatief is de Structuurvisie Cultuurhistorie en het bestemmingsplan het beoordelingskader met betrekking tot cultuurhistorie; wordt beoordeeld of er sprake is van aanwezige cultuurhistorische waarden, zo ja dan; wordt beoordeeld of gekeken is naar mogelijkheden voor behoud, inpassing en verbetering; dient een schriftelijke conclusie overlegd te worden.

De cultuurhistorische elementen met (zeer) hoge waarde is analoog aan de bestemmingsplansystematiek voor het archeologisch beleid in het bestemmingsplannen opgenomen.

Daarbij is een voorwaarde of een afweging geregeld om bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een activiteit een onderzoek te verrichten naar de cultuurhistorische aspecten.

Het doen van onderzoek is maatwerk. De omvang en de diepgang van het onderzoek zijn afhankelijk van de plannen en de aard van het onderzoeksobject. Hiervoor zal het college de Monumentencommissie om advies vragen of nader onderzoek nodig is.

Er is ook niet altijd onderzoek nodig, bijvoorbeeld bij kleine bouwplannen die minimale gevolgen hebben voor de cultuurhistorische waarden van een gebied of gebouw. Ook in het buitengebied waar een hoge waardering van toepassing is, zoals de kreekruggen en poelgronden, zal nader cultuurhistorisch onderzoek alleen nodig zijn bij grotere plannen zoals infrastructurele werken, uitbreidingsgebieden en andere grootschalige plannen die van invloed zijn op het karakteristieke landschap.

 

In het onderzoeksrapport dient aangetoond te worden hoe wordt omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

In tekst en met eventuele foto's en tekeningen moet in ieder geval een beeld worden gegeven van de volgende aspecten:

  • een korte beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en historische waarde van het gebied en/of gebouw;
  • de voorgestelde veranderingen en het gewenste gebruik in de toekomst;
  • hoe wordt omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden (binnen en buiten het gebouw).

Als een gedetailleerder onderzoek nodig is, zijn uitgebreidere onderzoeksvormen mogelijk, zoals een bouwhistorisch onderzoek, een cultuurhistorische analyse of een cultuurhistorische effectenrapportage (CHER).

3.6.2 Regeling cultuurhistorie

Met betrekking tot het bestemmingsplan Buitengebied kan onderscheid gemaakt worden in gebouwde voorzieningen en gebiedskwaliteiten. In de 3e herziening zullen beide aspecten van een juridische regeling worden voorzien.

De regeling in het ontwerpbestemmingsplan is gericht op de gebouwde voorzieningen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en monumenten. De cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn gebaseerd op een inventarisatie van de provincie Zeeland. Bijlage 7 bevat een overzicht van deze panden en objecten. Voor de cultuurhistorisch waardevolle panden is een beschermende regeling opgenomen, waarbij sloop en verbouw mogelijk zijn na toetsing en afweging van de waarden.

Voor de rijksmonumenten in de gemeente zijn geen beschermende regels opgenomen; deze bouwwerken zijn beschermd op basis van de Erfgoedwet.

Voor zowel de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen als voor de monumentale gebouwen is aanvullend een regeling opgenomen, op grond waarvan meerdere wooneenheden kunnen worden gerealiseerd, met als doel het bieden van een bredere economische basis voor de instandhouding van de waardevolle panden.

Bij de vaststelling van de 3e herziening zal aanvullend op de regeling voor de gebouwen nog een regeling ter bescherming van overige waarden en belangen worden opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.

3.7 Herziening regeling kleinschalig kamperen

3.7.1 Inleiding

Het vigerende beleid voor kleinschalig kamperen binnen de gemeente Veere heeft, conform de beleidsuitgangspunten van de door de raad op 15 december 2011 vastgestelde 'Kadernotitie kleinschalig kamperen Veere 2012-2017', zijn doorwerking verkregen in enerzijds het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', alsmede in de 'Kampeerverordening 2015' en daarop aansluitende nadere regels en beleidsregels (met betrekking tot het in behandeling nemen, de verdeling, intrekking en overdracht van vergunningen als bedoeld in de Kampeerverordening 2015) en de beleidsregels brandveiligheid kampeerterreinen in de gemeente Veere.

De gemeente wenst vanuit een oogpunt van deregulering, uniformering, doelmatigheid en rechtszekerheid te komen tot een eenduidige en toegesneden juridische regeling voor het kleinschalig kamperen binnen de gemeente Veere. Daarbij is het vertrekpunt de Kampeerverordening 2015 te ontmantelen en alle bepalingen (huidige en toekomstige) met een ruimtelijk aspect op te nemen in het bestemmingsplan.

Hierna wordt nader ingegaan op de bestemmingsregeling voor het kleinschalig kamperen binnen de gemeente Veere. Daarbij wordt eerst aandacht besteed aan de achtergrond van het kleinschalig kamperen, de landelijke regelgeving, de lokale regelgeving, de beleidskader voor kleinschalig kamperen alsmede de bestemmingsregeling voor kleinschalig kamperen.

Achtergrond

Het kamperen in het buitengebied (“kamperen bij de boer”) is als vorm van verblijfsrecreatie ontstaan om bedrijven die als drager van het landschap gezien werden (agrarische sector) een nevenactiviteit naast de agrarische hoofdactiviteit toe te staan waar schaalvergroting van de reële agrarische bedrijfsactiviteiten vaak lastig is gebleken, waardoor een aanvulling van het bedrijfsinkomen wenselijk was en aan de recreant een kennismaking met het agrarisch bedrijf geboden werd.

In de loop der jaren is op veel plaatsen de koppeling met het agrarisch bedrijf op de achtergrond geraakt. Rust, ruimte en een zeker comfort bepalen nu meer de aantrekkingskracht.

In de gemeente Veere is de koppeling met het agrarisch bouwvlak (agrarische bedrijfsvoering) in veruit de meeste gevallen nog steeds actueel ofschoon heden een beperkt aantal locaties niet meer gesitueerd zijn op thans agrarisch bestemde gronden (wel ontstaan vanuit agrarische bouwvlakken). Een te sterke verandering naar deze kant is niet wenselijk ter voorkoming van gevaar voor aantasting van het landschap, wildgroei, versnippering etc.

 

In de sector van kleinschalige kampeerterreinen is overigens sprake van een divers aanbod van bedrijven met weinig of veel voorzieningen. In de praktijk blijkt dat er voor beide uitersten en alles wat daartussenin ligt, een markt bestaat. Door ondernemers wordt vaak een gecombineerd product aangeboden voor tenten, stacaravans, of andere kampeermiddelen. Deze diversiteit draagt bij aan een gezonde bedrijfsvoering. Het bestemmingsplan beoogt dit dan ook te stimuleren/handhaven en te ondersteunen waar mogelijk met inachtneming van een goede ruimtelijke ordening.

Ondernemers zijn vooruitstrevend en stellen hoge eisen aan zichzelf en aan het bedrijf. Zij zijn voortdurend in ontwikkeling en opereren proactief. Recreatieondernemers leveren op deze wijze een positief effect op het imago van de kampeersector en het verblijfsrecreatie aanbod binnen de gemeente.

Diversiteit van het kampeerproduct is in eerste instantie zaak van de ondernemer. Binnen de ruimte die de gemeente biedt in het bestemmingsplan zal de ondernemer deze diversiteit moeten realiseren. Dit is met name van belang omdat de kampeersector sterk onderhevig is aan demografische- en sociaaleconomische golfbewegingen. De huidige consument vraagt om steeds meer luxe, ook waar het gaat om kamperen. Ook speelt de "beleving" een steeds belangrijkere rol. Op de markt verschijnen dan ook steeds weer nieuwe vormen van kampeermiddelen. De agrariër als recreatieondernemer richt zich veelvuldig op het verbeteren van de kwaliteit van het eigen (aangeboden) kampeerproduct door in te spelen op de groeiende vraag naar comfort ten aanzien van kamperen en een hoogwaardig voorzieningen- en/of serviceniveau.

De professionalisering en het toenemende (sociaal-)economische belang van de recreatiesector verlangen tevens een duidelijke regulering van de verblijfsrecreatie op kleinschalige kampeerterreinen. De beleidskeuzes die ten grondslag hebben gelegen aan de vigerende kampeerverordening en de regelingen in het bestemmingsplan blijven vooralsnog onveranderd van kracht. Hierna wordt later op deze beleidsuitgangspunten verder ingegaan.

De activiteit kleinschalig kamperen verenigt zich in algemeenheid goed met de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten binnen de gemeente Veere. Niettemin is het wel wenselijk binnen de gemeente Veere het kleinschalig kamperen te reguleren, gezien de impact op de omgeving, de aantrekkelijkheid van de omgeving in de nabijheid van kust en strand en kwetsbaarheid van natuur. Dit geldt zowel ten aanzien van het aantal standplaatsen op een locatie alsmede het aantal locaties waar de activiteit kleinschalig kamperen kan plaatsvinden.

Bovendien is het wenselijk de activiteit (kamperen) gedurende een bepaalde periode (kampeerseizoen) te laten plaatsvinden en de schaalgrootte en het aantal (permanente) standplaatsen te beperken om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van de reguliere kampeerterreinen. Dit mede ter bescherming van deze reguliere kampeerterreinen, die gebonden zijn aan strengere vestigingseisen en hogere investeringskosten.

Wet op de Openluchtrecreatie (WOR)

Tot 1 januari 2008 was de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) het wettelijk kader voor het kamperen in Nederland. Op 1 januari is de WOR komen te vervallen in het licht van het dereguleringsbeleid van het Rijk.

Vanaf 1 oktober 2010 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het vormgeven van het lokale kampeerbeleid. De minister heeft de gemeenten wel gevraagd om de minimale noodzakelijke aandachtspunten rondom kamperen te regelen, middels verordeningen en/of via een bestemmingsplanherziening. Waarbij de keuze voor het reguleren en de wijze van regulering aan de gemeenten zelf is overgelaten.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Caravans en andere kampeermiddelen die voldoen aan de algemene definitie van bouwwerk vallen vanaf 1 januari 2010 onder het systeem van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Binnen de systematiek van de Wabo is als hoofdregel blijven gelden dat voor het bouwen een (omgevings)-vergunning nodig is en dat het verboden is de gronden in strijd met de geldende planologische regeling te gebruiken. In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is op dit uitgangspunt een uitzondering gemaakt. In de artikelen 2 en 3 van deze bijlage worden bouwactiviteiten aangewezen die binnen dit zogeheten omgevingsvergunningsvrije bouwen vallen. Het vergunningsvrij bouwen is geknipt in twee categorieën:

  • Artikel 2 van de bijlage bepaalt welke activiteiten, ook indien deze strijdig zijn met de bouwregels van de vigerende planologische regeling, zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht.
  • Artikel 3 van de bijlage bepaalt voor welke activiteiten geen omgevingsvergunningplicht geldt, voor zover deze activiteiten niet strijdig zijn met de vigerende planologische regeling (bestemmingsplan en/of beheersverordening).

Voor het bestemmingsplan is het vergunningsvrij bouwen als bedoeld in artikel 3 lid 2 van bijlage II van het Bor van belang. In dit artikel is bepaald dat geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, indien het bouwen betrekking heeft op een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen

  • niet hoger dan 5 meter, en;
  • de oppervlakte niet meer dan 70 m2.

3.7.2 Lokale regelgeving binnen de gemeente Veere

Om te kunnen bepalen welke voorschriften in bestaande instrumenten als bestemmingsplannen en verordeningen opgenomen moeten worden, is duidelijkheid gewenst over het te voeren toeristisch-recreatieve beleid. De gemeente Veere heeft de intrekking van de WOR daarom aangegrepen om beleidskeuzes te actualiseren en/of nieuwe beleidsuitgangspunten te formuleren. Het kampeerbeleid is in de regel dan ook niet een op zichzelf staand beleid, maar vormt een integraal onderdeel van het totale toeristisch-recreatief beleid.

De gemeente heeft ervoor gekozen het kamperen primair (voor zover ruimtelijk relevant) te reguleren door middel van het bestemmingsplan Buitengebied en aanvullend een aantal nadere regels op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende instrumenten.

3.7.2.1 Kamperen op kampeerterreinen

Kamperen op kampeerterreinen

Voor het kamperen op kampeerterreinen heeft de gemeente regelgeving opgenomen in het bestemmingsplan alsmede in een kampeerverordening en daarop van toepassing zijnde nadere regels.

Ten aanzien van het kamperen op een kampeerterrein is daarbij onderscheid gemaakt tussen kamperen op kampeerterreinen (zogenaamde reguliere kampeerterreinen) en het kleinschalig kamperen (d.w.z. kamperen op kleinschalige kampeerterreinen). Omdat het (behoud) van dit onderscheid waardevol is voor zowel de diversiteit van het toeristisch product als de bijdrage aan de kwaliteit van het landschap.

Reguliere kampeerterreinen

De van oudsher veel voorkomende reguliere campings behoren tot deze categorie. Voor het houden van een regulier kampeerterrein was voorheen een WOR-vergunning nodig. Deze werd alleen verstrekt, indien sprake is van een positieve bestemming in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt daarbij een onderscheid naar bedrijven met recreatie als hoofdactiviteit (regulier kampeerterrein) en als nevenactiviteit ('kleinschalig kampeerterrein'). Voor de reguliere kampeerterreinen is na de intrekking van de WOR niets veranderd. Deze dienden al positief bestemd te zijn in de bestemmingsplannen en zijn in de vigerende bestemmingsplanregelingen vastgelegd.

Kleinschalig kamperen (op zogenaamde 'minicampings' of het 'kamperen bij de boer')

Het kleinschalig kamperen is in Nederland ontstaan als “kamperen bij de boer” d.w.z. als nevenactiviteit bij de agrarische hoofdactiviteit. Het gaat veelal om grasland grenzend aan een (voormalig) boerenbedrijf, waarop een maximaal aantal kampeermiddelen is toegestaan. Op een dergelijk perceel staan dan gedurende een nader bepaald (kampeer)seizoen kampeermiddelen.

Voor wat betreft de beleidsmatige uitgangspunten ten aanzien van het kleinschalig kamperen wordt hieronder verder ingegaan.

Beleid kleinschalig kamperen in gemeente Veere

De kampeerverordening berust op artikel 147 van de Gemeentewet, d.w.z. een autonome verordening die mag, maar niet hoeft te worden vastgesteld. De 'Kampeerverordening 2013' is in 2015 overgegaan in de 'Kampeerverordening 2015'.

Kampeerverordening 2013

De 'Kampeerverordening 2013 (voorloper van de 'Kampeerverordening 2015') kende een zorgvuldig voorbereidingstraject. De 'Verordening kleinschalig kamperen gemeente Veere 2008' is begin 2011 geëvalueerd met onder meer een representatieve vertegenwoordiging van de kampeerondernemers en andere direct betrokken instanties. Naar aanleiding van deze evaluatie is de 'Kadernotitie kleinschalig kamperen Veere 2012-2017' op 15 december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.

Kampeerverordening 2015

De 'Kampeerverordening 2015' vormt samen met het bestemmingsplan 'Buitengebied' de juridische uitwerking van de beleidsuitgangspunten uit deze kadernotitie 'Kleinschalig kamperen Veere 2012-2017'.

Het bestemmingsplan buitengebied regelt de ruimtelijk relevante aspecten van het kampeerbeleid. De criteria waaronder de vestiging en de exploitatie van een kleinschalig kampeerterrein en een landschapscamping wordt toegestaan, vormen een limitatieve toetsingsgrond bij de beoordeling van een aanvraag ter verkrijging van een vergunning op grond van de kampeerverordening.

Het doel van de 'Kampeerverordening 2015' is niet alleen om de niet planologische beleidsuitgangspunten van het kleinschalig kamperen juridisch te borgen, maar tevens om te komen tot deregulering en administratieve lastenverlichting. Het onderscheid tussen regulier kamperen en het kleinschalig kampeerproduct is daarbij gehandhaafd. Daarnaast is een toename van het aantal standplaatsen ongewenst.

Vanwege het behoud en de bescherming van het kwetsbare kustlandschap, dat immers het belangrijkste kapitaal vormt van de gemeente Veere, is beperking van het aantal kleinschalige kampeerterreinen aangewezen. Bovendien wordt met quotering invulling gegeven aan de Structuurvisie Veere 2025 en het provinciale Omgevingsplan 2012-2018, waarin naar consolidering van het aantal bestaande kampeerplaatsen gestreefd wordt.

De gemeenteraad heeft gelet op de hiervoor genoemde argumenten een bovengrens vastgesteld ten aanzien van het totaal aantal standplaatsen binnen het grondgebied van de gemeente (te weten maximaal 3.015 standplaatsen voor kleinschalig kamperen) en aan het aantal maximaal gewenste kleinschalige kampeerterreinen (maximaal 171). Die bovengrens wordt gehandhaafd via een stelsel van kampeervergunningen voor kleinschalige kampeerterreinen en standplaatsen. Ten aanzien van landschapscampings geldt een soortgelijk vergunningenstelsel, met dien verstande dat alleen een limiet is gesteld aan het aantal uit te geven vergunningen. Binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders wordt de kampeerondernemer vervolgens zoveel mogelijk vrijheid van ondernemen geboden.

De 'Kampeerverordening 2015' heeft als onderwerp het kamperen buiten de in het bestemmingsplan als zodanig bestemde reguliere kampeerterreinen. De verordening heeft geen betrekking op het kamperen op de openbare weg of bij de eigen woning, aangezien op beide gevallen (het nieuwe) artikel 4:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing is. De Verordening kleinschalig kamperen Veere 2008 bevatte met betrekking tot dit onderwerp nog wel een bepaling. De betreffende bepaling is in de 'Kampeerverordening 2013' al komen te vervallen.

Naast de kampeerverordening met algemeen verbindende voorschriften heeft de gemeente Veere ook nog nadere regels en beleidsregels vastgesteld die mede van toepassing zijn op het kleinschalig kamperen. Het betreft regels met betrekking tot het in behandeling nemen, de verdeling, intrekking en overdracht van vergunningen als bedoeld in de 'Kampeerverordening 2015 alsmede beleidsregels ten aanzien van de brandveiligheid op kampeerterreinen. Laatstgenoemde beleidsregels hebben in eerste instantie tot doel brandveiligheidsvoorschriften voor bestaande en nieuwe kampeerterreinen nader te specificeren.

Het bestemmingsplan buitengebied regelt de ruimtelijk relevante aspecten van het kampeerbeleid.

De gemeente heeft geconstateerd dat beide sporen (verordening en bestemmingsplan) inhoudelijk niet goed op elkaar zijn afgestemd. Tevens bestaat er onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van de wisselwerking en tot hoever de invloed van beide regelingen zich uitstrekt. Dit heeft aanleiding gegeven tot inhoudelijke discussies en juridische procedures.

De gemeente kiest daarom voor één adequate regeling van alle ruimtelijk relevante aspecten in het bestemmingsplan, waarbij de kampeerverordening vervalt. De gemeente wil tevens komen tot deregulering en vereenvoudiging van de regels, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming van de publieke belangen, zoals landschappelijk inpassing, veiligheid etc. en de rechtszekerheid voor aanvragers en andere belanghebbenden wordt vergroot. Er wordt gekozen voor een regeling die duidelijk is en maar voor één uitleg vatbaar. Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd: alleen dat regelen dat een bijdrage levert aan de kwaliteit van het kampeerproduct en dat zonder aanvullende regelgeving niet is te realiseren en af te dwingen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het streven tot 'ontbureaucratisering' en vermindering van regelgeving. De meest relevante inhoud van de verordening kan namelijk grotendeels ook in het bestemmingsplan geregeld worden.

Dit betekent dat de gemeente Veere de regels die van toepassing zijn op 'kleinschalige kampeerterreinen' waar mogelijk uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan gaat opnemen.

3.7.2.2 Regeling 'kleinschalig kamperen' in het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere'

Op basis van de 'Kampeerverordening 2015' had men voor het houden van een kleinschalig kampeerterrein een vergunning nodig en konden voorschriften verbonden worden aan het kleinschalig kamperen. Dit om te voorkomen dat het kleinschalig kamperen op locaties en in gebieden plaatsvindt waar dit ongepast is en ongewenste situaties op het kleinschalig kampeerterrein zouden ontstaan. De voorwaarden, beperkingen en voorschriften die ruimtelijk relevant zijn, zijn worden nu in het bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de belangrijkste onderwerpen toegelicht. Per onderdeel worden de beleidskeuzes beschreven, de bijbehorende argumentatie en toelichting en de feitelijke regeling in het bestemmingsplan.

Achtereenvolgens komen aan de orde: algemene beleidskeuzes, het aantal en soort kampeermiddelen, de kampeerperiode, de koppeling agrarisch bedrijf-bouwperceel, afstandsnormen, bebouwing en landschappelijke inpassing.

Kleinschalige kampeerterreinen

Het kleinschalig kamperen is een gebruiksvorm die om ruimtelijke reden wordt onderscheiden van andere gebruiksfuncties in het buitengebied en waarbij de ruimtelijke inpasbaarheid net als bij andere functies moeten worden getoetst.

Bestemmingsregeling

De bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden in voorliggend bestemmingsplan aangeduid door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kampeerterrein' in combinatie met de begripsbepaling voor 'kleinschalig kampeerterrein'.

Kleinschalig kampeerterrein: een terrein of plaats gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak of een bouw- en/of bestemmingsvlak met de bestemming Sport, Wonen of Bedrijf en/of op direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van kampeermiddelen met maximaal 25 standplaatsen.

Ter voorkoming van een versnippering en ongebreidelde toename van het aantal minicampings is een bovengrens gesteld aan het aantal uit te geven kampeervergunningen (conform beleid en verankering in de 'Kampeerverordening 2015').

De vestiging van nieuwe 'Kleinschalige kampeerterreinen' binnen het buitengebied is onder nader geformuleerde voorwaarden mogelijk. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het quotum, conform de beleidsuitgangspunten en de 'Kampeerverordening 2015' ten aanzien van maximaal aantal toegestane kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente Veere is bepaald op maximaal 171. Dit wordt geborgd in het bestemmingsplan. Daarnaast gelden tevens de onderstaande voorwaarden bij nieuwvestiging:

  • het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25 per kleinschalig kampeerterrein, waarbij het totale aantal standplaatsen binnen de gehele gemeente niet meer mag bedragen dan 3.015;
  • het aantal permanente standplaatsen mag maximaal 20% van het maximaal aantal toegelaten standplaatsen bedragen, waarbij na toepassing van het percentage er in absolute aantallen een afronding naar beneden plaatsvindt;
  • de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot gronden met de bestemming 'Wonen' bedraagt minimaal 50 meter;
  • een kleinschalig kampeerterrein -inclusief daarbij behorende parkeerplaatsen- mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat eerst een adequate landschappelijke inpassing is aangebracht bestaande uit de aanleg/inrichting van een dicht begroeide beplantingsstrook met streek- en gebiedseigen soorten, met een breedte van minimaal 5 meter en bij permanente standplaatsen een breedte van minimaal 7 meter, waardoor het totale kleinschalig kampeerterrein –inclusief daarbij behorende parkeerplaatsen- gedurende het gehele jaar aan het zicht vanuit de omgeving wordt onttrokken. Hiertoe wordt een inrichtings- en beplantingsplan door de initiatiefnemer ingediend dat wordt beoordeeld door een landschapsdeskundige;
  • ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein dient per toegestane standplaats voorzien te worden in voldoende parkeerruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op of in de directe omgeving van het kleinschalig kampeerterrein. Er is een parkeernorm van 1.1 parkeerplaats per standplaats van toepassing;
  • bij uitbreiding van het toegestane aantal standplaatsen en/of permanente standplaatsen dient voorzien te worden in voldoende toevoeging aan omgevingskwaliteit of ruimtelijke kwaliteit, waarbij de kwaliteitstoevoeging gewaardeerd kan worden op minimaal € 800,- per extra toegestane standplaats of minimaal € 500,- per extra toegestane standplaats, indien een ondernemer de ruimtelijke kwaliteitstoevoeging gezamenlijk met andere ondernemers in één fysiek project uitvoert.

Het aantal kleinschalige kampeerterreinen in het buitengebied kan echter wijzigen/fluctueren door bedrijfsbeëindigingen. Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, door de ter plaatse van toepassing zijnde aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen', 'maximaal aantal standplaatsen' en 'maximaal aantal permanente standplaatsen' te verwijderen. Dit indien:

  • 1. de exploitatie van het terrein voor kleinschalig kamperen gedurende tenminste twee achtereenvolgende kampeerseizoenen gestaakt of beëindigd is;
  • 2. de regels, ondanks herhaalde handhavingsacties, niet worden nageleefd;
  • 3. de vergunninghouder of diens rechtsopvolger daarom verzoekt.

Hiermee kan ruimte gecreëerd worden voor nieuwvestiging bij beëindiging van een onderneming met inachtneming van het maximaal bepaalde quotum kleinschalige kampeerterreinen.

Terreinbegrenzing

De terreinbegrenzing van een kleinschalig kampeerterrein vloeit voort uit de bestemmingsregeling (aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen' in combinatie met het begrip 'kleinschalig kampeerterrein'. De feitelijke locatie van het terrein (buiten) is te herleiden uit de situering van de landschappelijke inpassing behorend bij het kleinschalige kampeerterrein aangezien elk kampeerterrein met de daarbij behorende parkeervoorzieningen landschappelijk behoort te zijn ingepast.

Voor elk kleinschalig kampeerterrein is door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven hoeveel standplaatsen en/of permanente standplaatsen het terrein mag hebben. Door middel van de aanduidingen 'maximaal aantal standplaatsen' en 'maximaal aantal permanente standplaatsen'. Deze standplaatsen mogen binnen het kampeerseizoen aanwezig/ingericht zijn en in gebruik met kampeermiddelen. Buiten het kampeerseizoen mogen uitsluitend op de permanente standplaatsen kampeermiddelen aanwezig zijn. De daarop aanwezige kampeermiddelen mogen echter niet worden gebruikt buiten het kampeerseizoen. Voor wat betreft de niet permanente standplaatsen geldt dat buiten het kampeerseizoen alle kampeermiddelen en/of daarbij behorende of van toepassing zijnde (bovengrondse) ondersteuningsvoorzieningen, zoals vlonders, verwijderd dienen te zijn.

Bepaald is dat per standplaats een hoofdkampeermiddel mag worden geplaatst alsmede daarbij maximaal twee bijbehorende onderkomens.

Koppeling kleinschalig kamperen aan agrarische activiteiten

Het kleinschalig kamperen is ontstaan als het kamperen bij de boer, wat een duidelijke koppeling weergeeft met de agrarische sector. De gemeente Veere heeft zelf haar kader bepaald en kunnen overwegen of de koppeling met een agrarisch bedrijf moet worden gehandhaafd.

Redenen om de koppeling te handhaven zijn:

  • de mogelijkheid voor het genereren van een extra inkomstenbron; het kleinschalig kamperen is voornamelijk ontstaan vanuit de gedachte dat daarmee een bron van aanvullende inkomsten aan de boeren kon worden gegeven;
  • de meerwaarde voor de recreant om op het boerenbedrijf te kamperen;
  • het toezicht op de kleinschalige kampeerterreinen en naleving van het regelement;
  • de vrees voor wildgroei van het aantal kleinschalige kampeerterreinen en daaraan verbonden ruimteclaims.

Bestemmingsregeling

In de gemeente Veere is bewust gekozen om de koppeling met het agrarisch bedrijf te handhaven. In het verlengde daarvan is het wel toegestaan een bestaand kleinschalig kampeerterrein voort te zetten als het agrarisch bedrijf wordt beëindigd en de bestemming wordt gewijzigd van Agrarisch (al dan niet met waarde) naar 'Wonen'. Na beëindiging van de agrarische activiteiten is uitbreiding van het aantal standplaatsen en het wijzigen van het aantal permanente standplaatsen niet mogelijk. In een aantal gevallen is sprake van een minicamping bij een andere functie (manege en bedrijf). Dit betreffen echter bijzondere situaties die vanuit de historie zijn ontstaan en die – in afwijking van het algemene beleid – mogen worden voortgezet.

Uitgangspunt blijft gehandhaafd dat uitsluitend bij agrarische bedrijven een kleinschalig kampeerterrein toegestaan kan worden. Dit heeft zijn basis gekregen in het bestemmingsplan bij het vastleggen van de kleinschalige kampeerterreinen (bestaande situaties), de uitbreiding van standplaatsen op een bestaande locatie voor kleinschalig kamperen alsmede bij nieuwvestiging van kleinschalige kampeerterreinen.

Koppeling aan bouwvlak en perceel

Een kleinschalig kampeerterrein dient gekoppeld te zijn aan het (agrarisch) bouwvlak. De standplaatsen hoeven echter niet gelegen te zijn binnen het bouwvlak, maar mogen ook daarbuiten zijn gesitueerd, maar wel in directe aansluiting op het bouwvlak. Er dient wel sprake te zijn van een functionele koppeling aan het agrarisch bedrijf, waarbij de totale oppervlakte van de aangrenzende aansluitende agrarische gronden een oppervlak hebben van tenminste 4 hectare

Bestemmingsregeling

Om te waarborgen dat een ondernemer aansluitend aan zijn bouwperceel de meest geschikte locatie als kampeerterrein kan inrichten is bepaald dat een kleinschalig kampeerterrein voor wat betreft de ligging direct moet aansluiten op het (agrarisch) bouwvlak. Dit is in het bestemmingsplan vastgelegd in de regels (onder meer begripsbepaling en bestemmingsbepalingen).

kleinschalig kampeerterrein: een terrein of plaats gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak of een bouw- en/of bestemmingsvlak met de bestemming Sport, Wonen of Bedrijf en/of op direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van kampeermiddelen met maximaal 25 standplaatsen.

Kampeerperiode

Omdat het kleinschalig kamperen een vorm is van medegebruik, past hierin niet een jaarronde bezetting. Ook ontstaat min of meer het karakter van een regulier kampeerterrein als op een kleinschalig kampeerterrein gedurende het hele jaar kampeermiddelen mogen worden gehouden dan wel in gebruik zijn.

In de gemeente Veere is de kampeerperiode op kleinschalige kampeerterreinen bepaald als de jaarlijkse periode die loopt van 1 maart tot en met 15 november.

Bestemmingsregeling

Het beleidsuitgangspunt (kampeerseizoen en daarop van toepassing zijnde gebruiksregeling) blijft gehandhaafd en is verankerd in het bestemmingsplan door middel van de begripsbepaling kampeerseizoen en daarop afgestemde gebruiksregeling op het kleinschalig kampeerterrein.

Dit betekent dat kampeermiddelen tijdens het kampeerseizoen op standplaatsen geplaatst mogen worden en in gebruik zijn en dat op een aantal permanente standplaatsen plaatsgebonden kampeermiddelen geplaatst mogen worden die niet verwijderd hoeven te worden. Deze kampeermiddelen mogen echter uitsluitend gedurende het kampeerseizoen gebruikt worden. Ook permanente standplaatsen mogen in de winter niet gebruikt worden. De kampeermiddelen op de niet permanente standplaatsen dienen buiten het seizoen volledig verwijderd te zijn, dat wil zeggen met inbegrip van vlonders en boven maaiveld gesitueerde of andere aangebrachte ondersteunings- voorzieningen.

kampeerseizoen: de jaarlijkse periode die loopt van 1 maart tot en met 15 november.

Aantal standplaatsen (kampeerplaatsen)

Vanuit wens om het kleinschalig kamperen kleinschalig te houden werd in het verleden een maximum van 15 standplaatsen gehanteerd. Geleidelijk aan is er mede vanuit de belangenverenigingen voor kampeerboeren erop aangedrongen om het aantal toe te laten kampeerplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen te verhogen tot een maximum van 25 standplaatsen (kampeerplaatsen) per kleinschalig kampeerterrein, wat door de gemeente Veere als zodanig ook wordt aangehouden (vast beleid ook vanuit de provincie). Overigens wordt de terminologie standplaatsen gehanteerd en niet kampeermiddelen aangezien hiermee ook recht wordt gedaan aan de situatie waarin gebruik wordt gemaakt van bijkomende onderkomens (bijvoorbeeld bijzettentjes) bij een hoofdkampeermiddel.

De kleinschaligheid blijft met deze aantallen behouden, maar het economische rendement neemt door de mogelijke opschaling zodanig toe dat dit de ondernemers de gewenste financiële armslag geeft om te kunnen investeren in de kwaliteitsverbetering van het kampeerproduct en bijbehorende landschappelijke inpassing.

De gemeente Veere kiest ervoor om de bovengrens op kleinschalig kampeerterrein te maximeren op 25 standplaatsen. Kleinschalig kamperen is namelijk geïntroduceerd als een tak voor neveninkomsten. Indien de ondernemer dit als hoofdberoep wil uitoefenen met meer dan 25 standplaatsen dan is er sprake van een regulier kampeerterrein.

Vanuit beleidsmatig oogpunt blijft er behoefte bestaan aan een instrument om een ongebreidelde toename van het aantal standplaatsen te voorkomen en de gewenste productdifferentiatie tussen kleinschalig kamperen en reguliere kampeerterreinen te verkrijgen. Om die reden is het stellen van een bovengrens aan het totaal aantal standplaatsen binnen de gemeente Veere noodzakelijk. Er worden daardoor niet zonder meer nieuwe standplaatsen toegevoegd aan het totaal toegestane aantal standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen. Hiermee wordt concreet uitvoering gegeven aan het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018, dat eveneens uitgaat van een maximering van het huidige aantal standplaatsen. De bovengrens is gesteld op het overeenkomstig de Verordening kleinschalig kamperen 2008 aantal theoretisch uit te geven standplaatsen, zijnde 3.015 standplaatsen (171 terreinen x 15 + 450 zijnde 10 standplaatsen voor 45 uitbreidingen). Het aantal vergunde en bestaande standplaatsen per kampeerlocatie is in het bestemmingsplan vastgelegd op de verbeelding in combinatie met de regels. Dit betekent dat uitbreiding van het aantal standplaatsen op een bestaande locatie pas mogelijk is, indien passend binnen de criteria voor het maximaal aantal toelaatbare standplaatsen alsmede nadere opgenomen voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid.

Bestemmingsregeling

Het aantal standplaatsen en permanente standplaatsen op de kleinschalige kampeerterreinen in het buitengebied is nader aangeduid in de bestemmingsregeling (aanduidingen 'maximaal aantal standplaatsen' en 'maximaal aantal permanente standplaatsen'.

Uitbreiding van het aantal toegestane (permanente)standplaatsen is onder voorwaarden mogelijk. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Ten aanzien van het quotum (het maximaal aantal toegestane standplaatsen voor kleinschalig kamperen binnen de gemeente) geldt het beleidsuitgangspunt van maximaal 3.105 standplaatsen. Het aantal permanente standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein mag maximaal 20% van het maximaal aantal toegelaten standplaatsen bedragen.

Het kleinschalig kampeerterrein -inclusief daarbij behorende parkeerplaatsen- mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat eerst een adequate landschappelijke inpassing is aangebracht bestaande uit de aanleg/inrichting van een dicht begroeide beplantingsstrook met streek- en gebiedseigen soorten, met een breedte van minimaal 5 meter en bij permanente standplaatsen een breedte van minimaal 7 meter, waardoor het totale kleinschalig kampeerterrein –inclusief daarbij behorende parkeerplaatsen- gedurende het gehele jaar aan het zicht vanuit de omgeving wordt onttrokken. Hiervoor moet een inrichtings- en beplantingsplan door de initiatiefnemer ingediend worden dat beoordeeld wordt door een landschapsdeskundige.

Ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein dient per toegestane standplaats voorzien te worden in voldoende parkeerruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op of in de directe omgeving van het kleinschalig kampeerterrein, daarvoor wordt een parkeernorm van 1.1 parkeerplaats per standplaats gehanteerd.

Daarnaast moet bij een uitbreiding van het toegestane aantal standplaatsen en/of permanente standplaatsen voorzien te worden in voldoende toevoeging aan omgevingskwaliteit of ruimtelijke kwaliteit, waarbij de kwaliteitstoevoeging gewaardeerd kan worden op minimaal € 800,- per extra toegestane standplaats of minimaal € 500,- per extra toegestane standplaats, indien een ondernemer de ruimtelijke kwaliteitstoevoeging gezamenlijk met andere ondernemers in één fysiek project uitvoert.

Permanente standplaats

Voor het plaatsen van plaatsgebonden kampeermiddelen worden op de reguliere kampeerterreinen, niet zijnde de kleinschalige kampeerterreinen, al voldoende mogelijkheden aangeboden. Bovendien genereert het merendeel van de exploitanten van reguliere kampeerterreinen met het toerisme een hoofdinkomen, dit in tegenstelling tot de houders van een kleinschalig kampeerterrein. Wanneer de houder van een kleinschalig kampeerterrein ook overgaat tot het aanbieden van kampeerplaatsen voor plaatsgebonden kampeermiddelen, gaat deze duidelijk in de richting van een recreatief bedrijf en is er steeds minder sprake van een nevenactiviteit. Het verschil met een regulier kampeerterrein vervaagt daarmee. Bovendien wordt het uitgangspunt plaatsing gedurende de kampeerperiode doorkruist, aangezien plaatsgebonden kampeermiddelen jaarrond aanwezig zijn.

De gemeente Veere laat daarom plaatsgebonden kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein in beginsel toe, maar heeft daarbij een grens gesteld aan het maximaal aantal permanente standplaatsen waar plaatsgebonden kampeermiddelen kunnen worden geplaatst (maximum van 5). Het exact aantal permanente standplaatsen bedraagt ten hoogste 20% van het maximaal aantal toegelaten (reguliere)standplaatsen.

Bestemmingsregeling

Binnen het bestemmingsplan is bepaald dat op een kleinschalig kampeerterrein permanente standplaatsen zijn toegestaan. Het betreft maximaal 20% van het maximaal aantal toegelaten standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein, waarbij na toepassing van het percentage er in absolute aantallen een afronding naar beneden plaatsvindt.

Soort kampeermiddelen

De kampeermiddelen zelf worden in twee groepen verdeeld; mobiele kampeermiddelen en plaatsgebonden kampeermiddelen. In deze paragraaf zullen beide groepen worden toegelicht.

Onder mobiele kampeermiddelen worden onder meer verstaan: toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren.

Onder plaatsgebonden kampeermiddelen worden onder meer verstaan: stacaravans, trekkershutten en tenthuisjes en chalets.

Zoals eerder in deze paragraaf aangegeven is de verblijfsrecreatiesector in Nederland volop in beweging. De huidige consument vraagt om steeds meer luxe, ook waar het gaat om kamperen. Ook speelt de "beleving" een steeds belangrijkere rol. Op de markt verschijnen dan ook steeds weer nieuwe vormen van kampeermiddelen.

Mobiele kampeermiddelen

Onder mobiele kampeermiddelen worden gerangschikt toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren die gebruikt worden om uitsluitend tijdens het kampeerseizoen te gebruiken. Deze onderkomens of voertuigen zijn geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt, voor recreatief nachtverblijf. Zodra een kampeermiddel langer dan het kampeerseizoen op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is, krijgt dit een plaatsgebonden karakter, waardoor het kampeermiddel niet langer binnen de definitie van mobiel kampeermiddel valt. Het kampeerseizoen is binnen de gemeente Veere bepaald: 1 maart tot en met 15 november. Mobiele kampeermiddelen mogen slechts worden gebruikt op locaties waar dit vanuit het bestemmingsplan is toegestaan.

Plaatsgebonden kampeermiddelen

Onder plaatsgebonden kampeermiddelen worden verstaan: kampeermiddelen die met het doel worden geplaatst op één plek te blijven staan of langer dan het kampeerseizoen op een kampeerplaats zijn geplaatst of niet meer te verplaatsen zijn. Net als andere kampeermiddelen worden ze geheel of ten dele gebruikt of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut. Doordat het plaatsgebonden kampeermiddel door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is het als bouwwerk aan te merken. Plaatsgebonden kampeermiddelen mogen slechts worden geplaatst op locaties waar dit vanuit het bestemmingsplan is toegestaan en zijn meestal omgevingsvergunningsvrij.

Bestemmingsregeling:

Binnen het bestemmingsplan is bepaald dat op standplaatsen kampeermiddelen zijn toegestaan. Wat onder kampeermiddel wordt verstaan is in de begripsbepaling nader aangeduid:

kampeermiddel: een mobiel of plaatsgebonden kampeermiddel.

mobiel kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto, camper of caravan dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar onderkomen, voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

plaatsgebonden kampeermiddel: een op de grond staand of vast met de grond verbonden bouwwerk, ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is.

Bebouwing additionele voorzieningen

Omdat de invulling met voorzieningen op kampeerterreinen zeer divers kan zijn, wordt in het bestemmingsplannen aangegeven hoeveel en op welke wijze bebouwing ten behoeve van voorzieningen wordt toegestaan.

Het is vanuit verblijfcomfort nodig om op een kleinschalig kampeerterrein sanitaire voorzieningen, recreatieruimten en overige voorzieningen voor de recreanten aanwezig te hebben. Vanuit een oogpunt van ruimtelijke inpasbaarheid is het wenselijk deze (voor zover het gaat om gebouwen) te situeren in een bouwvlak. Wanneer deze sanitaire voorzieningen, recreatieruimten en overige voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen, geldt er geen maximum oppervlakte. De maximum oppervlakte voor nieuwe gebouwen t.b.v. sanitaire voorzieningen, recreatieruimten en overige voorzieningen mag niet meer bedragen dan 200 m2. Het heeft overigens de voorkeur dat deze voorzieningen zoveel mogelijk in bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Op deze manier wordt het agrarisch karakter van het perceel zoveel mogelijk behouden.

Bestemmingsregeling

In het bestemmingsplan is opgenomen dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen gebruik gemaakt kan worden van sanitaire voorzieningen, recreatieruimten en overige voorzieningen. Bij voorkeur worden voorzieningen ondergebracht in bestaande gebouwen binnen het bouwvlak. In dat geval wordt er een grens gesteld aan het maximaal hiervoor te gebruiken oppervlak. Indien er sprake is van nieuwbouw (binnen het bouwvlak) van dergelijke voorzieningen mag de oppervlakte hiervoor maximaal 200 m2 bedragen.

Afstandsnormen

In het belang van de naastgelegen bewoners dient bij de nieuwvestiging van een kleinschalig kampeerterrein een bepaalde afstand in acht genomen te worden. Aanvullend is een landschappelijke inpassing (beplantingsrand) vereist om de invloed te beperken (zie beschrijving onder landschappelijke inpassing). Daarnaast is het niet wenselijk dat de kleinschalige kampeerterreinen dusdanig aan elkaar gekoppeld worden, waardoor het onderscheid met een regulier kampeerterrein niet meer waarneembaar is en een te grote impact op het landschap veroorzaakt c.q. een zodanig groot kampeercomplex ontstaat waardoor er redelijkerwijs geen sprake meer is van een kleinschalig kampeerterrein.

Bestemmingsregeling

In de bestemmingsregeling is het verboden om een kleinschalig kampeerterrein tot een ander kleinschalig kampeerterrein en/of tot een regulier kampeerterrein en/of tot een landschapscamping en/of tot een hofstedecamping te laten aansluiten ter voorkoming van ongewenste grotere (kampeer)complexen met de daarbij behorende impact.

Daarnaast is in het belang van de naastgelegen bewoners bepaald dat bij de nieuwvestiging van een kleinschalig kampeerterrein een afstand van 50 meter in acht genomen dient te worden tot de gronden met de bestemming 'Wonen'.

Landschappelijke inpassing

Gezien de impact van de aanwezigheid van kleinschalige kampeerterreinen in het landschap is het gewenst dat deze terreinen op een adequate manier landschappelijk worden ingepast met het oog op de bescherming en ontwikkeling van het landschap en de bescherming van privacy van omwonenden. De landschappelijke inpassing is maatwerk dat afhangt van de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden en de al dan niet aanwezige beplanting.

Bij de verlening van de kampeervergunningen voor het kleinschalige kampeerterreinen op basis van de 'Kampeerverordening 2015' is ervan uitgegaan dat elke ondernemer bij een vergunde locatie voor kleinschalig kamperen voldaan heeft aan de verplichting om te voorzien in een landschappelijke invulling op basis van een voorgelegd en beoordeeld inrichtingsplan. In een aantal gevallen is eerst een tijdelijke vergunning verleend, zodat men de tijd kreeg om aan de voorwaarde van de landschappeijke inpassing te voldoen.

Bestemmingsregeling

In het bestemmingsplan is in de gebruiksregels, voor wat betreft de bestaande situatie, aangegeven dat het gebruik en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen alleen is toegestaan als voorzien is in een adequate landschappelijke inpassing, door de aanleg/ inrichting van een dicht begroeide beplantingsstrook met streek- en gebiedseigen soorten rondom het terrein, waardoor het totale kampeerterrein gedurende het gehele jaar aan het zicht vanuit de omgeving wordt onttrokken en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden door een adequaat beheer. De minimale breedte van de beplantingsstrook bedraagt 5 meter. Als op een terrein ook permanente standplaatsen zijn toegestaan, dient deze minimale breedte 7 meter te bedragen.

Daarnaast is in de regeling aangegeven dat bij nieuwvestiging van kleinschalige kampeerterreinen en bij uitbreiding van het aantal toegestane standplaatsen voorzien moet worden in een adequate landschappelijke inpassing bestaande uit de aanleg/inrichting van een dicht begroeide beplantingsstrook met streek- en gebiedseigen soorten, met een breedte van minimaal 5 meter en 7 meter bij permanente standplaatsen bij de nieuwvestiging van een kampeerterrein), waardoor het totale kleinschalig kampeerterrein –inclusief daarbij behorende parkeerplaatsen- gedurende het gehele jaar aan het zicht vanuit de omgeving wordt onttrokken. Hiervoor dient een inrichtings- en beplantingsplan door de initiatiefnemer ingediend dat wordt beoordeeld door een landschapsdeskundige.

Parkeervoorzieningen

Door het gebruik van een kleinschalig kampeerterrein zullen voertuigen van kampeerders en bezoekers tijdens het kampeerseizoen een plek moeten krijgen. Overeenkomstig gemeentelijk beleid dient dit opgevangen te worden op eigen terrein. Dit betekent dat op het kleinschalig kampeerterrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. De normering hiervoor is afgestemd per standplaats. Aangesloten wordt hierbij op de CROW-normen (publicatie 317) voor parkeerplaatsen bij standplaatsen voor kampeerterreinen. De gemeente gaat uit van 1,1 (minimaal) parkeerplaats per standplaats, waarbij het bezoekers parkeren is inbegrepen.

Hoe en waar de parkeervoorzieningen worden aangelegd is ter bepaling van de ondernemer (meer centraal en/of verspreid). Dit zal mede afhangen van de fysieke mogelijkheden op het terrein. Uitgangspunt is dat alle parkeervoorzieningen op het kampeerterrein worden aangebracht en landschappelijk worden ingepast. Dat betekent dat de parkeerplaatsen binnen de landschappelijke inpassing moeten worden gesitueerd.

Bestemmingsregeling

In de bestemmingsregeling is bepaald dat ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein per toegestane standplaats voorzien dient te worden in voldoende parkeerruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op of in de directe omgeving van het kleinschalig kampeerterrein overeenkomstig de CROW-parkeerkencijfers (publicatie 317) voor standplaatsen op kampeerterreinen. De gemeente hanteert een parkeernorm van 1.1 per standplaats.

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen omtrent de situering van parkeerplaatsen, ten behoeve van (de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of de verkeersveiligheid) onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

Toegelaten bebouwing (maatvoering- en situeringseisen)

Op een kleinschalig kampeerterrein zijn afhankelijk van de bestemmingsregeling en van toepassing zijnde gebruiksregels bepaalde bouwwerken toegestaan. Binnen de bestemmingsregeling wordt daarbij onderscheid gemaakt in bouwwerken binnen het bouwvlak en buiten het bouwvlak. Hieronder zijn de relevante bebouwingsregels aangegeven voor het bouwen van bouwwerken op een kleinschalig kampeerterrein. Het betreft dan bouwregels die bepaalde bouwwerken direct toestaan Daarnaast geldt de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels (bouwhoogte) in bepaalde situaties (specifiek aangegeven bouwwerken).

Binnen het bouwvlak zijn toegestaan:

  • gebouwen met een met een maximale aangegeven goothoogte en bouwhoogte;
  • nieuwbouw van een gebouw voor gebruik als sanitaire voorziening of recreatieruimte met een maximale oppervlakte van 200 m2;
  • erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevellijn en de openbare weg met en bouwhoogte van ten hoogste 1 meter;
  • erf- en terreinafscheidingen elders met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • licht- en vlaggenmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 12 meter;
  • sport- /speeltoestellen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • een plaatsgebonden kampeermiddel met een hoogte van maximaal 5 meter en een oppervlakte van maximaal 55 m2;
  • overige bouwwerken, geen gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

Buiten het bouwvlak op kleinschalige kampeerterreinen zijn toegestaan:

  • erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevellijn en de openbare weg met en bouwhoogte van ten hoogste 1 meter;
  • erf- en terreinafscheidingen elders met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • sport- /speeltoestellen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • overige bouwwerken, geen gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.
  • een plaatsgebonden kampeermiddel met een hoogte van maximaal 5 meter en een oppervlakte van maximaal 55 m2 ;
  • aansluitpalen voor elektra en/of water met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 meter.

Overige bepalingen met betrekking tot plaatsing/situering en omvang van kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein:

  • per standplaats mag maximaal 1 hoofdkampeermiddel worden geplaatst;
  • op dezelfde standplaats mogen naast het hoofdkampeermiddel maximaal twee bijbehorende onderkomens (bijvoorbeeld bijzet-tenten) worden geplaatst met een maximale oppervlakte van ieder 10 m2;
  • de onderlinge afstand van hoofdkampeermiddelen tot elkaar bedraagt ten minste 5 meter;
  • de oppervlakte van een plaatsgebonden kampeermiddel bedraagt maximaal 55 m2 en de hoogte maximaal 5 meter.

Toegestaan gebruik, voorwaardelijkijke verplichting en strijdig gebruik

Toegestaan gebruik op een kleinschalig kampeerterrein:

  • a. Kamperen is uitsluitend toegestaan, indien en voor zover een kleinschalig kampeerterrein aanwezig is:
    • 1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen';
    • 2. op de gronden direct grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen';
    • 3. op de gronden direct grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalig kamperen', binnen de bestemming 'Bedrijf', 'Sport' of 'Wonen';
  • b. voor een kleinschalig kampeerterrein gelden voor het overige de volgende gebruiksregels:
    • 1. het ter plaatse ingericht hebben van niet permanente standplaatsen met ondersteuningsvoorzieningen is niet toegestaan buiten het kampeerseizoen;
    • 2. het ter plaatse aanwezig zijn en in gebruik hebben van kampeermiddelen op standplaatsen buiten het kampeerseizoen is niet toegestaan;
    • 3. het in gebruik hebben van kampeermiddelen op permanente standplaatsen buiten het kampeerseizoen is niet toegestaan;
    • 4. meer standplaatsen en/of permanente standplaatsen op een kleinschalig kampeerterrein aanwezig en voor gebruik beschikbaar te hebben boven het maximaal toegestane aantal standplaatsen en/of maximaal toegestane permanente standplaatsen zoal aangegeven op de verbeelding;
    • 5. het is verboden om kleinschalige kampeerterreinen met elkaar te verbinden, zodanig dat hierdoor grotere kampeerterreinen ontstaan.

Voorwaardelijke verplichting bij een kleinschalig kampeerterrein

Een kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in gebruik genomen en gehouden worden, indien en voor zover:

  • a. minimaal 4 hectare grond direct aansluitend op een bouwvlak met de aanduiding 'specifiek vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' duurzaam in agrarisch gebruik is als onderdeel van het op het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf; daarbij maakt de minicamping zelf, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, ook onderdeel uit van de gronden met agrarisch gebruik.
  • b. voorzien is in voldoende parkeerruimte op het kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen, waarbij een parkeernorm van 1.1 parkeerplaats per standplaats wordt gehanteerd;
  • c. voorzien is in een adequate landschappelijke inpassing, door de aanleg/inrichting van een dicht begroeide beplantingsstrook van minimaal 5 meter breedte en bij permanente standplaatsen van minimaal 7 meter breedte, met streek- en gebiedseigen soorten, waardoor het totale kleinschalig kampeerterrein gedurende het gehele jaar aan het zicht vanuit de omgeving wordt onttrokken en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden door een adequaat beheer;
  • d. een woning aanwezig en in gebruik is op het bouwvlak, en deze ook wordt gebruikt voor de exploitatie van het kleinschalig kampeerterrein op het betreffende perceel.

Strijdig gebruik:

Permanente bewoning van kampeermiddelen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg en ter visie legging

In het kader van ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties en organisaties.

Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd, waarop een ieder de gelegenheid heeft gehad een zienswijze in te dienen op het plan.

Reacties vooroverleg en tervisielegging

Op het plan zijn 49 zienswijzen en 9 overlegreacties ontvangen. De samenvatting van deze zienswijzen en overlegreacties en de beantwoording hiervan is opgenomen in een zienswijzen rapport (bijlage 6). In deze nota is aangegeven of en zo ja, op welke wijze het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de ingediende reacties is gewijzigd. Naar aanleiding van de beantwoording van zienswijze nr. 48 is een reactie ontvangen, deze heeft niet tot aanpassingen in de herziening geleid. De memo hierover is opgenomen in bijlage 8.

Ambtshalve aanpassingen

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het zienswijzenrapport (bijlage 6).

Voor de wijzign van de bestemming Agrarisch bedrijf naar de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' is een aanvullende toetsing uitgevoerd van de milieueffecten zie tabel 4.1.

Tabel 4.1

Locatie   Bestemmings-
wijziging  
Milieutoets   Conclusie  
Krommenhoeke 6, Biggekerke   Agrarisch naar Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'   In de omgeving zijn gronden met een Agrarische bestemming aanwezig, deze worden gebruikt voor de akkerbouw en liggen op 30 meter van de woning. Intensieve veehouderij is op deze gronden niet mogelijk. Aan de richtafstand voor akkerbouw uit de VNG brochure (30 meter) wordt voldaan.   Verandering naar de bestemming Wonen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende functies.  

Vaststelling

De gemeenteraad heeft overeenkomstig het voorstel van het college de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen overgenomen en het bestemmingsplan dienovereenkomstig vastgesteld. Het raadsbesluit is terug te vinden in bijlage 7.