direct naar inhoud van Hoofdstuk 3 Sectorale toetsen
Plan: Kraaienestweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0020BPMinCaVeePo-VG01

Hoofdstuk 3 Sectorale toetsen

In dit hoofdstuk wordt de beoogde situatie planologisch getoetst aan alle relevante aspecten.

Verkeer en parkeren

De minicamping zal in de zomerperiode een beperkte extra verkeersproductie genereren. Volgens de CROW concept publicatie Verkeersgeneratie van voorzieningen (kenmerk: CRW091/Abf / 0002; 2 juni 2008; CROW) dient voor campings rekening gehouden te worden met een jaargemiddelde weekdag verkeersgeneratie van 3,9 mvt / etmaal / 10 standplaatsen. De verkeersaantrekkende werking ten gevolge van de uitbreiding is ( 15/10*3,9=) 6 mvt / etmaal. De Polredijk en de Kraaienestweg kunnen deze beperkte extra verkeersproductie zonder problemen verwerken. Parkeren vindt op eigen terrein van de minicamping plaats.

Ecologie

De gronden waarop de minicamping wordt gerealiseerd, kennen een gevarieerd gebruik (grasland, paardenbak, toegangspad), aansluitend aan het agrarisch bouwvlak.

Gebiedsbescherming

Het perceel grenst aan het Veerse Bos, dat als natuurgebied onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. De betreffende percelen maken zelf geen deel uit van de EHS. Gelet op het relatief extensieve en kleinschalige karakter van de minicamping, de (dag)recreatieve functie van het Veerse Bos en de ligging grenzend aan een parkeerterrein annex speelweide, zal de beoogde minicamping geen negatieve invloed hebben op het natuurgebied.

Soortsbescherming

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

In de aanwezige beplanting kunnen broedvogels aanwezig zijn. Het gebied zal voorts een functie vervullen als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis). Het gebied is ongeschikt als landbiotoop van amfibieën.

Het gebied is als gevolg van ligging, inrichting en beheer ongeschikt als verblijfplaats van overig beschermde soorten en van de zwaar beschermde soorten, die staan vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet.

De werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van kunnen leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden. De beschermde natuurwaarden van het plangebied staan alle vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet.

Er is geen ontheffing nodig voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten) daar er voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van broedvogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of geen broedvogels te verstoren.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden.

Wat de gebiedsbescherming betreft kan worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.

Water

Het terrein van de minicamping blijft grotendeels onverhard. Paden en parkeergelegenheid zullen – voor zover sprake is van verharding – worden voorzien van een doorlatende verharding. Op het perceel mogen maximaal 5 stacaravans worden geplaatst, die het hele jaar door aanwezig zijn. Verder is alleen in het zomerseizoen sprake van extra verhard oppervlak door kampeermiddelen. Het hemelwater dat op deze verharde oppervlakken valt zal via de bodem zijn weg zoeken naar het oppervlaktewater. Er wordt geen drainage toegepast.

De toename van het verhard oppervlak bedraagt minder dan 1.000 m². Op grond van het beleid van de waterbeheerder (Waterschap De Zeeuwse Eilanden) is er derhalve geen extra waterberging nodig. De beoogde ontwikkeling leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.

In het kader van de verplichte watertoets wordt deze waterparagraaf voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

Archeologie

In het plangebied komen geen bekende archeologische waarden voor. Het plangebied maakt wel deel uit van een gebied dat is aangemerkt als gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Dat betekent dat voor ingrepen in de bodem beneden een diepte van 40 centimeter en een grotere oppervlakte dan 500 m2 archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Daartoe is de dubbelbestemming Waarde – Archeologie – 3 toegekend aan de gronden in het plangebied.

Milieu-aspecten

Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder is een minicamping geen geluidsgevoelige functie. Het is echter wel gewenst om een goed verblijfsrecreatief klimaat te borgen. De grenswaarden uit de Wet geluidhinder gelden daarvoor overeenkomstig het provinciaal beleid als toetsingscriteria. Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is een berekening uitgevoerd voor de geluidsbelasting van de minicamping als gevolg van de Polredijk.

Verkeersintensiteit

De verkeersintensiteit op de Polredijk bedraagt volgens de verkeersstromenkaart van de provincie Zeeland in 2009 circa 2.100 mvt/etmaal (weekdagjaargemiddelde). Door rekening te houden met een autonome groei van 1,5% per jaar is de verkeersintensiteit voor 2021 bepaald. De geprognosticeerde verkeersintensiteit bedraagt dan 2.500 mvt/etmaal.

Verdelingen per periode-uur en voertuigcategorie

De werkelijke verdelingen per periode-uur en voertuigcategorie op de Polredijk zijn niet bekend daarom is gekozen aan te sluiten bij landelijke gemiddelden die horen bij landelijke ontsluitingswegen (Daling in groei; actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec. 2009;RBOI-Rotterdam). In de tabel 3.1 zijn deze verdelingen weergegeven.

Tabel 3.1. Voertuigverdeling Plattelandswegen

  dagperiode   avondperiode   nachtperiode   etmaal  
per periode-uur   6,7%   2,7%   1,1%   n.v.t.  
lichte mvt   91,08%   91,08%   91,08%   91,08%  
middelzware mvt   6,42%   6,42%   6,42%   6,42%  
zware mvt   2,50%   2,50%   2,50%   2,50%  

Overige gegevens

Voor het berekenen van de geluidsbelasting zijn ook de maximumsnelheid, verhardingssoort en waarneemhoogtes relevant. In tabel 3.2 zijn de maximumsnelheid, verhardingssoort en verhardingsbreedte van de Polredijk weergegeven.

Tabel 3.2. Overige gegevens

weg \ gegeven   maximumsnelheid   verhardingssoort   verhardingsbreedte  
Landelijke ontsluitingsweg Polredijk   60 km/u   asfalt /
W0 – referentiewegdek  
2 m  

De recreatie-eenheden bestaan maximaal uit één bouwlaag. De vastgestelde waarneemhoogte bevindt zich derhalve op 1,50 m.

Resultaten en conclusie

Uit de berekeningsresultaten (zie ook bijlage 1) blijkt dat de 48 dB-contour (voorkeursgrenswaarde) zich op 36 meter afstand bevindt uit de wegas van de Polredijk. De minicamping is gepland op een grotere afstand dan 36 meter.

De geluidsbelasting ter plaatse van de minicamping bedraagt minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Bodemkwaliteit

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

De gemeente Veere maakt gebruik van vastgestelde bodemkwaliteitskaarten. Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat het plangebied voor Minicamping de Heksenketel in een zone ligt waarin geen kritische parameters aanwezig zijn, en waarin de grond vrij en zonder aanvullende onderzoeken toepasbaar is. De berekende achtergrondwaarden in deze zone leveren geen risico's op voor de volksgezondheid en/of het milieu.

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Milieuhinder

In de directe omgeving van de minicamping komen geen hinder veroorzakende bedrijven voor. De jachthaven Oostwatering is gelegen op meer dan 100 meter van de minicamping. Op grond van de Brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) geldt voor jachthavens met diverse voorzieningen (SBI-code 926) vanwege het geluidsaspect een richtafstand van 50 meter. Minicamping de Heksenketel ligt derhalve op voldoende afstand om hinder te voorkomen. Het omgekeerde is ook het geval, de minicamping vormt geen belemmering voor omliggende bedrijven en toelaatbare bedrijfsactiviteiten.

Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de daaraan op basis van de Wet Luchtkwaliteit te stellen eisen. Bovendien genereert de minicamping zo weinig verkeer dat daardoor de luchtkwaliteit nauwelijks wordt beïnvloed. Het Besluit Niet in Betekenende Mate is van toepassing.

Conclusie

Gelet op de hiervoor beschreven sectorale toetsen kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn om medewerking te verlenen aan de planologische regeling van een minicamping op het perceel Kraaienestweg 1 te Veere.