direct naar inhoud van 5.8 Bedrijven en milieuhinder
Plan: Kommen gemeente Tholen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.bpKommenTholen-VG01

5.8 Bedrijven en milieuhinder

5.8.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

5.8.2 Onderzoek

Milieuzonering

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering en is ingedeeld volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) die onder andere wordt gebruikt door het Centraal bureau voor de Statistiek en de Kamers van Koophandel. In dit bestemmingsplan worden twee verschillende staten gehanteerd:

  • Voor de bedrijventerreinen wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' gehanteerd. In deze staat wordt iedere milieucategorie vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Het gaat uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand bepaald. Op de bedrijventerreinen zijn bedrijven tot ten hoogste categorie 3.2 toelaatbaar. Lagere categorieën zijn echter ook aan de orde: maximaal categorie 3.1 of categorie 2.
  • Voor de overige bedrijven wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' als uitgangspunt genomen, omdat deze bedrijven verspreid in de kernen in de omgeving van woningen en maatschappelijke voorzieningen liggen. In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt niet gewerkt met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. In de kernen blijven de huidige bedrijfsactiviteiten gehandhaafd. De bedrijfsbestemmingen grenzen aan een aantal percelen direct aan de woonbestemmingen. Daarom worden ter plaatse van de bedrijfsbestemmingen bedrijven uit maximaal categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' algemeen toelaatbaar geacht.

Voor een uitgebreide toelichting op beide staten en de toepassing daarvan wordt verwezen naar Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Inschaling van bedrijven

Met behulp van beide staten wordt ook de mate van milieubelasting van de al aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven in de desbetreffende milieucategorieën van de staten (zie bijlage 7). Hieruit blijkt dat de meeste bedrijven die zijn gevestigd in de bebouwde kom in categorie B1 vallen. Categorie B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

De meeste bedrijven op de bedrijventerreinen vallen in de categorieën 2, 3.1. of 3.2. Enkele bedrijven vallen in categorie 4.1 en één in categorie 4.2 en passen vanwege de aard en omvang niet in de hiervoor aangegeven milieuzonering. Voor deze bedrijven gelden op grond van milieuwetgeving beperkingen voor de bedrijfsvoering. In planologisch opzicht zullen bestaande rechten echter worden gerespecteerd.

Voor zover bedrijven in de bebouwde kom niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en dat voldoende ruimte biedt voor een gezonde bedrijfsontwikkeling. Op dit moment zijn dergelijke bedrijven niet bekend.

Een aantal bedrijven kan niet worden ingeschaald in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Ook voor deze bedrijven zullen de huidige bedrijfsactiviteiten in planologisch opzicht worden gerespecteerd.

Zowel voor de bedrijven die niet passen binnen de aangegeven milieuzonering als de bedrijven die niet kunnen worden ingeschaald is het van belang dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied zijn gevestigd.

Agrarische bedrijven

Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water). Ook speelt de aanwezigheid van gevoelige functies een rol. Op grond van het Omgevingsplan dient daarom rekening te worden gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 meter van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. In twee kernen zijn nu glastuinbouwbedrijven aanwezig: Sint-Annaland en Scherpenisse. In niet alle gevallen wordt de afstand gehaald. Aangezien het gaat om bestaande bedrijven waarop milieuwetgeving van toepassing is die gevaar of hinder moet voorkomen, behoeft in het voorliggend bestemmingsplan hiermee geen rekening te worden gehouden.

In opdracht van de gemeente Tholen is onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidszones en verantwoorde afstanden rondom akkerbouw- en fruitteeltpercelen als gevolg van bespuitingen met toxische stoffen en de blootstelling hiervan op (nieuwe) woningen. Omdat fruitteeltbedrijven of percelen met fruitteelt nu niet in het plangebied voorkomen en in het plangebied binnen een afstand van 50 meter van woon- en verblijfsrecreatiegebieden ook niet worden toegestaan, wordt hieronder alleen ingegaan op drift vanuit bespuitingen in de akkerbouw.

In het onderzoek is gekeken naar het effect van driftbeperkende toedieningstechnieken. Berekeningen zijn uitgevoerd op 5, 10, 20, 30, 40 en 50 meter afstand van de perceelrand en voor een hoogte van 0-3 meter en 3-6 meter. Daaruit volgde dat bij neerwaartse bespuitingen van veldgewassen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de minimaal vereiste driftarme spuittechniek volgens het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) (DRT50), een afstand van minimaal 50 meter tussen bebouwing en perceelrand nodig is om overschrijding van de AEL-dermaal (opname van schadelijke stoffen in de menselijke huid) te voorkomen. Als er op de perceelsgrens een windhaag aanwezig is, dan kan voor deze spuittechniek de afstand tot 40 m worden verkleind voor omstanders (0-3 meter hoogte), maar blijft voor bebouwing minimaal 50 m (3-6 meter hoogte) noodzakelijk. De benodigde afstand kan verder worden verkleind of zeker worden gesteld door het gebruik van een dubbele windhaag of een constructie met een vergelijkbare filterende werking op de perceelsgrens. Ook is berekend dat de benodigde veiligheidszone voor een standaard spuittechniek 30 meter bedraagt vanaf de perceelsgrens, als er geen sloot langs het landbouwperceel ligt. Indien een sloot aanwezig is langs het landbouwperceel en de minimaal vereiste driftreducerende techniek volgens LOTV (DRT50) wordt gebruik, is een afstand van 10 meter vanaf de perceelsgrens nodig om onder de dermale blootstelling van voor de mens schadelijke toxische stoffen (0-3 meter hoogte) en voor bebouwing (3-6 meter hoogte) te komen.

De resultaten van het onderzoek zijn vooral van belang bij de beoordeling van nieuwe woningbouwinitiatieven. Deze zijn niet in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. In bestaande situaties zal het betreffende agrarisch bedrijf rekening moeten houden met woonpercelen van derden.

Hiervoor is aangegeven dat fruitteeltbedrijven of percelen met fruitteelt in het plangebied nu niet voorkomen. Op korte afstand van het plangebied komt dit wel voor. Ook voor deze agrarische bedrijfsactiviteit zal milieuwetgeving gevaar of hinder moeten voorkomen.

Klachten over bedrijven

Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige bedrijven bekend.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van woningen binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden bedrijven door het voorliggende bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van dit bestemmingsplan daarom niet in de weg.