Artikel 21 Wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO
21.1. Wijzigingsgebied I
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijke doeleinden (M) ter plaatse van het op de kaart aangegeven wijzigingsgebied I te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden (W) met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en de volgende bepalingen:
-
a. planwijziging dient te zijn gericht op het bereiken van een nieuwe woning passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving;
-
b. ter plaatse van het wijzigingsgebied is in totaal ten hoogste één woning toegestaan;
-
c. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
-
e. voldaan moet worden aan de vereisten inzake de bodemkwaliteit, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit alsmede de economische uitvoerbaarheid;
-
f. de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;
-
g. vooraf dient het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen om advies te worden gevraagd;
-
h. in het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafwe- ging;
-
i. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de procedure genoemd in artikel 22 lid 2 doorlopen.
21.2. Wijzigingsgebied II
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijke doeleinden (M) ter plaatse van het op de kaart aangegeven wijzigingsgebied II te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden (W) met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en de volgende bepalingen:
-
a. planwijziging dient te zijn gericht op het bereiken van nieuwe grondgebonden woningen, passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving;
-
b. het aantal woningen dient te passen binnen de provinciale en gemeentelijke Woonvisie;
-
c. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
-
e. voldaan moet worden aan de vereisten inzake de bodemkwaliteit, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit en de economische uitvoerbaarheid;
-
f. de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;
-
g. vooraf dient het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen om advies te worden gevraagd;
-
h. in het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafwe- ging;
-
i. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de procedure genoemd in artikel 22 lid 2 doorlopen.
21.3. Wijzigingsgebied III
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijfsdoeleinden (B) ter plaatse van het op de kaart aangegeven wijzigingsgebied III te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden (W) met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 en de volgende bepalingen:
-
a. planwijziging dient te zijn gericht op het bereiken van ten hoogste drie nieuwe vrijstaande grondgebonden woningen en ten hoogste 4 woonwagens, passend binnen de ruimtelijk- functionele structuur van de omgeving;
-
b. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
-
c. de totale hoogte van een woonwagen mag ten hoogste 5 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
-
e. voldaan moet worden aan de vereisten inzake de bodemkwaliteit, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit en de economische uitvoerbaarheid;
-
f. de nieuwe woningen mogen geen hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;
-
g. vooraf dient het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen om advies te worden gevraagd;
-
h. in het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafwe- ging;
-
i. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de procedure genoemd in artikel 22 lid 2 doorlopen.
21.4. Uitgifte openbare ruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden met de nadere aanwijzing W(e), teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;
-
b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure genoemd in artikel 22 lid 2 doorlopen.