Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Axelsestraat 27
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0715.OMGTMD03-VG99

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van het wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding (dh), detailhandel;
  3. ter plaatse van de aanduiding (k), kantoorruimte;

    alsmede:
  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

    met de daarbijbehorende:
  5. tuinen en erven;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de hoofdgebouwen op de gronden met de bouwaanduiding [gs] mogen uitsluitend gestapeld worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in één van de naar de weg gekeerde bouwgrenzen, dan wel op een afstand van ten hoogste 3 meter evenwijdig hieraan;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven maat bedragen;
  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer zijn dan 4 meter hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  6. de afstand van de achterste bouwgrens tot aan de achterste perceelsgrens mag niet minder dan de op de verbeelding aangegeven toegestane goothoogte bedragen.

3.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en op de bijbehorende erven worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag op de erven (buiten het bouwvlak) bedragen:
    1. voor zover deze gronden deel uitmaken van een perceel kleiner dan 500 vierkante meter, de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van dit erf bedragen, met een maximum van 60 vierkante meter;
    2. voor zover deze gronden deel uitmaken van een perceel groter dan 500 vierkante meter, de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van dit erf bedragen, met een maximum van 90 vierkante meter;
      met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 vierkante meter onbebouwd en onoverdekt dient te blijven en er per bouwperceel ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan;
  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.

3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat:
    1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
    2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 meter bedragen;

3.3 Maximale hoogtematen

Voor bouwwerken gelden voorts de volgende maximale hoogtematen:
 
  
Goothoogte
Bouwhoogte
1.
Van hoofdgebouwen en woonwagens
Zie verbeelding
Zie verbeelding en anders 4.00 m hoger dan goothoogte
2.
Van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
3.00 m
6.00 m
3.
Van erfafscheidingen achter de voorgevel
-
2.00 m
4.
Van andere bouwwerken achter de voorgevel
-
3.00 m, bij (ww) 2.00 m
5.
Van bouwwerken vóór de voorgevel
-
1.00 m
  

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen omtrent de situering en de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 meter in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 meter;
  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 2 sub 6  ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.