direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Hattingaschans Terneuzen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Hattingaschans is een bouwplan ontwikkeld (onderdeel van het inrichtingsplan fase 5). Dit bouwplan past niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost', vastgesteld op 3 juli 2018.

In het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' is een bouwvlak voorzien dat de bouw van de woningen mogelijk maakt. De woningen zijn beoogd op een eiland in een aan te leggen waterpartij. De waterpartijen in ontwikkelingsgebied Othene hebben een belangrijke plaats in het stedenbouwkundig ontwerp. Om een betere verkeersafwikkeling te realiseren, voert de initiatiefnemer de aangrenzende weg 'De Waterlanden' op verzoek van de gemeente uit met voetpaden aan beide zijden. Hierdoor schuift de weg op in de richting van het bouwvlak waardoor er onvoldoende ruimte overblijft voor de waterpartij. Daarom is besloten het aan te leggen eiland op te schuiven in oostelijke richting zodat de waterpartij een breedte van minimaal 13 meter behoudt. Het gevolg hiervan is dat de woningen nu deels buiten het bouwvlak vallen. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost'.

De gemeente Terneuzen heeft aangegeven bereid te zijn planologische medewerking te verlenen aan de ontwikkeling. Hiervoor zal het instrument van een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor afwijken van het geldende bestemmingsplan worden toegepast (artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo). Een dergelijke omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Een aanvraag voor een dergelijke omgevingsvergunning dient daarom vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onderliggend document bevat deze ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het projectgebied (rood omrand) (bron foto: Luchtfoto kadaster Nederland)


Het projectgebied ligt aan de oostrand van Terneuzen, in Othene Oost, een nog te ontwikkelen deel van de wijk Othene. In figuur 1.1 is de ligging van de locatie globaal weergegeven.

1.3 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit drie hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt een omschrijving van het project weergegeven en de verhouding hiervan tot het geldende bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de relatie met de sectorale toetsen beschreven. In hoofdstuk 5 wordt kort ingegaan op de juridische regeling en tot slot komt in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Beschrijving ontwikkeling

De ontwikkeling van de Hattingaschans is onderdeel van de ontwikkeling van Othene Oost. De plannen voor de ontwikkeling van dit gebied zijn met het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' geregeld. De Hattingaschans zal in de nieuwe waterpartij komen te liggen. Vanaf de Koninginnepage wordt de toegang tot de schans geregeld. Op de Hattingaschans worden 12 woningen met parkeervoorzieningen gerealiseerd. Door het anders inrichten van de weg 'De Waterlanden' met extra voetpaden is het inrichtingsplan ter plaatse van de Hattingaschans aangepast ten opzichte van het inrichtingsplan dat als basis voor het bestemmingsplan Othene Oost is gebruikt. In figuur 2.1 is het inrichtingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Inrichtingsplan rondom projectgebied (bron: Royal Haskoning DHV)

De woningen worden grotendeels één bouwlaag hoog met een opbouw van één verdieping aan de voorzijde van de woningen. Aan de achterzijde hebben de woningen een terras aan het water, aan de voorzijde is ruimte voor groen en parkeren. Het ontwerp van de woningen is er een met een hoge dichtheid en zorgt er voor dat het bebouwd oppervlakte van 1.352 m², 53% is van het planoppervlakte (2.531 m²). Op perceel niveau is dat zelf 70%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Plattegrond Hattingaschans (bron: Architectenbureau KREATUUR)

2.2 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse is 'Terneuzen, Othene Oost', d.d. 3 juli 2018 vastgesteld door de raad van de gemeente Terneuzen. Op basis van dit bestemmingsplan geldt ter plaatse van de betreffende gronden de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming zijn wonen met daarbij behorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere binnen een woongebied voorkomende functies, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en ondergrondse bergbezinkbassins toegestaan. Op de locatie geldt grotendeels ook de functieaanduiding 'wonen'. Aan deze functieaanduiding zijn de specifieke gebruiksregels verbonden dat een bouwperceel uitsluitend is toegestaan binnen deze aanduiding dan wel waar deze aanduiding niet voorkomt binnen een bouwvlak. Ook is hier een bouwvlak aanwezig, hoofdgebouwen dienen gebouwd te worden binnen dit bouwvlak. In de bouwregels van deze bestemming is daarnaast een bebouwingspercentage van 50% opgenomen.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' in het hele projectgebied. Hieraan zijn regels verbonden die de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermen. Zo is onder andere een rapport, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld, noodzakelijk bij werkzaamheden waarbij de grondverstoring groter is dan 500 m² en waarbij dieper wordt ontgraven dan de vrijstellingsdiepte op de locatie (0,5 meter -mv).

Ook geldt de gebiedsaanduiding ' wro-zone - wijzigingsgebied' in een groot deel van het projectgebied. De planologische mogelijkheden van de gronden met deze aanduiding kunnen worden gewijzigd ten behoeve van het planologisch mogelijk maken van maatschappelijke voorzieningen op één locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost', projectgebied in roze weergegeven (bron: ruimtelijkeplannnen.nl)

2.3 Verhouding ontwikkeling met bestemmingsplan

In het in 2018 vastgestelde bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' is de ontwikkeling van woningen op deze locatie getoetst aan de toen geldende wet- en regelgeving en regels van goede ruimtelijke ordening. De beoogde ontwikkeling wijkt uitsluitend af van de bouwmogelijkheden.

In figuur 2.2 is met een oranje stippellijn de positie van het bouwvlak uit het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' weergegeven. Hierin is te zien dat de bebouwing deels buiten het bouwvlak is beoogd. Daarnaast voldoet de beoogde bebouwing niet aan het maximale bebouwingsoppervlak van 50% en worden er bouwpercelen gerealiseerd buiten het bouwvlak dan wel gronden met de functieaanduiding 'wonen'.

Door middel van een omgevingsvergunning zal alleen het bouwen van het hoofdgebouw en het gebruik van de gronden als bouwperceel buiten het bouwvlak en bebouwing met een groter bebouwingspercentage dan 50% worden toegestaan. Het geldende bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' blijft voor het overige gelden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De ontwikkeling van het woongebied is in het geldende bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' aan de relevante beleidskaders getoetst. Na vaststelling van dit bestemmingsplan op 3 juli 2018 zijn het Omgevingsplan Zeeland 2018 en de Provinciale Omgevingsverordening 2018 vastgesteld. Hierin is geen nieuw beleid of regelgeving ten opzichte van de beoogde afwijkingen van het bestemmingsplan opgenomen.

 

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

De beoogde ontwikkeling betreft het bouwen (van een hoofdgebouw) buiten het bouwvlak en het realiseren van een bebouwingspercentage van meer dan 50%. Daarvoor dient te worden afgeweken van het bestemmingsplan. Omdat er alleen sprake is van een geringe verandering in bouwmogelijkheden zijn er geen nadelige milieueffecten ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden. Een uitgebreide toetsing aan de verschillende milieuaspecten is dan ook niet noodzakelijk. Hieronder wordt uitsluitend getoetst aan de aspecten waarvan de wet- en regelgeving is aangepast na vaststelling van het geldende bestemmingsplan en waarop verruiming van de bouwmogelijkheden mogelijk van invloed is. De overige aspecten (cultuurhistorie, bodemkwaliteit, geluid, externe veiligheid, kabels, leidingen en straalpaden, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuhinder) zijn reeds getoetst aan geldende wet en regelgeving en hiervoor wordt verwezen naar het in 2018 vastgestelde bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost'.

4.1 Archeologie

Toetsing

Voor het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' is een uitgebreide toetsing gedaan voor het aspect archeologie (bijlage 2). Hierin is conform het beleid het stroomdiagram gevolgd. Op basis van deze toetsing is gebleken dat voor de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de wijk archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Daarom is in het bestemmingsplan Terneuzen, Othene Oost de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' met bijbehorende onderzoeksverplichtingen of vrijstellingen toegekend aan het hele plangebied van dit bestemmingsplan waarin ook het projectgebied van onderliggende ruimtelijke onderbouwing ligt.

Voor de ontwikkeling van Othene fase 4-6, waar de ontwikkeling van de Hattingaschans onderdeel van uit maakt, is dit archeologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 3).

Op basis van dit onderzoek is een archeologische verwachtingskaart gemaakt voor het gebied Othene Oost, deze is opgenomen als figuur 4.1. Het projectgebied van de Hattingaschans is ingedeeld in Verwachtingen - Zone C. In deze zone geldt een hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0005.jpg"

Figuur 4.1 Locatie van de voorziene ontgrondingen binnen het plangebied en de in het verwachtingsmodel
beschreven zones. (bron: ARTEFACT! RAPPORT 301 TERNEUZEN REUZENHOEKSEDIJK, MOLENWEG C.A. (OTHENE FASE 4-6))

Het inventarisernd Veldonderzoek heeft uitgewezen dat rondom het projectgebied van Hattingaschans een hoge verwachting voor het aantreffen vanvindplaatsen uit de Late Middeleeuwen geldt. De voorgenomen ontgravingen voor de aanleg van de waterpartijen reiken tot max. ca. 2 m –NAP. Daarmee wordt het niveau van het pleistocene dekzand niet bereikt. Dit niveau bevindt zich hier vanaf 2,50 m –NAP of dieper (vanaf 3,20 – 4,05 m –mv). Dit geldt echter wel voor het niveau direct beneden de bouwvoor rondom het projectgebied van de Hattingaschans en ten oosten daarvan, waarop vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen aanwezig kunnen zijn. Dit betekent dat in deze delen van het plangebied bij de voorgenomen ontgrondingen archeologische waarden verstoord kunnen raken. Voor deze locaties wordt nader onderzoek noodzakelijk eacht voor de voorgenomen ontgravingen van waterpartijen die deel uitmaken van het stedenbouwkundig plan van de wijk Othene, deze locaties zijn weergegeven in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.2 Archeologische advieskaart vervolgonderzoek (bron: ARTEFACT! RAPPORT 301 TERNEUZEN REUZENHOEKSEDIJK, MOLENWEG C.A. (OTHENE FASE 4-6))

Verstoringen Hattingaschans

Voor de ontwikkeling van de Hattingaschans zijn verschillende werkzaamheden nodig. De Hattingaschans wordt omgeven door waterpartijen die december 2019 onderzocht zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek voor de ontgronding. Daarbij is vastgesteld dat er geen behoudenswaardige vindplaatsen aanwezig zijn. Het advies is geen verder onderzoek uit te voeren. De resultaten van dit onderzoek worden beschreven in het rapport Terneuzen Othene Fase 5 (TNZ00T307 en TNZ00T781). Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven. Artefact Rapport 512 "


Conclusie

De bodemverstoringen ten gevolge van de aanleg van de Hattingaschans overschrijden de oppervlakte waarbij verstoringen dieper dan de vrijstellingsdiepte op basis van het bestemmingsplan en het beleid van de gemeente Terneuzen vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek niet. Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Water

Voor dit aspect wordt verder verwezen naar de waterparagraaf die ten behoeve van het (voorheen geldende) bestemmingsplan Othene Zuid is uitgevoerd. De paragraaf is op enkele punten aangepast naar de situatie op de Hattingaschans en opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. In deze watertoets is aangegeven dat in overleg met het waterschap als uitgangspunt is gehanteerd dat 6 tot 10 % van het plangebied aangelegd dient te worden in de vorm van open water. Dit om voldoende water te kunnen bergen bij extreme neerslagsituaties. In het plan is 9,8 hectare open water opgenomen, wat neerkomt op ruim 9% van het plangebied. Dit is dus 3% (3,2 ha) meer dan de minimale inspanning die met het waterschap is afgesproken.

De realisatie van de Hattingaschans met een bebouwingspercentage van meer dan 50%, zorgt voor een toename van verharding ten opzichte van de situatie waar vanuit is gegaan bij de watertoets zoals opgenomen in bijlage 1. De toename van verhard oppervlakte ten opzichte van de planologisch vergunde situatie is maximaal 500 m². Om dit te compenseren zou op basis van het beleid van waterschap Scheldestromen 0,075 x 500 m² = 37,5 m³ aan waterberging aangelegd moeten worden. Deze toename op het plangebied valt daarmee ruim binnen de marge van 3,2 hectare waterberging die in de eerste plannen zijn voorzien.

Voor het overige hebben na de vaststelling van het hiervoor genoemde bestemmingsplan geen nieuwe feiten of omstandigheden plaatsgevonden die noodzaken tot een aanpassing van de waterparagraaf. De uitgangspunten en conclusies van toen zijn dus nog steeds geldig.

4.3 Ecologie

4.3.1 Gebiedsbescherming - Stikstof

Na vaststelling van het geldende bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' is met de uitspraak van de Raad van State het Programma Aanpak Stikstof komen te vervallen. Ieder plan en project zal daarom moeten aantonen dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en habitattypen uit de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige delen in de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden. De ontwikkeling van de Hattingaschans kan zowel in de gebruiks- als aanlegfase leiden tot stikstofdeposities op stikstofgevoeldige Natura 2000-gebieden.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, ligt op een afstand van circa 1,3 kilometer. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat ligt ook in dit Natura 2000-gebied, op 6,3 kilometer van de ontwikkeling. De ligging van de locatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden is weergegeven in figuur 4.2.

Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.OMGOTH02-VG01_0007.jpg"

Figuur 4.2 Locatie beoogde ontwikkeling (rode stip) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: http://natura2000.eea.europa.eu/#)

Gevolgen ontwikkeling in de aanlegfase

Voor de aanlegfase zijn door de aannemer inschattingen gemaakt van de inzet van materieel en voertuigen ten behoeve van de bouw. De bouwtijd van de woningen bedraagt 45 weken.

Inzet materieel

De materieelinzet is weergegeven in tabel 1. De inzet van dit materieel is ingevoerd als vlakbron, omdat het materieel op het gehele bouwterrein ingezet wordt.

Tabel 1 Materieel inzet tijdens aanlegfase

Materieel   Bouwjaar   Vermogen in kW   Totaal aantal uren   Verbruik per uur (liter)   Totaal verbruik (liter)  
Graafmachine ten behoeve van het ontgraven   2014   140   40   18   720  
Graafmachine ten behoeve van het aanvullen   2014   140   24   18   432  
Graafmachine mini   2014   60   16   5   80  
Heistelling   2014   110   24   18   432  
Graafmachine Midi   2014   80   32   7   224  
Betonpomp   2014   280   24   7   168  
Kraan   2014   200   80   15   1.200  
Machine cementdekvloeren   2014   200   16   5   80  
Diverse inzet machines (onverwacht)   2014   130-560       500  

Verkeersgeneratie

In de aanlegfase is er sprake van verkeersbewegingen door vrachtverkeer en vervoer van werknemers. Hierbij gaat het in totaal om 300 verkeersbewegingen van zwaar vrachtverkeer, 676 verkeersbewegingen van middelzwaar vrachtverkeer en 1.800 lichte verkeersbewegingen. Dit verkeer gaat op in het heersend verkeersbeeld op de Laan van Othene. Dit is het geval op het moment dat het aan-en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag nog niet, dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Op grond van jurisprudentie worden de gevolgen voor het milieu van het af- en aanrijdend verkeer niet meer aan het in werking zijn van de inrichting toegerekend wanneer dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld.

Berekening

Uit berekening van de aanlegfase in AERIUS Calculator (bijlage 4) blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.

Gevolgen ontwikkeling in de gebruiksfase

Omdat de woningen gasloos worden gebouwd is er geen sprake van gebouwemissies. De ontwikkeling van de 12 woningen leidt wel tot een toename van verkeer die zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van het stedelijk karakter van de gemeente en de ligging ten opzichte van de stad. Aangezien het plangebied in Terneuzen ligt, wordt op basis van de stedelijkheidsgraad van het CBS een weinig stedelijk karakter gehanteerd en behoort de Hattingaschans tot de rest van de bebouwde kom. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het gemiddelde gehanteerd. Het CROW biedt kencijfers voor de verkeersgeneratie van tussen- en hoekhuizen in de koopsector. Hiermee kan de verkeersgeneratie van een gemiddelde weekdag worden berekend. Voor 12 rijwoningen betekent dit een verkeersgeneratie van 89 mvt/etmaal (12 x 7,4 mvt/etmaal). Het verkeer gaat op in het heersende verkeer op de Laan van Othene.

Berekening

Uit een berekening met AERIUS Calculator (bijlage 4) blijkt dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Uit berekeningen blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied. Er is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De uitkomsten van de berekening dienen 5 jaar te worden bewaard, zodat bij controle kan worden aangetoond dat dit aspect is onderzocht.

4.3.2 Soortenbescherming

Om de gevolgen van de ontwikkeling op de beschermde natuurwaarden te beoordelen, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De conclusies uit deze quickscan worden hierna kort weergegeven, de rapportage van de quickscan is opgenomen in bijlage 6.

" Voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met beschermde natuurwaarden in het kader van de Wet natuurbescherming Zeeland. Diverse beschermde soorten komen voor in het plangebied, of de directe omgeving.

Er dient rekening gehouden te worden met broedvogels (broedgebied), rugstreeppad (overwintergebied en voortplantingslocatie) en vleermuizen foerageergebied.

Broedvogels

De vegetatie dient gemaaid te worden voor 1 maart, of na 1 augustus. Er dient voorkomen te worden dat er vogels gaan broeden op de locatie waar de bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden.

Rugstreeppad

Het bouwrijp maken van het terrein dient te gebeuren buiten de overwinterperiode. Dit is na 15 maart en voor 15 oktober. Er mogen geen werkzaamheden plaatsvinden in de oeverzone gedurende de voortplantingsperiode..

Vleermuizen

Het terrein (waterpartijen) worden gebruikt als foerageergebied door vleermuizen. Vleermuizen kunnen verstoord worden door verlichting. Indien er verlichting aangebracht wordt dient dit vleermuisvriendelijke verlichting te zijn.

Er is geen negatief effect te verwachten op een Natura 2000 gebied. Er is geen negatief effect te verwachten op gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland. "

Conclusie

De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg, mits de in paragraaf 4.3.2 genoemde maatregelen in acht worden genomen.

4.4 Mer-beoordeling

Het planvoornemen maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die vallen onder een van de onderdelen van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen planMER- of besluitMER-plicht.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

De omgevingsvergunning voorziet in de bouw buiten het bouwvlak en met hoger percentage dan 50% en het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak dan wel daar waar de functieaanduiding 'wonen' geldt voor een bouwperceel. Vergunning zal worden aangevraagd voor de hiervoor genoemde activiteiten.

Op het plangebied blijft voorts de juridische regeling zoals beschreven in de bestemming 'Woongebied', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' uit het bestemmingsplan 'Terneuzen, Othene Oost' (vastgesteld d.d. 3 juli 2018), van toepassing.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het ruimtelijk plan maatschappelijk draagvlak heeft. De planologische mogelijkheden ter plaatse zijn al zodanig dat woningen zijn toegestaan, de ontwikkeling wordt niet als onredelijk bezwarend voor omwonenden gezien.


De ontwerp omgevingsvergunning heeft in het kader van de vaststellingsprocedure 6 weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.