direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Axel - Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BVAXLZ-VG99

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
  • a. de in het besluitvlak Wonen gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

14.2 Aanvulling op lid 13.1 ten aanzien van het GEBRUIK
14.2.1 Besluitvlak Wonen

In aanvulling op het bepaalde in lid 14.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor de huisvesting van personen.

14.3 Aanvulling op lid 13.1 ten aanzien van het BOUWEN
14.3.1 Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 14.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de woningen mogen zowel vrijstaand als aaneen worden gebouwd;
  • b. de breedte van een woning, een aan- en uitbouw niet meegerekend, mag niet minder dan 4 m en niet meer dan 15 m bedragen;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw mag voor een vrijstaande woning niet meer dan 20 m en voor een aaneengebouwde woning niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de afstand tussen de zijgevels van niet aaneen gebouwde woningen mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. op een bouwperceel met een oppervlakte van maximaal 500 m², maximaal 60 m²;
    • 2. op een bouwperceel met een oppervlakte van minimaal 500 m², maximaal 90 m²;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van het erf mag niet meer dan 50% bedragen;
    • 4. van het erf blijft een aaneengesloten oppervlakte van niet minder dan 15 m² onbebouwd en onoverdekt;
    • 5. op het voorerf van het hoofdgebouw en binnen 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw op het zijerf zijn geen aan- uit en bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens van het bouwperceel mag niet minder dan 5 m bedragen
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • j. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 6 m bedragen.
  • k. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. van erfafscheidingen aan de wegzijde van de voorgevel: 1 m;
    • 2. van erfafscheidingen aan de andere zijde niet meer dan 2 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;

14.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
14.4.1 Aan-huis-gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 en lid 14.2.1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in een hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;
  • b. beroepsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 25% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  • c. bedrijfsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 20% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 20 m²;
  • d. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij de parkeernormen uit de ASVV/CROW leidraad vormen, tenzij een afwijking ervan is gemotiveerd;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd als ondergeschikte detailhandel gerelateerd aan het beroep of de activiteit;
  • g. geen afwijkingsvergunning mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van bijlage I van het Bor valt;
  • h. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4.2 Uitbreiding ten behoeve van mantelzorg bij woningen:

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 en lid 14.2.1 voor uitbreiding van aan- en uitbouwen ten behoeve van de mantelzorg, met inachtneming van volgende bepalingen:

  • a. uitbreiding ten behoeve van mantelzorg is uitsluitend toelaatbaar op het achtererf en/of het zijerf;
  • b. bij uitbreiding op het zijerf mag het bouwwerk op niet minder dan 1 m achter de voorgevel worden gebouwd;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in lid 14.3.1 mag ten behoeve van mantelzorg de oppervlakte aan aan- en uitbouwen met niet meer dan 30 m² worden verruimd, waarbij de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen nooit meer dan 90 m² mag bedragen;
  • d. het totale erf mag door de uitbreiding niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • e. mantelzorg is niet toegestaan in vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen;
  • f. de voor mantelzorg aangepaste ruimten mogen niet worden voorzien van een eigen voordeur;
  • g. alvorens meegewerkt wordt aan een uitbreiding ten behoeve van mantelzorg, dient er een zorgdeskundige geraadpleegd te worden;
  • h. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
14.5.1 Hoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 en lid 14.3.1 voor een hogere hoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende of nabijgelegen gronden wordt niet in onevenredige mate afbreuk gedaan.