Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Sluiskil - Zandstraat
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0715.BPSLZ01-VG99

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 geluidzone - industrie 1 (gebiedsaanduiding)

23.1.1 Omschijving gebiedsaanduiding

De op de verbeelding als geluidzone - industrie 1 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ‘Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost’ op geluidsgevoelige objecten.

23.1.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' is het, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.

23.1.3 Afwijken van de gebiedsaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 1.2, mits binnen de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie 1’ voldaan kan worden aan de geldende voorkeurswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Bij het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid wordt de procedure genoemd in artikel 26 lid 1 doorlopen.

23.2 Geluidzone - industrie 2 (gebiedsaanduiding)

23.2.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De op de verbeelding als geluidzone - industrie 2 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ‘Axelse Vlakte II’ op geluidsgevoelige objecten.

23.2.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' is het, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.

23.2.3 Afwijken van de gebiedsaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.2, mits binnen de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie 2’ voldaan kan worden aan de geldende voorkeurswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Bij het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid wordt de procedure genoemd in artikel 26 lid 1 doorlopen.

23.3 Veiligheidszone - leiding (gebiedsaanduiding)

23.3.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De op de verbeelding als veiligheidszone - leiding aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, voorzien van een veiligheidszone afkomstig van een buisleiding voor het transporteren brandstoffen die gelegen zijn buiten het plangebied. De leiding heeft een invloedsgebied/risicocontour van 105 meter tot kwetsbare objecten (De PR van 10-6).

23.3.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding

Daar waar op de verbeelding een ‘veiligheidszone - leiding’ is aangegeven, is op de gronden gelegen binnen deze zonering de bouw van kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen en bejaarden-, verzorgings- en ziekenhuizen, verboden zolang deze veiligheidszone nog van toepassing is op de te ontwikkelen gronden.

23.3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning van het bepaalde in artikel 23 lid 3.2 en toestaan dat kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23.3.4 Adviesprocedure voor bouwen

Voordat het college besluit over de verlening van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Veiligheidsregio Zeeland omtrent de vraag of de gebruikswaarde van de leiding niet onevenredig wordt geschaad door de voorgenomen bouwactiviteiten en of daaraan eventueel voorwaarden gesteld moeten worden.

23.3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding wordt verwijderd van de kaart, als er geen contourbepalende functie is vanwege de leiding;
  2. de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding voor een veiligheidszone van de buisleiding op de kaart wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    1. voor de veiligheidszone van de buisleiding een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
  3. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de procedure genoemd in artikel 26 lid 2 doorlopen.

23.4 wro-zone - wijzigingsgebied 1 (gebiedsaanduiding)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden voorzien van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemming Centrum met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 en de volgende regels:
  1. planwijziging dient te zijn gericht op het bereiken van een nieuwe functie passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving;
  2. het aantal eventuele nieuwe woningen dient te passen binnen het provinciale en gemeentelijke woningbouwprogramma;
  3. voldaan moet worden aan de vereisten inzake de bodemkwaliteit, geluid, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit alsmede de economische uitvoerbaarheid;
  4. de nieuwe woningen mogen geen onnodige hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;
  5. de nieuwe woningen mogen geen onnodige beperkingen opleveren voor de aanwezige (agrarische) bedrijven binnen en/of nabij het plangebied - als zij dat wel doen zijn de hieruit voortkomende planschadekosten voor de rekening van de initiatiefnemer;
  6. in het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  7. vooraf dient het waterschap om advies te worden gevraagd;
  8. in het wijzigingsplan dient de parkeerbehoefte te worden voorzien;
  9. een besluit tot planwijziging wordt pas genomen nadat, ingeval van ligging in een gebied dat is aangewezen op de IKAW en/of AMK, archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en wanneer eenmaal aangetroffen archeologische waarden blijkens rapportage van de archeologische deskundige in voldoende mate zijn zeker gesteld;
  10. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure genoemd in artikel 26 lid 2 doorlopen.

23.5 wro-zone - wijzigingsgebied 2 (gebiedsaanduiding)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden voorzien van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ te wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en de volgende regels:
  1. planwijziging dient te zijn gericht op het bereiken van een nieuwe functie passend binnen de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving;
  2. het aantal eventuele nieuwe woningen dient te passen binnen het provinciale en gemeentelijke woningbouwprogramma;
  3. voldaan moet worden aan de vereisten inzake de bodemkwaliteit, geluid, flora- en faunawet, externe veiligheid, luchtkwaliteit alsmede de economische uitvoerbaarheid;
  4. de nieuwe woningen mogen geen onnodige hinder ondervinden van de aanwezige bedrijven binnen en/of nabij het plangebied;
  5. de nieuwe woningen mogen geen onnodige beperkingen opleveren voor de aanwezige (agrarische) bedrijven binnen en/of nabij het plangebied - als zij dat wel doen zijn de hieruit voortkomende planschadekosten voor de rekening van de initiatiefnemer;
  6. in het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  7. vooraf dient het waterschap om advies te worden gevraagd;
  8. in het wijzigingsplan dient de parkeerbehoefte te worden voorzien;
  9. een besluit tot planwijziging wordt pas genomen nadat, ingeval van ligging in een gebied dat is aangewezen op de IKAW en/of AMK, archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en wanneer eenmaal aangetroffen archeologische waarden blijkens rapportage van de archeologische deskundige in voldoende mate zijn zeker gesteld;
  10. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure genoemd in artikel 26 lid 2 doorlopen.