Plan: | Eilandlocatie Meerkerk 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0707.EilandlocatieMKK4-VA01 |
Het bedrijventerrein Meerkerk is een groot bedrijventerrein in de gemeente Zederik waar uitbreiding voor beoogd wordt. Deze uitbreiding is eerder al planologisch mogelijk gemaakt. Deze planologische mogelijkheden zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Kernen Zederik uit 2013. Daarnaast is het Beeldkwaliteitplan Bedrijventerrein Meerkerk Fase IV van toepassing om ook kwalitatief sturing te kunnen geven aan toekomstige ontwikkelingen en daarmee de (stedenbouwkundige) samenhang op het bedrijventerrein te bereiken.
Voor Kavel C, een eilandlocatie op de zuidwestelijke punt van het bedrijventerrein en direct liggend langs de A27, is een initiatief ingediend waar de gemeente graag medewerking aan verleend maar dat niet past binnen de kaders van het bestemmingsplan Kernen Zederik.
Kort en bondig gesteld sluit het initiatief wel aan bij de gewenste functionele ontwikkeling op het bedrijventerrein, maar voldoet het niet aan alle stedenbouwkundige uitgangspunten die op de betreffende locatie van toepassing zijn.
Gelet op de eigenschappen van het initiatief en de aard van de afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke planologische uitgangspunten, is de gemeente bereid medewerking te verlenen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in een nieuw planologisch kader op basis waarvan de initiatiefnemers hun plannen vervolgens kunnen uitvoeren.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op Kavel C, dat onderdeel uitmaakt van het nog te ontwikkelen deel van bedrijventerrein Meerkerk. Het kavel betreft een eilandlocatie op de zuidwestelijke punt van het bedrijventerrein. Door deze markante positionering, bovendien direct langs de A27, betreft het een zichtlocatie. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. Ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan voor het bedrijventerrein is het bestemmingsplan Kernen Zederik, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Zederik op 27 mei 2013. In dat bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Bedrijventerrein - Meerkerk - 4'.
Deze bestemming is gericht op het mogelijk maken van de bedrijfsfunctie. Op het gebied van bouwen kent het bestemmingsplan zowel bouwregels die voor het hele bedrijventerrein van toepassing zijn, als specifieke bouwregels die aanvullend van toepassing zijn voor afzonderlijke deelgebieden.
Op het gebied van gebruik zijn specifieke bepalingen opgenomen over aanverwante zaken zoals kantoorruimte bij bedrijven, mogelijkheden voor bedrijfswoningen, geluidhinderlijke en risicovolle inrichtingen, mer-plichtige activiteiten.
Een uitsnede van de bijbehorende verbeelding is opgenomen in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kernen Zederik
In hoofdstuk 2 wordt het vigerende beleid kort beschreven, vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de nieuwe plannen voor Kavel C. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten beschreven. Daarna wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving weergegeven. In hoofdstuk 6 komt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Het relevante rijksbeleid is opgenomen in paragraaf 2.2. Paragraaf 2.3 behandelt het provinciale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 2.4. In paragraaf 2.5 staan de conclusies.
Het aanpassen van de bouwmogelijkheden op het bedrijventerrein, waarbij de huidige planologische functie (bedrijf) en het maximale programma gelijk blijven, is van overwegend stedenbouwkundige en vormgevende aard.
Gelet op het schaalniveau en de strekking van het Rijksbeleid op ruimtelijk gebied, volgen hieruit geen kaderstellende bepalingen voor dit bestemmingsplan.
Visie Ruimte en Mobiliteit
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Verordening Ruimte (2014)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De bepalingen die in het bijzonder zijn afgewogen bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan, worden hieronder behandeld.
Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder van duurzame verstedelijking stuurt aan op duurzaam ruimtegebruik. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen kunnen alleen worden toegestaan voor zover zij voorzien in een actuele (regionale) behoefte en de ontwikkeling binnen bestaand stads- of dorpsgebied plaatsvindt.
Op deze wijze wordt onnodig ruimtegebruik of onnodige verstedelijking voorkomen. Ontwikkelingen buiten bestaand stads- of dorpsgebied is pas in tweede instantie en onder bindende voorwaarden mogelijk.
Artikel 2.1.3. Bedrijven
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, dient bedrijvigheid mogelijk te maken uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die - gelet op de omgeving - te verantwoorden valt.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
De verordening kent een sterke sturing op kwaliteit, waarbij de vraag centraal staat of de beoogde ontwikkeling passend is bij de aard en schaal van het gebied waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt.
Naar mate dit minder het geval is, stelt de verordening meer kwalitatieve voorwaarden om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken. Daarbij valt te denken aan een zorgvuldige inbedding, aanvullende ruimtelijke maatregelen (ook elders mogelijk ter 'compensatie'), overgang naar de omgeving en fasering in ruimte en tijd. In alle gevallen dient rekening gehouden te worden met richtpunten van de kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland.
Toetsing
Van belang bij de toetsing is dat het bestemmingsplan Kernen Zederik uit 2013 al voorziet in de planologische mogelijkheden om ter plaatse bedrijvigheid - als onderdeel van het bedrijventerrein Meerkerk - te realiseren.
Dit bestemmingsplan voorziet om die reden niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 2.1.1. (ladder van duurzame verstedelijking) en artikel 2.2.1 (ruimtelijke kwaliteit).
Wel van belang blijft de bepaling om de hoogste mogelijk milieucategorie toe te staan. In het voorgaande bestemmingsplan is de milieuzonering reeds vanuit deze optiek opgesteld, waarmee voor het betreffende perceel milieucategorie 4.1 is mogelijk gemaakt. Deze milieucategorie is ook in dit nieuwe bestemmingsplan als uiterste milieucategorie vastgelegd.
Toekomstvisie Zederikse dorpen 2030 (april 2015)
Met de toekomstvisie Zederikse dorpen 2030 heeft de gemeente een actueel ruimtelijk kader in handen. Hierin presenteert zij enerzijds haar visie op toekomstige ontwikkelingen en speerpunten die daarbij moeten worden aangepast. Anderzijds is het een afwegingskader voor toekomstige initiatieven die door derden worden ingediend.
Op het gebied van economische ontwikkeling wordt uiteengezet dat de gemeente een groot aandeel aan agrarische bedrijvigheid kent. Hier zijn in de visie afzonderlijke standpunten over ingenomen.
Daarnaast is de gemeente door haar centrale ligging en in de nabijheid van meerdere snelwegen een interessante locatie voor overige (reguliere) bedrijvigheid.
Het economisch hoofddoel is om in te zetten op werkgelegenheid, voldoende geschikte beroepsbevolking, stimuleren van de lokale diversiteit en ruimte om te ondernemen. Onder de noemer 'behoud van bedrijvigheid en een duurzaam economische ontwikkeling' wordt daarover het volgende gesteld.
De grotere bedrijven in de gemeente concentreren zich op bedrijventerreinen. Dat is ook in de toekomst het uitgangspunt. De nabijheid van de A27 zorgt voor een goede ligging. Uitbreiding van het bedrijventerrein Meerkerk is momenteel aan de orde. Op deze manier kan ruimte worden geboden om te ondernemen. Dit wordt verder gerealiseerd door bedrijven - binnen de kaders - te faciliteren en flexibel te zijn.
Toetsing
Het bestemmingsplan sluit op hoofdlijnen aan bij het voorgaande bestemmingsplan Kernen Zederik, waarin de uitbreiding van het bedrijventerrein reeds planologisch gefaciliteerd werd. Deze ontwikkeling sluit aan bij bovengenoemde uitgangspunten uit de Toekomstvisie op het gebied van economie en bedrijvigheid.
Het feit dat nu enkele stedenbouwkundige uitgangspunten voor Kavel C worden aangepast om op die manier medewerking te kunnen verlenen aan een kansrijk initiatief, past goed bij de rol van faciliteren en flexibel zijn zoals de gemeente die wenst aan te nemen.
Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Meerkerk zijn in een eerder stadium reeds een Beeldkwaliteitplan en een bestemmingsplan opgesteld, respectievelijk in 2007 en 2013. Gelet op eerdere uitbreidingen van het bedrijventerrein, wordt deze meest recente uitbreiding als Fase IV aangemerkt.
Het bedrijventerrein ligt aan de noordzijde tegen de kern van Meerkerk aan en is, mede door de tussentijdse uitbreidingen, inmiddels een langgerekt terrein geworden dat zich in noord-zuidrichting uitstrekt. Dit wordt mede bepaald door de A27 (aan de westzijde) en de Burggraaf (aan de oostzijde) die als bestaande infrastructuur een sterk ruimtesturend karakter hebben.
Doordat Fase IV als afrondende fase wordt gezien, is in de planvorming rekening gehouden met een sterke groen- en waterstructuur langs de buitenranden van het terrein, zoals af te lezen valt uit figuur 3.1.
Figuur 3.1 Oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet (bron: Beeldkwaliteitplan 2007)
Beeldkwaliteitplan 2007
Het Beeldkwaliteitplan uit 2007 zorgt met deze groen- en waterstructuren voor een goede inpassing in de omgeving. Op het bedrijventerrein zelf ligt de focus op intensief ruimtegebruik, zonder daarbij de beeldkwaliteit uit het oog te verliezen. Een belangrijk principe is daarbij dat bedrijfsgebouwen met de ruggen tegen elkaar aan worden geplaatst. Op die manier kan aan de straatzijde de focus worden gelegd op vormgeving en uitstraling, terwijl daarachter het grondgebruik optimaal op bedrijfsvoering kan worden gericht. Om de gevels aan de straatzijde ook daadwerkelijk een aaneensluitend geheel te laten vormen, zijn op grote delen van het bedrijventerrein gevellijnen opgenomen waar de bebouwing met hun voorgevel in gepositioneerd moeten worden.
Met dit principe kan een zo groot mogelijk deel van het plangebied voor functioneel ruimtegebruik worden benut en kan de oppervlakte aan open landschap die wordt omgezet naar bedrijventerrein (in relatieve zin) zo beperkt mogelijk blijven.
Zoals eerder aangehaald is de locatie van Kavel C de meest zuidwestelijkste punt van Fase IV. Dit betekent dat deze locatie zowel van belang is in de groenblauwe afronding van het bedrijventerrein, als dat het een belangrijke zichtlocatie is gelet op de ligging direct langs de A27. Mede om die reden is gekozen voor een eilandvorm. Op deze wijze ontstaat er ruimte voor water en daarmee ook een markante uitstraling voor passanten.
Ook de beeldkwaliteitseisen voor de inrichting en bebouwing van het eilandkavel zijn in het Beeldkwaliteitplan afgestemd op het feit dat het een zichtlocatie betreft. Zo zijn er op dit kavel geen verplichte gevellijnen, aangezien het perceel door haar eilandvorm een meerzijdige oriëntatie kent. Ook bij het ontwerp van de gebouwen dient hier rekening mee gehouden te worden. Om een duidelijk aanzicht te bereiken wordt gewerkt met een minimum hoogtemaat (12m). Door middel van hoogteaccenten en horizontaal uitkragende bouwdelen kan de gewenste markante uitstraling nog verder bereikt worden.
Tot slot is voor het eilandkavel ook een minimaal bebouwingspercentage opgenomen (te weten 60%), al heeft dit niet zozeer zijn oorsprong in het aspect beeldkwaliteit als wel in het uitgangspunt om de gronden zo optimaal mogelijk te bebouwen.
Herijkingsnotitie
In 2016 is een notitie opgesteld waarin de beeldkwaliteitseisen voor Kavel C zijn heroverwogen. De aanleiding hiervoor was dat de uitgifte van het bedrijventerrein grotendeels was voltooid, maar dat het voor dit eilandkavel al geruime tijd niet is gelukt om tot verkoop en ontwikkeling over te gaan.
In de herijkingsnotitie is verkend wat de mogelijkheden zijn voor het opsplitsen van het eiland in meerdere percelen en welke beeldkwaliteitseisen daarbij losgelaten kunnen worden. Op deze wijze is getracht de kans op uitgifte en ontwikkeling te vergroten, maar met het duidelijke uitgangspunt dat de kwaliteitsambitie van de locatie, gelegen aan de A27 en prominent in het zicht, gehandhaafd blijft.
De notitie geeft aan dat met opsplitsing van het eiland in kavels de kans op versnippering ontstaat. Om die reden wordt veel waarde gehecht aan samenhang in de vormgeving en uitstraling van de gebouwen, onder andere door het kleur- en materiaalgebruik en de (overwegend) platte kapvormen. In algemene zin dient bebouwing naar de A27 geörienteerd te blijven. Aan de binnenzijde (die naar het bedrijventerrein is gekeerd) wordt een groene uitstraling nagestreefd. Met een goede aankleding kan hier ook ruimte worden geboden aan parkeren. Een schetsmatige verkenning van dit principe is weergegeven in figuur 3.2.
De notitie signaleert daarnaast dat de minimale bouwhoogte van 12m en het minimale bebouwingspercentage van 60% de uitgifte en ontwikkeling van het kavel in de weg kunnen zitten. Beide maatvoeringen kunnen omlaag worden bijgesteld onder voorwaarde dat andere kwalitatieve aspecten voldoende worden toegepast, zoals hierboven omschreven (oriëntatie en presentatie gericht naar A27, eenduidige uitstraling bebouwing, groene aankleding binnenzijde).
Figuur 3.2 Schetsmatige verkenning opsplitsing kavels
Voor het plangebied is een schetsontwerp opgesteld voor de mogelijke invulling. Een impressie van het schetsontwerp is weergegeven in figuur 3.3. De markante driehoekige eilandvorm, zoals ook opgenomen in het bestemmingsplan Kernen Zederik, is daarbij als uitgangspunt genomen.
Figuur 3.3 Impressie schetsontwerp (bron: Muller Ontwerp & Advies)
Het schetsontwerp baseert zich op meerdere, afzonderlijke bedrijfspercelen. Daarbij wordt de bebouwing overwegend aan de westzijde gepositioneerd naar de A27 toe gekeerd. Voor logistieke voorzieningen (ontsluiting, parkeren, vrachtverkeer) ontstaat op die manier vooral ruimte aan de oostzijde, naar het bedrijventerrein toe gekeerd.
Figuur 3.4 Plattegrond schetsontwerp (bron: Muller Ontwerp & Advies)
Dit principe wordt verder verduidelijkt in figuur 3.4., waarin een plattegrond bij het schetsontwerp is opgenomen. Daaruit blijkt met welke gedachte de verschillende onderdelen van de bebouwing zijn gepositioneerd. De bedrijfs- c.q. productiegerichte onderdelen van de gebouwen zijn overwegend van de rijksweg af gericht, terwijl de kantoorgedeelten juist naar het water en de rijksweg toe zijn gericht.
De gebouwen kennen een uniform kleur- en materiaalgebruik en (met name) de naar de A27 toe gekeerde gevels kennen een nadere accentuering in bouwhoogte, gevelindeling en belettering. Om een indruk te krijgen van de naar het water gerichte gevels van de kantoorgedeelten, is hier in figuur 3.5 een impressie van opgenomen.
Figuur 3.5 Impressie gevels vanaf water en A27 (bron: Muller Ontwerp & Advies)
Aan de binnenzijde (oostzijde) van het kavel wordt een nieuwe watergang gegraven waardoor het kavel omsloten wordt met water. De buitenruimte aan deze zijde kent een integraal ontwerp met onder andere stenen kademuren (al dan niet met schanskorven), afscherming van het parkeren door middel van hagen met daar tussenin meerdere bomen. Ook hiervan is tot slot een impressie opgenomen in figuur 3.6.
Figuur 3.6 Impressie oostelijke zijde eilandkavel (bron: Muller & Ontwerp Advies)
Het schetsontwerp leidt tot volledige invulling van het nog te ontwikkelen Kavel C met toepassing van de beoogde (beeld)kwaliteit.
Vooropgesteld blijft de oorspronkelijk beoogde eiland vorm behouden en daarmee ook de ruimte voor water en de markante uitstraling naar de A27. Binnen het eilandkavel is de inrichting eveneens in lijn met de kwaliteit die beoogd wordt in zowel het Beeldkwaliteitplan 2007 als de herijkingsnotitie uit 2016. De punten waarop het plan niet aansluit bij de voorwaarden zijn de minimale bouwhoogte (oorspronkelijk 12 m) en het minimale bebouwingspercentage (oorspronkelijk 60%).
Zoals in de herijkingsnotitie reeds voorgesteld, kunnen deze onder voorwaarden omlaag worden bijgesteld waarbij het voornaamste uitgangspunt is dat de presentatie richting de A27 en onderlinge samenhang in ontwerp en uitstraling op het kavel bereikt worden.
In het schetsontwerp is daar voldoende invulling aan gegeven. De bedrijfsgebouwen worden tot op de waterkant gebouwd, waardoor het zicht op logistieke activiteiten grotendeels aan het zicht onttrokken worden. De oriëntatie van de gebouwen is door hun vormgeving en gevelindeling ook naar het water en de A27 toe gekeerd, wat het tot een samenhangend geheel maakt.
Ook het kleur- en materiaalgebruik, draagt daar aan bij. Op gebouwniveau zijn er in dit kleur- en materiaalgebruik diverse accenten aangebracht, met name aan de zichtzijde wat de presentatie ten goede komt. Doordat dit bij de verschillende gebouwen op vergelijkbare wijze is toegepast, ontstaat over het eilandkavel als geheel een duidelijke onderlinge samenhang en eenduidige uitstraling.
Niet alleen in het kleur- en materiaalgebruik, maar ook in de bouwhoogte zijn accenten toegepast. De kantoorruimten worden een laag hoger dan de bijbehorende bedrijfsruimten. Mede door de positionering van deze kantoorruimten aan de westzijde, zorgt dit vanaf de A27 voor een duidelijke markering van het eilandkavel.
Tot slot wordt opgemerkt dat de binnenzijde van het eiland kavel door haar uniforme inrichting en toepassing van groen op kwalitatief passende wijze ruimte bieden aan logistieke activiteiten zoals ontsluiting, parkeren en transport. Deze binnenzijde van het eilandkavel komt daardoor allerminst over als achterkant. Door dit groen wordt enerzijds de grens van het eilandkavel gemarkeerd, terwijl tegelijkertijd wordt aangesloten bij de doorlopende groenzone langs de zuidrand van het (overige deel van het) bedrijventerrein.
Gelet op bovenstaande beoordeling is sprake van een passende ontwikkeling. Voor de systematiek van bestemmen betekent dit in ieder geval dat - ten opzichte van de oorspronkelijke bouwregels - de minimale bouwhoogte en het minimale bebouwingspercentage niet worden overgenomen. Voor het overige is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de oorspronkelijke bouwregels.
In het voorgaande bestemmingsplan, Kernen Zederik, was het plangebied al voorzien van een bedrijfsbestemming. De functie is in samenhang met de milieucategorie en de omvang van het programma in hoofdzaak bepalend voor de onderbouwing van (mogelijke) milieueffecten.
Omdat het voorliggende bestemmingsplan in dit geval uitsluitend een aanpassing doet in enkele bouwregels, waarbij het maximale programma niet wordt opgerekt, luidt in algemene zin dat er geen ingrijpende milieu-effecten optreden.
Dit neemt niet weg dat in het kader van goede ruimtelijke ordening de uiteenlopende milieuaspecten zijn beoordeeld. Gelet op de beperkte aanpassingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, is er voor gekozen dit in beknopte vorm te doen. Om die reden zijn in onderstaande tabel die aspecten opgenomen, waarbij de toetsing ook beperkt kan zijn.
Aspecten die om een meer uitgebreide onderbouwing vragen, komen daarna in afzonderlijke paragrafen aan bod.
Archeologie | Het voorgaande bestemmingsplan kent geen dubbelbestemming ter bescherming van archeologische (verwachtings)waarden. Om die reden is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de toekomstige bouwplannen. In dit nieuwe bestemmingsplan is voor dit aspect aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan en is om die reden evenmin een archeologische dubbelbestemming opgenomen. |
Cultuurhistorie | Het perceel maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Meerkerk, dat reeds deels is ontwikkeld. De cultuurhistorische waarden van het plangebied en haar omgeving is zodoende laag. Binnen het plangebied zijn geen monumentale of karakteristieke objecten of elementen aanwezig. Het aspect cultuurhistorie staat de bestemmingswijziging niet in de weg. |
Water | Het plangebied wordt omringd door water, dat onderdeel uitmaakt van het totaalplan voor het bedrijventerrein. Het plangebied zelf is (vrijwel) geheel voorzien van een bouwvlak, zonder maximum bebouwingspercentage. In theorie kan het bouwvlak daarom volledig bebouwd worden, al zullen in de praktijk ook wegen, parkeervoorzieningen en andere inrichtingselementen een plek moeten krijgen. Het is daarom niet te verwachten dat het plangebied volledig bebouwd wordt. In verhouding tot deze planologische mogelijkheden, staat dit nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe of extra bebouwing en/of verharding toe. Er ontstaat zodoende geen compensatieplicht om nieuw oppervlaktewater aan te leggen. |
Verkeer (parkeren, verkeersbewegingen, wegverkeerslawaai) |
Al deze aspecten zijn gerelateerd aan het aantal verkeersbewegingen die met de toekomstige functie gemoeid zijn. Bepalend hiervoor zijn de functie en het maximale programma daarvan. Aangezien deze niet wijzigen ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, neemt het aantal verkeersbewegingen niet toe als gevolg van dit bestemmingsplan. Om die reden vormt de verkeersafwikkeling van het toekomstige verkeer geen belemmering, hier is met de wegenstructuur van het bedrijventerrein reeds rekening mee gehouden. Omdat er geen sprake is van extra verkeer, treden er ook geen (negatieve) effecten op het gebied van wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit, die beide direct afhankelijk zijn van het aantal verkeersbewegingen. Tot slot blijft het uitgangspunt ongewijzigd dat er binnen het plangebied in voldoende parkeergelegenheid voorzien moet worden voor de toekomstige functies c.q. bedrijven. Hiertoe is in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan een nieuwe regeling in het bestemmingsplan opgenomen, aangezien deze verplichting tot voldoende parkeergelegenheid niet langer via de Bouwverordening is gewaarborgd. |
Bodem | Bij dit bestemmingsplan is geen sprake van functiewijziging. Het bestemmingsplan is net als het voorgaande bestemmingsplan gericht op de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Om die reden is geen bodemonderzoek nodig. Bij de uiteindelijke omgevingsvergunningaanvraag dient wel een bodemonderzoek overlegd te worden. |
Externe veiligheid | Het aspect externe veiligheid behandelt de risico's die ontstaan tussen risicovolle inrichten en transportroutes enerzijds en (beperkt) kwetsbare objecten anderzijds. Bij het mogelijk maken van nieuwe risicovolle inrichtingen ofwel het mogelijk maken van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient naar dit aspect onderzoek gedaan te worden. In dit geval is van beide ontwikkelingen geen sprake. De functie blijft ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan (bedrijf) en ook de bouwgrenzen en daarmee de afstanden tot risicovolle inrichtingen en routes blijft daarmee gelijk. Per saldo heeft dit bestemmingsplan geen effect op de externe veiligheid in het plangebied en de directe omgeving. |
Kabels en leidingen | Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig binnen het plangebied. |
Gelet op de beknopte onderbouwing in voorgaande tabel, geldt dat de beoogde ontwikkeling - afgezet tegen de reeds bestaande planologische mogelijkheden op grond van het voorgaande bestemmingsplan - geen negatieve milieueffecten met zich meebrengt op het gebied van de in de tabel behandelde milieuaspecten, noch wordt belemmerd door deze milieuaspecten.
Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Uitgaande van de afstand tussen milieugevoelige functies (woningen) en bedrijfspercelen, wordt in de regels vastgelegd welke milieucategorie ten hoogste kan worden toegestaan.
Bij de oorspronkelijke planvorming waarmee de uitbreiding van het bedrijventerrein is mogelijk gemaakt (bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Meerkerk IV, 2007), is hier onderzoek naar uitgevoerd. Aan de hand hiervan is op Kavel C milieucategorie 4.1 als hoogste milieucategorie vastgelegd. Dit is bedrijvigheid waarvoor een afstand van ten minste 200 m afstand tot milieugevoelige functies aangehouden dient te worden.
De meest nabij gelegen milieugevoelige functies zijn in dit geval twee bedrijfswoningen aan de Parallelweg en een woning aan de Burggraaf.
De bedrijfswoningen aan de Parallelweg liggen op een afstand van ruim 200 m. De rijksweg A27 ligt hier bovendien nog tussen.
De woning aan de Burggraaf 24 ligt op een afstand van een kleine 600 m.
Milieucategorie 4.1., zoals bij de oorspronkelijke planvorming op dit kavel toegestaan en naderhand ook vastgelegd in het bestemmingsplan Kernen Zederik, kan in dit nieuwe bestemmingsplan opnieuw als maximale milieucategorie worden aangehouden.
Beleid en normstelling
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van het provinciaal natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek en conclusie
Aan de overzijde van de snelweg zijn gronden aangewezen als provinciaal natuurwerk, voorheen bekend als EHS. Gelet op de bestaande barrière in de vorm van de snelweg en het feit dat het plangebied reeds was aangemerkt voor ontwikkeling tot bedrijventerrein, heeft voorliggend bestemmingsplan geen negatieve effecten op de betreffende gronden.
Aan de noordzijde van de kern Meerkerk ligt de zuidelijke uitloper van Natura2000-gebied Zouwe Boezem. Ook hier geldt dat voorliggend bestemmingsplan geen significant negatief effect met zich meebrengt, aangezien de gronden reeds als bedrijventerrein waren bestemd.
Tot slot is in het kader van de Flora- en faunawet een Quick Scan uitgevoerd door Bureau Mertens. Deze rapportage is opgenomen in bijlage PM. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. De mogelijkheid uit deze Quick Scan dat nog nader onderzoek naar watergangen nodig is, is in dit geval niet van toepassing omdat er niet in de bestaande watergangen en -partijen wordt gebouwd / gewerkt. Het bouwplan wordt volledig op land uitgevoerd, waarna aan de oostzijde een nieuwe watergang wordt gegraven om het perceel rondom met water te begrenzen. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden hebben betrekking op:
Onderzoek en conclusies
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit het aanpassen van de bouwregels voor een deel van het bedrijventerrein van Meerkerk (Kavel C). Gelet op de omvang van het plangebied en de aard van de wijziging in de regels, blijft de beoogde ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op het feit dat in dit geval:
kan gesteld worden dat de milieueffecten in het uiterste geval gelijk blijven aan die van de planologische mogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan, maar (afhankelijk van het daadwerkelijke programma dat wordt gerealiseerd) waarschijnlijk lager uit zullen vallen.
Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de verschillende milieuaspecten zoals in dit hoofdstuk uiteen is gezet. Voor deze ontwikkeling is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een globaal eindplan. Dat het een eindplan is wil zeggen dat er sprake is van een directe bestemmingslegging, zodat aanvragen passend binnen de planregels direct en zonder uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid kunnen worden vergund.
De globaliteit van het plan heeft betrekking op de mogelijke inrichting. Deze is op voorhand niet bekend, zodat gekozen is voor een ruim bouwvlak met een minimaal bebouwingspercentage waaraan voldaan moet worden. Ook zijn onder andere hoogte- en afstandsmaten vastgelegd waaraan voldaan dient te worden. Met deze globale uitgangspunten stuurt het plan niet op een specifiek ontwerp. Gelet op de gewenste samenhang in ontwerp van het bedrijventerrein, geldt het Beeldkwaliteitplan Bedrijventerrein Meerkerk Fase IV als het toetsingskader op dat vlak.
Opbouw planregels
Hoofdstuk 1 omvat de Inleidende regels: de definities van de in het plan gehanteerde begrippen en de wijze waarop de in het bestemmingsplan gehanteerde maten gemeten moeten worden. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen die het gebruik van gronden en de mogelijkheden voor bebouwing vastleggen. Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels die van toepassing zijn op alle in het plan opgenomen bestemmingen. In hoofdstuk 4 zijn de Slotregels opgenomen.
Begrippen en wijze van meten (artikel 1 en 2)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Artikel 3 Bedrijventerrein - Meerkerk 4
Het plangebied is geheel bestemd als Bedrijventerrein - Meerkerk 4. Deze bestemming is zo veel als mogelijk in overeenstemming met de bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan.
Deze regeling bestond in het voorgaande bestemmingsplan uit een algemeen deel (voor het gehele bedrijventerrein) en een specifiek deel dat per deelgebied aanvullend aan het algemene deel moest worden gelezen.
In dit nieuwe bestemmingsplan zijn het algemene deel van de regeling en het specifieke deel dat voor Kavel C van toepassing was overgenomen in de nieuwe bestemming Bedrijventerrein - Meerkerk 4. In de oorspronkelijke regeling zijn alleen aanpassingen doorgevoerd daar waar dit nodig is om het beoogde bouwplan mogelijk te maken. Hierover is in paragraaf 3.4 een beschrijving opgenomen.
De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
De algemene bouwregels bevatten enkele aanvullende bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 3 omdat zijn, ongeacht de bestemming die aan een specifieke locatie zijn toegekend, algemeen van toepassing zijn.
Het artikel kent een regeling voor bouwwerken met afwijkende maten, algemene bepalingen over hoogtematen, de overschrijding van bouwgrenzen, mogelijkheden voor nutsvoorzieningen, mogelijkheden voor ondergronds bouwen en de aan te houden afstand tot A-watergangen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Dit artikel geeft een beschrijving van het strijdig gebruik, waaronder in ieder geval wordt verstaan het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd. De wijzigingsregels in dit plan betreft de overschrijding van de bestemmingsgrenzen in geringe mate.
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, een begrip en/of een functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Parkeergelegenheid
Dit lid voorziet in de bepaling dat bij aanwezige functies en bebouwing wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Overgangsrecht (Artikel 10)
Hier wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de planregels die in dit bestemmingsplan worden gegeven. Het overgangsrecht vindt op deze wijze zijn plaats in dit plan.
Slotregel (Artikel 11)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.
Bij dit bestemmingsplan wordt met de initiatiefnemende partij een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee de kosten voor de gemeente Zederik zijn afgedekt.
Raadpleging omgeving
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is door de ontwikkelende partij afstemming gezocht met enkele nabij gelegen bedrijven. Uit deze consultatieronde is gebleken dat deze bedrijven geen bezwaren hadden tegen de beoogde ontwikkeling zoals die door dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Publicatie ontwerpbestemmingsplan
Conform artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen en bestond in die periode de mogelijkheid voor eenieder om zienswijzen in te dienen. Deze publicatieperiode ging in op 26 mei 2017. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ontvangen. Deze zijn hieronder samengevat en van een reactie voorzien waaruit blijkt of dit tot aanpassing van het plan heeft geleid.
Een derde reactie is ontvangen van het waterschap Rivierenland. Deze werd ontvangen buiten de genoemde termijn van 6 weken en wordt daarom niet aangemerkt als zienswijze. Overigens gaf het waterschap in haar reactie uitsluitend aan geen opmerkingen op het plan te hebben.
De twee zienswijzen en de reactie van het waterschap zijn gezamenlijk opgenomen in bijlage 3 bij de toelichting.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
De Provincie merkt in haar zienswijze op dat het bestemmingsplan niet aansluit bij de Provinciale Verordening Ruimte en bij de Regionale Kantorenvisie Zuid-Holland Zuid. Voor nieuwe kantoren bieden die beleidskaders immers uitsluitend ruimte voor kleinschalige kantoren tot een oppervlakte van 1.000 m2. De bestemming 'Bedrijventerrein - Meerkerk 4' maakt in eerste instantie kantoren mogelijk tot een oppervlakte van 750 m2 was wel passend is, maar kent daarnaast een afwijkingsbevoegdheid om kantoren tot een oppervlakte van 1.500 m2 toe te staan. Dit laatste is niet passend. De provincie verzoekt het plan op dit punt aan te passen.
Reactie gemeente
De gemeente stemt in met aanpassing van het plan op dit punt. De afwijkingsbevoegdheid in art. 3.4.2 wordt zodanig aangepast dat uitsluitend tot een oppervlakte van 1.000 m2 per bedrijf kan worden afgeweken.
Rijkswaterstaat
Samenvatting
Rijkswaterstaat geeft in haar zienswijze aan geen inhoudelijke opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.
Wel verzoekt zij om bij toekomstige reclame-uitingen rekening te houden met het effect dat dit kan hebben op het verkeer op de A27. Onder andere bewegende, knipperende, snel wisselende, felle/verblindende, onduidelijke of aanstootgevende (reclame) boodschappen kunnen de doorstroming en verkeersveiligheid beïnvloeden. Rijkswaterstaat hier een beoordelingskader opgesteld voor het beoordelen van dergelijke initiatieven en verzoekt de gemeente hier rekening mee te houden.
Reactie gemeente
De gemeente zal bij het vergunnen van reclame-uitingen toetsen aan het beoordelingskader 'Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen'. Aangezien dit niet zozeer betrekking heeft op het bouwwerk als zodanig, maar met name op de inhoud en wijze van presentatie, wordt het bestemmingsplan hier niet op aangepast. Indien nodig zullen bij het verlenen van de vergunning voorwaarden worden opgenomen.