direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Partiële Herziening Buitengebied, Bordenweg 3, 4 en 6 te Meerkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0707.BPMKKBordenweg346-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

een en ander met dien verstande dat:

  • b. inrichtingen zoals vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer niet zijn toegestaan;
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden naast de op de verbeelding aangegeven aanduidingen de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen, inclusief daarbij behorende aan- en uitbouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. op de gronden met de nadere aanduiding '(z)' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd;
  • e. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen, mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • h. de inhoud van bedrijfswoningen, inclusief aan- en uitbouwen, mag ten hoogste 500 m3 bedragen, tenzij ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds een grotere inhoudsmaat aanwezig is, waarbij deze inhoudsmaat maximaal is toegestaan;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • j. het totale bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Situering bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de bebouwing, mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en parkeerruimten voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad.

4.3.2 Uiterlijke verschijningsvorm gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de uiterlijke verschijningsvorm van gebouwen in verband met de cultuurhistorische waarde die hieraan is of kan worden toegekend.