direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Grote Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  • d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvak;
  • e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • f. bestaande intensieve veehouderij activiteiten als ondergeschikte activiteit;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers,
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. sloten en watergangen;
    • 8. water en waterberging.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat kassen uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogten en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 8 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 6 meter;
    • 3. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 4 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: 12 meter;
    • 2. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen: 10 meter;
    • 3. netten ten behoeve van aquacultuurbassins: 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 6 meter;
    • 3. silo's, anders dan voor mestopslag: 10 meter;
    • 4. overkappingen: 6 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen voor glastuinbouw als nevenactiviteit bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2.000 m² en de maximale goot- en / of boeibordhoogte van kassen bedraagt 6 meter en de bouwhoogte van kassen bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • f. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 meter;
  • g. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • h. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • i. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvak van het betreffende bouwperceel;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van was- en toiletgebouwen ten behoeve van een minicamping bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • l. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • m. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en / of uitbouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • n. de inhoud van mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden, bedraagt niet meer dan 5.000 m³.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. het aanbrengen van doek ten behoeve van containervelden, tot maximaal 2 hectare, zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvak;
    • 2. tijdelijke afdekfolies, anders dan voor containervelden zijn toegestaan;
    • 3. boog- en tunnelkassen zijn toegestaan;
    • 4. sleufsilo's zijn uitsluitend toegestaan direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 5. (voer)opslagvoorzieningen en paardenbakken niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. sleufsilo's: 4 meter;
    • 4. (voorzieningen voor) hagelschermen en vogelnetten: 5 m;
    • 5. boog- en tunnelkassen: 1,50 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt niet meer dan:
    • 1. tijdelijke mestopslagvoorzieningen: 250 m3.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Beperkte overschrijding bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor beperkte overschrijdingen van de bouwregels, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de maximaal toelaatbare goot- en / of boeibordhoogte met ten hoogste 20%;
  • b. afwijking kan worden verleend voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 meter.

3.4.2 Hogere hoogte boog- en tunnelkassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor overschrijding van de maximale toelaatbare goot- en bouwhoogte voor boog- en / of tunnelkassen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2 ha;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van boogkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 ha;
  • d. de boog- en / of tunnelkassen worden binnen en / of aansluitend aan het bouwvak gerealiseerd;
  • e. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • f. de boog- en tunnelkassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan een agrarisch grondgebonden bedrijf;
  • g. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.3 Hogere hoogte hagelschermen en vogelnetten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.2.2 voor een grotere hoogte van hagelschermen en vogelnetten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning kan worden verleend tot 1 meter boven de fruitbomen met een maximum tot 6 meter;
  • b. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.4 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, anders dan boog- of tunnelkassen, anti-hagelkanonnen, hagelschermen of vogelnetten, buiten het bouwvak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 3 ha;
  • c. de teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvak gerealiseerd;
  • d. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.5 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het oprichten van anti-hagelkanonnen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. anti-hagelkanonnen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt;
  • b. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte van een anti-hagelkanon bedraagt niet meer dan 4 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  • e. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten;
  • f. het bevoegd gezag wint advies in bij een milieudeskundige omtrent de onder e opgenomen voorwaarde inzake geluid.

3.4.6 Bassins voor aquacultuur aansluitend aan het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het oprichten van bassins voor aquacultuur aansluitend aan een agrarisch bouwvak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bassins worden aansluitend aan het bouwvak van een bestaand agrarisch bedrijf met een bebouwingspercentage van 70% gerealiseerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 3 ha;
  • c. toegestaan zijn vlakke netten, tot een hoogte van maximaal 1 meter boven het maaiveld;
  • d. de omvang van installaties en gebouwen bedraagt maximaal 50 m², met een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 6 meter;
  • e. de afstand tot bouwvlakken van derden en de afstand tot de bestemming Natuur bedraagt minimaal 50 meter;
  • f. de afstand tussen onderlinge bassins bedraagt minimaal 100 meter;
  • g. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de bassins in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • j. aquacultuur is niet toegestaan in zoetwatergebieden.

3.4.7 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen, is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • c. afstand van een minicamping tot aan een bouwvlak van derden bedraagt niet minder dan 50 meter;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering zoals mestopslag tot maximaal 5.000 m³, is niet toegestaan;
  • e. buitenopslag is buiten het bouwvak niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke mestopslag;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  • h. detailhandel, anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1, is niet toegestaan;
  • i. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • k. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden de bestemming Wonen is niet toegestaan;
  • l. permanente containervelden zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • m. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de buiten de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    • 7. ten hoogste 6 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder j ten behoeve van het ontplooien van aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • f. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

3.6.2 Kleinschalige detailhandel en dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en / of dienstverlening in de woning en / of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.6.3 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    • 5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m2;
    • 6. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
  • g. nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.6.4 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. de huisvesting is toegestaan gedurende een periode tussen 15 maart en 31 oktober en / of van maximaal zes weken buiten die periode per jaar;
  • e. de huisvesting plaatsvindt in binnen het bouwvak, in kampeermiddelen en / of units;
  • f. maximaal 10 kampeermiddelen of units zijn toegestaan vanaf 15 maart tot en met 31  oktober. Gedurende zes weken per jaar zijn 5 extra kampeermiddelen of units toegestaan;
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • h. de oppervlakte van de kampeermiddelen en units tezamen bedraagt maximaal 300 m2;
  • i. de kampeermiddelen en units dienen buiten de onder f genoemde periode verwijderd te worden;
  • j. de huisvesting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
  • k. de afstand tussen kampeermiddelen of units en bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • l. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • m. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • o. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

3.6.5 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een van gemeentewege erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt.
  • f. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

3.6.6 Minicamping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.23.1 of ten behoeve van een grotere minicamping, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afgeweken kan worden voor ten hoogste 25 standplaatsen;
  • b. de standplaatsen zijn op of binnen een afstand van 50 meter tot het agrarisch bouwvak;
  • c. het permanent plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • f. de totale oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • g. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend binnen of direct grenzend aan het bouwvak toegestaan;
  • h. buiten het bouwvak bedraagt de oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatie-ruimten maximaal 50 m²;
  • i. afstand van een minicamping tot aan een bouwvlak van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • j. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover advies van een landschapsdeskundige;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • l. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien er geen milieu-hygiënische belemmeringen zijn;
  • m. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • n. er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies plaats.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 3.7.4 te worden toegepast;
  • b. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.

3.7.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het vergroting van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien het een agrarisch bedrijf met een bouwvlak kleiner dan 1 hectare betreft, mag een bouwvlak worden opgenomen van maximaal 1 hectare;
  • b. indien het een agrarisch bedrijf met een bouwvlak groter dan 1 hectare betreft, mag een bouwvlak worden opgenomen van maximaal 2 hectare;
  • c. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 70% worden bebouwd;
  • d. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • e. na wijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur;
  • g. wijziging is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • h. Burgemeester en wethouders winnen vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder d.1 opgenomen voorwaarde.

3.7.3 Installatie opwekken duurzame energie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van het realiseren van een installatie voor het opwekken van duurzame energie, zoals een biomassavergistingsinstallatie of zonnepanelen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de energieproductie is ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  • c. de realisatie van windturbines is niet toegestaan;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter, welke uitsluitend mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen;
  • e. de installatie wordt binnen het bouwvak opgericht;
  • f. de mogelijke reststof (het digestaat) een meststof betreft;
  • g. de grondstoffen voor energieproductie grotendeels afkomstig zijn van het eigen bedrijf en / of het digestaat op het eigen bedrijf wordt toegepast, dan wel de opgewekte energie grotendeels op het eigen bedrijf wordt gebruikt;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    • 3. onevenredige aantasting van de infrastructuur van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn vastgelegd.

3.7.4 Voormalige (agrarische) bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige (agrarische) bedrijfswoning',

met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • d. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet is toegestaan;
  • e. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • f. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • g. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.7.5 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in bestaande gebouwen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • g. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m2;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
  • j. de bewoonbaar oppervlakte -inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten- voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • k. er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders - 1' opgenomen.

3.7.6 Verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen en de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies seizoensarbeiders' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik voor huisvesting door arbeidsmigranten is voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten onderbroken of zoveel eerder als met de belanghebbenden is overeengekomen.

3.7.7 Waterbassins voor aquacultuur op afstand van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de nadere aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' voor het realiseren van waterbassins voor aquacultuur op afstand van het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. situering van de waterbassins grenzend aan het agrarisch bouwvlak is niet mogelijk;
  • b. het oppervlak van de waterbassins bedraagt ten hoogste 3 ha;
  • c. de afstand tot andere bassins voor aquacultuur bedraagt ten minste 250 meter;
  • d. de hoogte van de andere bouwwerken voor aquacultuur, waaronder waterbassins en netten bedraagt ten hoogste 1 meter gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. ten behoeve van de opslag en voorzieningen ten behoeve van de aquacultuur is één gebouw toegestaan met een hoge beeldkwaliteit, waarbij de oppervlakte, goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 50 m², 3 en 6 meter bedragen;
  • f. wijziging wordt niet toegepast:
    • 1. binnen een afstand van 50 meter rond bouwvlakken van derden;
    • 2. binnen een afstand van 50 meter rond kernen, bebouwingsconcentraties of verblijfsrecreatie terreinen.
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn vastgelegd;
  • h. wijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • i. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige versnippering van de agrarische gronden; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de agrarisch deskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    • 4. onevenredige aantasting van de infrastructuur van het gebied; vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • j. het bevoegd gezag wint advies in bij de agrarisch deskundige omtrent de onder h opgenomen voorwaarde inzake volwaardigheid.

3.7.8 Wro-zone wijzigingsgebied-1

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch, met de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca- restaurant' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op de gronden is niet meer dan één restaurant toegestaan;
  • b. de oppervlakte van het restaurant bedraagt niet meer dan 500 m2;
  • c. de bouwhoogte van het restaurant bedraagt niet meer dan 8 m;
  • d. op de gronden is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • e. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie;
    • 2. de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is;
    • 3. is voldaan aan de vereisten inzake de Flora- en faunawet, Wet geluidhinder en de Wet luchtkwaliteit;
    • 4. sprake is van een aanvaardbare situatie ten aanzien van het aspect externe veiligheid;
    • 5. geen sprake is van onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • f. in het wijzigingsplan moet aandacht worden besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
    “Artikel A Bestemmingsomschrijving
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca- restaurant ': uitsluitend een restaurant.
    Artikel B Specifieke gebruiksregel
    Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
    de oppervlakte van het restaurant bedraagt niet meer dan 500 m²;”