Plan: | Verkabeling 380kV Krabbendijke |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.380kVKrabbendijke-va01 |
Van Borssele naar Tilburg wordt een nieuwe 380kV-hoogspanningsverbinding aangelegd. In maart 2011 hebben de Ministers van Economische zaken en Klimaat (hierna: EZK) en Infrastructuur en Milieu (hierna: I&M) het voorgenomen voorkeursalternatief (VKA) aangewezen voor deze nieuwe 380kV-verbinding. In het tracédeel tussen de Willem Anna Polder en Rilland komt de nieuwe verbinding te liggen ten noorden van de bestaande 380kV-verbinding. De bestaande 150kV-verbinding wordt gecombineerd met de nieuwe 380kV-verbinding. In de uitwerking daarna bleek dat er ter hoogte van Krabbendijke weinig ruimte beschikbaar is. De nieuwe verbinding kon daarom alleen aangelegd worden wanneer de bestaande 380kV verschuift naar de kern van Krabbendijke.
Dit heeft geleid tot heftige reacties uit de kern Krabbendijke en de gemeente Reimerswaal. Daarom is gezocht naar een andere oplossing. De primaire waterkering langs de Oosterschelde was daarbij een belangrijke belemmering. Het waterschap ging vanwege de waterveiligheid niet akkoord met het plaatsen van een mast in de waterkering. Uiteindelijk is besloten de nieuwe verbinding naar het noorden te verschuiven met één mast (1084) in de Oosterschelde, waardoor de bestaande verbinding niet hoefde te worden verplaatst. Deze nieuwe oplossing is vervolgens in het Rijksinpassingsplan Zuid-West 380 kV west voor de nieuwe 380kV-verbinding opgenomen.
Ondanks dat de nieuwe oplossing met de mast in de Oosterschelde voorkomt dat de bestaande 380kV-verbinding naar Krabbendijke opgeschoven moet worden, kwamen er veel substantiële bezwaren en zienswijzen op het inpassingsplan. De zienswijzen kwamen zowel van direct betrokken bewoners in Krabbendijke als van de provincie Zeeland en de gemeenten Reimerswaal en Kapelle.
De minister heeft besloten vast te houden aan het tracé van het gekozen VKA tussen Borssele en Rilland. Daarnaast heeft hij bij het vaststellen van het inpassingsplan wel de toezegging gedaan te bezien of er de mogelijkheid is om een deel van de bestaande 380kV-verbinding bij Krabbendijke te verkabelen, na realisatie van het tracédeel Zuid-West 380kV oost. Op 16 mei 2017 is deze toezegging geformaliseerd in een opdrachtbrief aan TenneT om een ondergrondse 380kV hoogspanningsverbinding (hierna de ondergrondse verbinding) te realiseren.
TenneT heeft een tracéstudie uitgevoerd. In samenspraak met de gemeente Reimerswaal en de omgeving is een tracé uitgewerkt. De keuze voor het tracé en het proces rondom de tracéstudie is beschreven in Hoofdstuk 2.
De aanleg van deze ondergrondse verbinding is niet mogelijk in het vigerende bestemmingsplan. Om de aanleg en toekomstige bescherming van de nieuwe ondergrondse verbinding alsmede het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld. Het aanleggen van de ondergrondse verbinding is een aanpassing van de bestaande verbinding en geen uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet. De Rijkscoördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dan ook niet van toepassing. De gemeente is daarom bevoegd hiervoor een bestemmingsplan op te stellen.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het bestemmen van de toekomstige beschermingszone van de ondergrondse verbinding en het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding. Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Krabbendijke. De verkabeling heeft betrekking op de hoogspanningsverbinding tussen de masten 318 en 328. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied aangegeven. De rode lijn betreft de bestaande te verwijderen bovengrondse hoogspanningsverbinding. De paarse lijn betreft de nieuwe ondergrondse verbinding, inclusief globale ligging van de opstijgpunten (cirkels) en de verbindingen van de opstijgpunten naar de bovengrondse verbinding (stippellijnen).
Figuur 1.1. Ligging plangebied
Ter plaatse geldt momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 2019 van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 17 december 2019 (zie figuur 1.2).
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2019
Ter plaatse van het gekozen tracé gelden volgende de bestemmingen:
Deze bestemmingen laten de aanleg van een ondergrondse verbinding niet toe. De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding laat de bestaande bovengrondse verbinding toe. Wanneer de bestaande bovengrondse verbinding is verwijderd, moet deze mogelijkheid komen te vervallen.
Planvorm
Het plangebied bestaat uit de nieuwe ondergrondse verbinding en de te verwijderen bovengrondse verbinding. In het nieuwe bestemmingsplan worden niet alleen de hoogspanningsverbindingen opgenomen, maar ook de onderliggende bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2019.
De aanleg van de ondergrondse verbinding wordt mogelijk gemaakt door middel van een dubbelbestemming waarin een ondergrondse hoogspanningsverbinding toegestaan is. Daarnaast is op een aantal locaties met een enkelbestemming een nieuwe functie mogelijk gemaakt. Deze enkelbestemming is opgenomen ter plaatse van de nieuwe 380kV-opstijgpunten. Ook voorziet het bestemmingsplan in een aanduiding voor het verwijderen van de bestaande dubbelbestemmingen voor de te verwijderen bovengrondse verbinding.
Voor de overige plandelen zijn de vigerende bestemmingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Na de inleiding in Hoofdstuk 1, wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het project, inclusief beschrijving van de totstandkoming van het tracé beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijke beleidskaders. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het project getoetst aan de relevante sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving waarin de juridische regeling van het bestemmingsplan wordt beschreven. Ten slotte gaat Hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarin onder meer participatie wordt beschreven.
De scope van het project betreft het verkabelen van een deel van de bestaande bovengrondse 380kV verbinding Borssele - Rilland tussen de masten 318 en 328.
Bestaande verbinding
Het te verwijderen gedeelte van de bestaande bovengrondse 380kV-verbinding betreft het gedeelte vanaf mast nummer 318 tot aan mast 328. Mast nummer 318 staat ten oosten van Krabbendijke, ter hoogte van de kruising Oude Rijksweg - Rillandseweg. Mast nummer 328 staat ten westen van Krabbendijke, ter hoogte van de aansluiting van de Karelpolderweg op de Platte Bank (zie figuur 2.1).
Na ingebruikname van de nieuwe ondergrondse verbinding worden de masten van de bestaande bovengrondse verbinding verwijderd.
Figuur 2.1. Ligging bestaande 380kV-verbinding, mast 318 en 328 zijn geel gemarkeerd (Bron: Hoogspannings.net)
Beschrijving huidige situatie nieuwe verbinding
De nieuwe ondergrondse verbinding zal door hetzelfde gebied gaan lopen als de bestaande bovengrondse verbinding. Dit gebied is gelegen ten noorden van de kern Krabbendijke, tussen de woonkern en de Oosterschelde. De kern van Krabbendijke wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Vlissingen - Bergen op Zoom. Direct ten noorden van de spoorlijn is het buitengebied van Reimerswaal gelegen. Het gebruik in het gebied is met name agrarisch, daarnaast is er verspreid nog woningbouw aanwezig, zoals aan de Verlengde Noordweg en ter hoogte van Roelshoek. Het agrarisch gebruik bestaat voor een groot gedeelte uit fruitboomgaarden.
Naar aanleiding van de vaststelling op 17 oktober 2018 van het inpassingsplan voor de nieuwe 380kV-hoogspanningsverbinding tussen Borssele en Rilland (Zuid-West 380kV West) heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat de toezegging gedaan om te onderzoeken of er de mogelijkheid bestaat voor de verkabeling van de bestaande 380kV-verbinding bij Krabbendijke. Uit studie blijkt dat het mogelijk is om ook in Zeeland een deel van de bestaande bovengrondse verbinding te verkabelen. Deze verkabeling en ingebruikname kan daadwerkelijk plaatsvinden na de realisatie van het tracédeel Zuid-West 380kV Oost, de nieuwe verbinding tussen Rilland en Tilburg. Nettechnisch is het namelijk niet mogelijk de verbinding bij Krabbendijke te verkabelen wanneer de verbinding Rilland-Tilburg nog niet is gerealiseerd. Voor de verbinding Rilland-Tilburg wordt momenteel een procedure tot vaststelling van een inpassingsplan doorlopen. Op 16 mei 2017 is de toezegging van de minister geformaliseerd in een opdrachtbrief aan TenneT om de onderhavige ondergrondse verbinding te realiseren. Zowel het project Zuid-West 380kV West als het project Zuid-West 380kV Oost is opgenomen in het investeringsplan van TenneT voor de komende tien jaar.
Voorafgaand aan de totstandkoming van het tracé zijn de volgende stappen doorlopen.
In deze paragraaf worden deze stappen beschreven en toegelicht.
De verkabeling van de verbinding loopt van mast 318 tot 328. Het zoekgebied is dan ook gelegen tussen deze masten. Voor het verkabelen van de bestaande bovengrondse verbinding zijn drie zoekgebieden gedefinieerd (Bijlage 1):
In figuur 2.2 zijn deze zoekgebieden weergegeven.
Figuur 2.2 Zoekgebieden Krabbendijke (Bron: TenneT)
Deze zoekgebieden zijn beoordeeld in de notitie Zoekgebieden Krabbendijke. Per zoekgebied is aangegeven met welke omgevingskenmerken rekening moet worden gehouden en met welke bewoners en gebruikers. De conclusie per zoekgebied is hierna samengevat. De volledige notitie Zoekgebieden Krabbendijke is opgenomen in Bijlage 2.
Noordelijk zoekgebied, variant Oosterschelde
Bij deze variant zijn de volgende aspecten aan de orde:
Vanwege deze zwaarwegende redenen is later in de variantenstudie (zie pararaaf 2.2.4) geconcludeerd dat de mogelijkheid van het verkabelen door de Oosterschelde niet opportuun is.
Noordelijk zoekgebied, variant midden
Op het moment dat de verkabeling aan de orde zal zijn, staat de nieuwe verbinding Zuid-West 380kV West ten noorden van de op dat moment te verwijderen verbinding. Kruising met de bovengrondse 380kV-verbindingen is dus niet aan de orde. Om kruising te voorkomen, zal de ondergrondse verbinding ten zuiden van de nieuwe 380kV-verbinding gerealiseerd moeten worden.
Aan de noordkant zijn de volgende belemmeringen aanwezig:
In de notitie is geconcludeerd dat bij de uitwerking van de tracévarianten rekening gehouden kan worden met deze aspecten.
Zuidelijk zoekgebied
Voor het onderzoek naar mogelijkheden in het zuidelijk zoekgebied zijn de volgende aandachtspunten van belang:
In de notitie is geconcludeerd dat bij de uitwerking van de tracévarianten rekening gehouden kan worden met deze aspecten.
De volgende stap in het proces is het uitvoeren van een variantenstudie geweest. In de variantenstudie zijn per zoekgebied mogelijke varianten bekeken die voldoen aan de uitgangspunten. De notitie met de variantenstudie is opgenomen in Bijlage 3.
Uitgangspunten en randvoorwaarden
Bij het tracéren zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Daarnaast gelden als gevolg van de verschillende objecten in het gebied de volgende randvoorwaarden bij het traceren:
Op basis van bovenstaande uitgangspunten is een variant door de zoekgebied van de Oosterschelde uitgesloten. Een variant door dit zoekgebied is technisch zeer complex en heeft vanwege de ligging in Natura 2000-gebied een grote impact op de onderzoekslast en uitvoerbaarheid.
Onderzochte varianten
Op basis van de bovenstaande uitgangspunten zijn drie tracévarianten ontwikkeld. Deze zijn weergegeven in figuur 2.3.
Figuur 2.3 Onderzochte tracés (Bron: TenneT)
Na de variantenstudie zijn gesprekken met belanghebbenden in de omgeving gevoerd in de periode maart 2018 tot en met medio oktober 2018. Verder is er op 12 november 2018 een informatieavond voor de omgeving georganiseerd. Met de uitkomsten daarvan is het Tracédocument opgesteld. In het Tracédocument zijn alle resultaten van het proces tot dan toe gebundeld. Daarnaast is het afwegingskader geïntroduceerd. In de afwegingsnotitie is vervolgens een afweging gemaakt tussen de verschillende tracévarianten. Het Tracédocument is opgenomen in Bijlage 3, de afwegingsnotitie in Bijlage 4.
In de afwegingsnotitie is een integrale effectanalyse uitgevoerd, op basis van het afwegingskader. Hierin zijn de verschillende alternatieven getoetst op diverse aspecten, zoals leefomgevingskwaliteit, landschap en cultuurhistorie, natuur en ecologie, bodem en water, niet-gesprongen explosieven (NGE), archeologie, ruimtegebruik, nettechniek en kosten. In tabel 2.1 zijn de verschillende aspecten en de effecten weergegeven.
Tabel 2.1 Integrale effectanalyse
Uit de integrale effectanalyse blijkt dat er op een groot aantal aspecten geen wezenlijk verschil is tussen de verschillende tracévarianten. Op de aspecten maatschappelijk draagvlak en kosten is er echter een substantieel positievere beoordeling voor tracévariant Noord. Aan de hand van het tracédocument en de afwegingsnotitie heeft het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) op 28 mei 2019 gekozen voor de tracévariant Noord. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 11 juni 2019 de keuze voor het voorkeurstracé onderschreven. Deze variant Noord is vervolgens verder uitgewerkt.
Een belangrijke eigenschap voor tracévariant Noord is dat het tracé grotendeels door fruitpercelen loopt. Op basis van de ervaringen die TenneT heeft opgedaan in het project Zuid-West 380kv west blijkt dat de schadevergoedingen voor de fruitpercelen een aanzienlijk deel van de realisatiekosten betreffen. Een ander kenmerk van dit tracé is de aanwezigheid van de buisleidingenstrook. Gasunie heeft aangegeven dat er in deze buisleidingenstrook een nieuwe leiding gelegd gaat worden. Deze leiding is over een groot deel op dezelfde positie geprojecteerd als het tracé van de verkabeling. Deze informatie heeft er toe geleid dat er vier verschillende alternatieven ontwikkeld zijn, te weten:
Deze alternatieven zijn in Bijlage 5 nader beschreven en beoordeeld op de onderstaande toetsingscriteria:
Van de verschillende alternatieven is alternatief A2 niet nader beschouwd in verband met de te verwachten hoge fruitschadekosten. Uit de analyse blijkt dat de geboorde alternatieven goedkoper zijn dan het alternatief met open ontgraving. De keuze om de buisleidingenstrook of de bestaande bovengrondse verbinding te volgen is hierin niet onderscheidend. De keuze voor het definitieve voorkeurstracé is gemaakt in overleg met de gemeente en de verschillende grondeigenaren in het gebied.
Aan de hand van de uitwerking van de alternatieven voor tracévariant Noord en de beoordeling daarvan is een alternatief gekozen dat is uitgewerkt in een basisontwerp: alternatief A3, het tracé parallel aan de bestaande bovengrondse verbinding, met hoofdzakelijk gestuurde boringen. De belangrijkste argumenten voor deze keuze zijn als volgt:
Voor het maken van het basisontwerp is in februari 2020 opnieuw gesproken met de betrokken grondeigenaren en pachters, die te maken krijgen met open ontgraving, moflocaties en/of het afbreken van de vakwerkmasten van de bestaande bovengrondse verbinding op hun perceel. Dat heeft geleid tot een viertal optimalisaties van het gekozen tracé, namelijk:
Met toepassing van deze optimalisaties is vervolgens een basisontwerp gemaakt van het voorkeurstracé.
Het tracé loopt vanaf mast 328 naar het Opstijgpunt (OSP) aan de oostzijde van de Karelpolderweg. Hierbij wordt de Karelpolderweg bovengronds gekruist. Vanaf het OSP wordt de bestaande bovengrondse verbinding zoveel mogelijk gevolgd. Om de bestaande fruitpercelen te ontzien worden er zoveel mogelijk horizontaal gestuurde boringen gemaakt. Tot aan de Noorddijk / Noordschans worden er twee boringen van ca. 510 meter en 836 meter gemaakt. Tussen de boringen wordt de kabel in open ontgraving aangelegd.
De Noorddijk en Noordschans worden door middel van een lange horizontaal gestuurde boring (1.080 meter) gekruist. Hierbij zijn de in- en uittredepunten gekozen in de landbouwpercelen. Tot slot wordt de laatste boring gemaakt naar het OSP nabij mast 318.
De totale lengte van de nieuwe ondergrondse verbinding bedraagt ca. 3,8 kilometer
In figuur 2.4 is de ligging van het tracé weergegeven. Een pdf van deze figuur is tevens opgenomen in Bijlage 6
Figuur 2.4 Definitief tracé (Bron: TenneT)
De kabel wordt voor een deel in open ontgraving aangelegd. Dit is de aanlegmethode waarbij een sleuf wordt gegraven waarin de kabels worden gelegd. Deze methode is alleen toepasbaar als er voldoende ruimte is om een sleuf te graven. Het uitgangspunt is dat de kabels in een 'driehoek' worden aangelegd. Dit betekent dat de kabels in driehoek gebundeld worden. In figuur 2.5 is een doorsnede van een open ontgraving weergegeven.
Figuur 2.5 Doorsnede open ontgraving (bron: TenneT)
In agrarisch gebied mag het land boven de kabel bewerkt worden, de kabel wordt met een gronddekking van 1,80 meter aangelegd. De twee circuits van ieder zes kabels worden per drie gebundeld en naast elkaar aangelegd. In de afbeelding is naast de sleuf ook de werkweg van de uitkomende grond weergeven. Onderstaande figuur geeft een impressie van de werkstrook tijdens een open ontgraving.
Figuur 2.6 Impressie werkstrook open ontgraving (bron: TenneT)
Figuur 2.7 Werkstrook open ontgraving (bron: TenneT)
Bij een horizontaal gestuurde boring wordt elke hoogspanningskabel in een eigen mantelbuis aangelegd. Per boring (drie kabels) wordt er één extra mantelbuis aangelegd voor de aanleg van de secundaire verbindingen en als reserve voor beschadigingen van mantelbuizen tijdens de aanleg.
In tegenstelling tot een sleuf in open ontgraving zijn er bij deze aanlegmethode geen werkterreinen nodig over de gehele lijn van de boring. Alleen aan de in- en uittredepunten (daar waar de boring aan de oppervlakte komt) zijn werkterreinen nodig. Omdat de mantelbuizen als complete streng in de boring getrokken, wordt is de uitlegstrook voor deze bundel een aandachtspunt. Hier moet voldoende ruimte voor beschikbaar zijn.
Boringen worden uitgevoerd:
Onderstaande afbeeldingen geven een doorsnede van een boring en de werkzaamheden tijdens een boring inclusief uitlegstrook. De exacte afmetingen verschillen weliswaar per locatie.
Figuur 2.7 doorsnede boring (bron: TenneT)
Figuur 2.8 Impressie werkterrein boring (bron: TenneT)
Om de ondergrondse verbinding weer aan te sluiten op de bestaande bovengrondse verbinding, zijn opstijgpunten nabij mast 318 en 328 nodig. In dit geval worden de opstijgpunten gerealiseerd in de vorm van vakwerk-portalen. In de uiteindelijke situatie komt er rondom elk portaal een hekwerk te staan om de overgang tussen kabel en lijn af te schermen van de omgeving. Het opstijgpunt heeft een afmeting van 70x35 meter en een maximale bouwhoogte van 25 meter.
In figuur 2.9 is een foto opgenomen van een bestaand opstijgpunt. De opstijgpunten zullen vergelijkbaar zijn met dit opstijgpunt.
Figuur 2.9. Opstijgpunt (bron: TenneT)
Op het moment dat de ondergrondse verbinding in gebruik is, kan worden gestart met het weghalen van de bestaande masten. Eerst worden de geleiders uit de masten getrokken. Dit zijn de draden die de elektrische energie transporteren. Vervolgens blijven de 'kale' masten over, die daarna gesloopt kunnen worden. De wijze waarop de masten worden gesloopt verschilt mogelijk per locatie. Dit komt doordat niet overal evenveel ruimte beschikbaar is. Ook worden de funderingen tot 2 meter onder maaiveld verwijderd, waarvoor werkterreinen met bouwputten worden gerealiseerd. Hierbij is tevens bemaling noodzakelijk. Op het moment dat de aannemer zijn plannen heeft, worden de werkzaamheden en impact met de omgeving besproken.
Figuur 2.10. Verwijderen bestaande masten (bron: TenneT)
De ruimtebehoefte voor de elektriciteitsvoorziening is op 22 juni 2009 vastgesteld en vastgelegd in een aparte nota: het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (hierna: SEV III). SEV III heeft de status van nationale structuurvisie. Een nationale structuurvisie is niet bindend voor lagere overheden, maar wel voor de rijksoverheid zelf. Voor lagere overheden is de structuurvisie richtinggevend. In het SEV III worden de locaties aangewezen voor elektriciteitsproductie vanaf 500 megawatt en hoger en voor nieuwe hoogspanningsvoorzieningen vanaf 220kV en hoger.
De verkabeling wordt in opdracht van de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) uitgevoerd, en leidt niet tot een aantasting van de leveringszekerheid en de technische infrastructuur van het landelijke hoogspanningsnetwerk. De ontwikkeling kan pas plaatsvinden na het gereedkomen van de nieuwe hoogspanningsverbinding tussen Rilland en Tilburg. De ontwikkeling past daarmee in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden. De onderwerpen, relevant voor het onderzoeksgebied, waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt is de bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren en het netwerk van buisleidingen.
Met de verkabeling van de hoogspanningsverbinding wordt voorzien in een robuust hoogspanningsnet voor de regio, waarbij tevens een bestaande bovengrondse verbinding wordt gesaneerd. Bij de aanleg van de ondergrondse verbinding wordt rekening gehouden met de bestaande buisleidingenstrook ende primaire waterkeringen van de Oosterschelde. Daarmee past de ontwikkeling binnen de regels van het Barro en het beleid in de SVIR.
Het nationaal ruimtelijk beleid is gericht op verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur. Daarbij is het van belang, dat het bestaande buisleidingennet goed wordt onderhouden en dat voldoende ruimte open blijft voor uitbreiding van het buisleidingentransport in de toekomst. Met de visie wil het Rijk voor de komende 20 tot 30 jaar ruimte reserveren voor toekomstige ondergrondse buisleidingen voor provincie- en landsoverschrijdend transport van gevaarlijke stoffen. De Structuurvisie buisleidingen is het vervolg op het Structuurschema buisleidingen uit 1985.
Uitgaande van het hoofdprincipe voor nieuwe buisleidingen van 'bundeling' met bestaande leidingstroken en leidingen worden hoofdverbindingen (buisleidingstroken) aangewezen waar ruimte moet worden vrijgehouden voor de aanleg van toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. De ontwikkeling past binnen de regels van de Structuurvisie Buisleidingen.
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
Met de verkabeling van de bestaande hoogspanningsverbinding wordt tegemoet gekomen aan de wens van de gemeente en provincie om een deel van de bestaande verbinding ondergronds te brengen, waarmee ook bestaande knelpunten ten aanzien van de bestaande verbinding worden weggenomen. Het project pas binnen het provinciaal beleid
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang.
Op basis van de verordening is een deel van het plangebied aangeduid als Natuurnetwerk Zeeland. Het gaat hierbij om de Noorddijk, de Noordschans en het verlengde van de Koedijk. De kabel wordt ter plaatse onder deze dijklichamen geboord. De aanleg heeft geen effect op de structuur van het Natuurnetwerk Zeeland. De Omgevingsverordening Zeeland staat de ontwikkeling niet in de weg.
Figuur 3.1 Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie buitengebied Reimerswaal' vastgesteld. Het beleid is in de structuurvisie primair gericht op de aan het landelijk gebied gebonden functies zoals water, landbouw, natuur en landschap, recreatief medegebruik en cultuurhistorie. Daarnaast is het beleid gericht op nieuwe economische dragers, bedrijven, wonen en recreatie in het buitengebied.
In de structuurvisie worden geen specifieke regels gesteld ten aanzien van de ontwikkeling, te weten het verkabelen van de bestaande 380kV-hoogspanningsverbinding ter hoogte van Krabbendijke. Met het verwijderen van de bestaande verbinding vindt een verbetering van het landschap plaats. Tevens worden de gebruiksmogelijkheden van de gronden onder de bestaande verbinding vergroot, wel zal de ondergrondse verbinding ter plaatse beperkingen opleveren, maar met de keuze voor HDD-boringen zijn de belemmeringen aan de fruitgronden zo minimaal mogelijk gemaakt. De ontwikkeling draagt daardoor bij aan de doelen van de Structuurvisie Buitengebied.
Zoals beschreven in paragraaf 3.1 past de ontwikkeling niet in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2019. Omdat de gemeente Reimerswaal mee wil werken aan het project is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, dat voorziet in een passende regeling.
De beoogde ontwikkeling past zowel binnen het ruimtelijke beleid van zowel de Rijsoverheid, de provincie Zeeland, het Waterschap Scheldestromen alsook de Gemeente Reimerswaal. Bij de bepaling van het tracé en de uitvoering van het tracé is rekening gehouden met alle randvoorwaarden, die volgen uit het (ruimtelijke) beleid.
Het beleid maakt de verkabeling van de bestaande bovengrondse 380kV-verbinding niet onmogelijk en levert geen belemmeringen voor de ondergrondse 380kV-verbinding.
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de effecten van het voorkeurstracé en worden deze effecten getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving. Per thema wordt een beschrijving gegeven van het toetsingskader, de referentiesituatie en de effecten van het nieuwe ondergrondse tracé.
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
In het kader van de verkabeling is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt dat binnen grote delen van het plangebied een middelhoge verwachting geldt voor resten uit het laat-paleolithicum tot meolithicum op het niveau van de Laagpakket van Wierden, een middelhoge verwachting voor resten uit het neolithicum op het niveau van het Laagpakket van Wormer, een lage verwachting voor resten uit de bronstijd tot midden ijzertijd in het opgaand pakket Hollandveen en een middelhoge verwachting voor resten uit de late ijzertijd en Romeinse tijd voor de bovenzijde van het Hollandveen (dat mogelijk gemoerd is). Verder geldt een lage verwachting voor de vroege middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor de late middeleeuwen in en op de oude afzettingen van het Laagpakket van Walcheren en een lage verwachting voor resten uit de nieuwe tijd in en op de jongere afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Dit uitgezonderd de locatie van de historische dijken, wegen en de locatie van het voormalige Noordoost Fort, waar een hoge verwachting geldt voor resten van infrastructuur/vestingwerken uit de nieuwe tijd.
Voor wat betreft de realisatie van de ondergrondse verbinding zal grotendeels gewerkt worden met een gestuurde boring en in mindere mate met een open ontgraving. De kabels die door middel van een gestuurde boring aangelegd worden komen op een diepte tussen 10 en 35 m -mv te liggen. Dit is ruim beneden de potentieel archeologische niveaus, waarmee er geen verstoring van de betreffende niveaus plaatsvindt. Voor de realisatie van de kabels in de open ontgraving zal de bodem ontgraven worden tot een diepte van 2,15 m -mv. Hiermee worden de potentieel archeologische niveaus op het Hollandveen (late bronstijd-Romeinse tijd) en in het Laagpakket van Walcheren (middeleeuwen) verstoord - de zones met een hoge verwachting voor resten uit de nieuwe tijd (locaties van dijken, wegen en het voormalige Noordoost Fort) worden in de huidige planvorming alleen doorkruist door middel van een gestuurde boring.- Het niveau van het Laagpakket van Wormer en Laagpakket van Wierden wordt met de geplande ingrepen in een open ontgraving niet bedreigd.
Gelet op het gegeven dat de archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek weliswaar is bijgesteld maar niet is komen te vervallen wordt geadviseerd om de dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Omdat er geen toetsing (door middel van een verkennend veldonderzoek) van het verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden is het daarenboven niet mogelijk de vrijstellingsdiepte bij te stellen.
Met betrekking tot de geplande ingrepen voor de realisatie van de ondergrondse verbinding kan op basis van de beschikbare resultaten en de geplande verstoringen het volgende advies geformuleerd worden:
Omdat de archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek weliswaar is bijgesteld maar niet is komen te vervallen, is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 uit het geldende bestemmingsplan overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
De ontwikkeling, het verkabelen van de bestaande 380kV-verbinding ter hoogte van Krabbendijke, is geen gevoelige ontwikkeling ten aanzien van het aspect bodem. Bij de ontwikkeling vinden wel grondroerende werkzaamheden plaats. De vrijgekomen grond zal hierbij worden gekwalificeerd en zo veel mogelijk binnen het werk worden hergebruikt. Hiervoor zal in de voorbereiding tot de uitvoering van het werk een bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.
Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Oosterschelde. De Oosterschelde grenst aan de dijk ten noorden van het plangebied, zie figuur 4.2. In verband met de effecten van de nieuwe verbinding is gekeken naar de stikstofdepostie die vrijkomt bij de aanleg van de nieuwe ondergrondse verbinding en de verwijdering van de bestaande verbinding. Hiervoor is een stikstofonderzoek, inclusief AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanlegfase leidt tot stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden van meer dan 0,10 mol/ha/jr. Het betreft een tijdelijke depositie.
Deze depositie vindt plaats op de hexagonen direct ten noorden van de dijk ter hoogte van de Pietermanskreek en de Tarweplaat. Zie ook figuur 3.1. In het kader van deze extra depositie is een voortoets uitgevoerd op de gevolgen van de depositie op Natura 2000-gebied. Hieruit blijkt dat er als gevolg van de tijdelijke depositie geen significante effecten zijn te verwachten op de aanwezige habitats. Deze voortoets is opgenomen in Bijlage 8.
Figuur 4.1 Hexagonen Natura 2000-gebied Oosterschelde
Natuurnetwerk Zeeland
De nieuwe ondergrondse verbinding kruist het Natuurnetwerk Zeeland ter plaatse van de Noorddijk, de Noordschans en het verlengde van de Koedijk. De kruising van deze locaties zal gebeuren door middel van een horizontaal gestuurde boringen. Daarmee vindt geen aantasting van het Natuurnetwerk plaats. Deze boringen zullen op een diepte van tenminste 10 meter plaatsvinden. De in- en uittredingslocatie van de boring zijn gelegen op ruime afstand van het Natuurnetwerk Zeeland. Daarmee vindt geen aantasting van het Natuurnetwerk plaats.
Figuur 4.2 Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
In het kader van de soortenbescherming heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden voor de tracéalternatieven. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Uit dit onderzoek blijkt dat het voorkomen van strikt beschermde soorten niet bekend is. In het plangebied is het voorkomen van algemene broedvogels van de vogelrichtlijn bekend. Ook zijn er waarnemingen van vogels met jaarrond beschermde nesten. Aangrenzend aan het plangebied ligt de Oosterschelde, die hier echter alleen als foerageer- of rustgebied (hoogwatervluchtplaats) fungeert. Het is ter hoogte van Krabbendijke geen geschikt broedgebied. Het voorkomen van enkele in Nederland algemeen voorkomende soorten amfibieën (gewone pad, bruine kikker) en grondgebonden zoogdieren (rosse woelmuis, bosmuis, haas) is niet onwaarschijnlijk.
Er is op basis van de resultaten van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek geen sprake van strijdigheid met de Wet natuurbescherming. Er hoeft geen ontheffing soortenbescherming of vergunning gebiedsbescherming aangevraagd te worden.
Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een ecologische quickscan worden uitgevoerd. Omdat de uitvoering van de werkzaamheden niet op korte termijn (binnen 2 jaar) plaatsvindt is het uitvoeren van een ecologisch onderzoek in deze fase niet opportuun omdat de conclusies uit dit onderzoek te oud zullen zijn om gebruikt te kunnen worden voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Op basis van de risicokaart is in beeld gebracht welke risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn. Zie hiervoor figuur 4.2. Op basis van de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het beoogde tracé een beperkt aantal risicobronnen bevinden. De nieuwe hoogspanningsverbinding heeft geen invloed op deze risicobronnen, daarnaast hebben de risicobronnen ook geen effect op de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het aspect externe veiligheid levert dan ook geen belemmeringen op ten aanzien van de aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding.
Figuur 4.3 Uitsnede risicokaart
De Rijksoverheid, met name het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ( I&W), is verantwoordelijk voor beleid en regelgeving op het gebied van magneetvelden. Er zijn weliswaar geen wettelijke normen vastgesteld, maar het beleid van de Nederlandse overheid gaat uit van een referentieniveau voor blootstelling van burgers van maximaal 100 microTesla (µT). TenneT zal bij dit project voldoen aan dit referentieniveau.
Daarnaast heeft de Nederlandse overheid (het toenmalige ministerie van VROM) in 2005 een advies uitgebracht over magnetische velden nabij bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit advies maakt voor magnetische velden onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties adviseert de overheid aan gemeenten, provincies en beheerders van hoogspanningsnetten om bij bovengrondse hoogspanningslijnen uit voorzorg zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen langdurig verblijven in magnetische veldsterkten hoger dan 0,4 µT. Dit betekent dat de overheid adviseert om geen woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven (de zogenoemde 'gevoelige bestemmingen') te bouwen in de nabijheid van een bestaande hoogspanningslijn en om bij het inpassen van een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn afstand te bewaren tot dergelijke gevoelige bestemmingen.
Het beleidsadvies van de rijksoverheid geldt niet voor ondergrondse hoogspanningskabels , -opstijgpunten en –stations. Niettemin heeft TenneT op verzoek van de gemeente de 0,4 microtesla contour (jaargemiddeld) in beeld gebracht van de nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding.
Het onderzoek naar de jaargemiddelde 0,4 microtesla contour is opgenomen in Bijlage 10. Uit het onderzoek blijkt dat er geen woningen zijn gelegen binnen de 0,4 microteslacontour (jaargemiddeld) van de nieuwe ondergrondse kabelverbinding. Het onderzoek is uitgevoerd voor het tracé dat parallel is gelegen langs de buisleidingenstrook. Het definitieve tracé dat in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt volgt de bestaande bovengrondse verbinding. Hierdoor is het definitieve tracé verder gelegen van de bestaande woningen, aan met name de Noorddijk in Krabbendijke, daardoor zal de situatie beter zijn dan de resultaten uit het onderzoek.
Het tracé van de nieuwe hoogspanningsverbinding loopt langs bestaande kabels en leidingen, daarnaast kruist de nieuwe hoogspanningsverbindingen deze kabels en leidingen ook op bepaalde punten. In het kader van mogelijke beïnvloeding van de nieuwe hoogspanningsverbinding op de bestaande kabels en leidingen is onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is gekeken naar de onderstaande mogelijke effecten van de nieuwe hoogspanningsverbinding:
Uit het onderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 11, blijkt dat de nieuwe hoogspanningsverbinding niet leidt tot onaanvaardbare beïnvloeding van de bestaande verbindingen. Daarnaast treedt er met het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding een verbetering op ten opzichte van de onderzochte situatie.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water (hierna: KRW) is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (hierna: NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016- 2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. Op basis van de Waterwet is het NWP2 voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP2 is bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het NWP2 legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.. Rijkswaterstaat neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.
Bestuursakkoord Water
Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:
Waterschap Scheldestromen
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het Waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en zijn omgeving.
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is gebruik gemaakt van het aanmeldformulier Watertoets van het waterschap. Dit formulier is opgenomen in Bijlage 12. De watertoets is voorgelegd aan het waterschap, het waterschap geeft aan dat ze geen opmerkingen hebben. Het wateradvies is opgenomen in Bijlage 13.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (m.e.r. = milieu effectrapportage) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Het Besluit m.e.r. geeft aan of voor een project een m.e.r.-(beoordelings)plicht van toepassing is. De onderhavige ontwikkeling betreft de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding. Deze ontwikkeling is als activiteit opgenomen in de D-lijst onder categorie D24.2 (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding). Hierdoor is de activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig. In het kader van het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld, deze is opgenomen in Bijlage 14. Op basis hiervan is het opstellen van een MER en het doorlopen van een m.e.r-procedure niet noodzakelijk is.
Het bestemmingsplan vervangt ter plaatse van het plangebied het geldende bestemmingsplan geheel Dit houdt in dat de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen uit de onderliggende geldende bestemmingsplannen volledig overgenomen worden. Hieraan worden bestemmingen toegevoegd voor de nieuwe ondergrondse verbinding en het verwijderen van de betaande bovengrondse verbinding.
Standaarden
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de RO Standaarden 2012 waarvan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) deel uitmaakt. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoebestemmingsplannen moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform deze standaarden
Bestemmingen voor de nieuwe verbinding
Aan de gronden die benodigd zijn voor de nieuwe ondergrondse verbinding wordt een zogeheten dubbelbestemming toegekend. Het tracé is zo gekozen dat door het leggen van de dubbelbestemmingen geen strijdigheid ontstaat met de onderliggende bestemmingen zoals die ook al in het geldende bestemmingsplan aanwezig zijn. Deze kunnen in stand blijven en worden uitgevoerd, zij het dat dan wel rekening moet worden gehouden met de eisen die voortvloeien uit de dubbelbestemmingen.
Ter plaatse van de opstijgpunten bij mast 318 en mast 328 wordt een enkelbestemming opgenomen. Deze enkelbestemming komt wel in de plaats van de geldende enkelbestemming ter plaatse.
Te verwijderen verbinding
Het plan regelt ook dat de dubbelbestemmingen van de bestaande bovengrondse verbinding komt te vervallen. Zolang de bestaande verbinding in gebruik blijft, blijft het bestemmingsplan de aanwezigheid en het gebruik van de verbinding toestaan. Wanneer de nieuwe verbinding in gebruik genomen is komt deze mogelijkheid te vervallen. De bestaande dubbelbestemming van deze verbinding is op de verbeelding weergegeven met een aanduiding.
Zakelijk rechtstrook
De gronden die gebruikt worden voor de nieuwe hoogspanningsverbinding en de strook grond aan weerszijden daarvan die nodig is voor beheer en onderhoud (zogeheten zakelijk rechtstrook) bepalen het plangebied en worden in het plan als zodanig voor de hoogspanningsverbinding bestemd.
Het plangebied omvat tevens het tracé van de bestaande bovengrondse verbinding die wordt verwijderd. Hier wordt de dubbelbestemming ten behoeve van deze bestaande verbindingen wegbestemd. Op de verbeelding is dit gedeelte voorzien van een dubbelbestemming, met daar op een aanduiding. Het feitelijk verwijderen vindt plaats nadat de nieuwe verbinding in gebruik is genomen.
Tijdelijke werkterreinen
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe verbinding en het verwijderen van de bestaande verbinding zijn tijdelijk werkterreinen en bouwwegen nodig. Deze terreinen zijn gedeeltelijk te combineren. Deze terreinen en bouwwegen zijn ruimtelijk relevant en bepalend voor de uitvoerbaarheid van het plan. Voor zover nodig worden voor tijdelijke wegen en werkterreinen buiten het plangebied vergunningen aangevraagd.
Leiding - Hoogspanning 380kV-ondergronds
Ten behoeve van de nieuwe ondergrondse hoogspanningskabels van 380kV is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning 380kV-ondergronds' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van een ondergrondse verbinding toegestaan. Daarnaast heeft de dubbelbestemming tevens een beschermende werking. Ter bescherming is opgenomen dat voor bepaalde grondroerende werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden noodzakelijk is. In de regels is opgenomen dat een dergelijke omgevingsvergunning pas noodzakelijk is na de aanleg van betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding. De zone die is opgenomen in het bestemmingsplan staat zowel de aanleg door middel van open ontgraving als door middel van boring toe.
Leiding - Hoogspanning
De bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding is bestemd door middel van een dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. De bestaande verbinding blijft in werking tot de nieuwe verbinding is aangelegd. Het is daarom wenselijk om de bestaande beperkingen ter bescherming van deze verbinding in dit bestemmingsplan te handhaven. In de dubbelbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maken om de dubbelbestemming voor de bestaande hoogspanningsverbinding te verwijderen nadat de bestaande verbinding uit gebruik is gehaald en is verwijderd.
Waarde - Archeologie
Ter bescherming van de bestaande archeologische waarden langs het tracé is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bodemroerende werkzaamheden slechts toegestaan na uitvoering van archeologisch onderzoek.
Bedrijf - Opstijgpunt
Voor de opstijgpunten aan weerszijden van de ondergrondse verbinding is de bestemming Bedrijf - Opstijgpunt opgenomen. Binnen deze bestemming is een installatie toegestaan ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380kV. Daarnaast zijn binnen deze bestemming bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals parkeer-, groen en nutsvoorzieningen.
De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3 m, en binnen het bestemmingsvlak mag niet meer dan 15 m² worden bebouwd. Erf- en terreinafscheidingen bedragen ten hoogste 3 m, de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 25 m.
Enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen BP Buitengebied 2019
In het bestemmingsplan zijn ook verschillende (dubbel)bestemmingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2019. Het gaat hierbij om de volgende bestemmingen:
Deze bestemmingen zijn onverkort overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en het bestemmingsplan voorziet in deze bestemmingen geen wijzigingen. In het bestemmingsplan is hierbij het gehele bouwvlak van het agrarisch bedrijf aan de Noorddijk 31 meegenomen. Hiermee wordt voorkomen dat het bouwvlak onder twee aparte bestemmingsplannen komt te vallen
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels gesteld aan het bouwen. Het gaat hierbij onder meer om bestaande bouwwerken die afwijken van de regels die zijn gesteld in hoofdstuk 2 van de regels, overschrijdingen van bouwgrenzen en voorgevelrooilijnen. Tenslotte zijn regels gesteld ten aanzien van bebouwingspercentages in relatie tot bouwvlakken.
Algemene gebruiksregels
Hierin zijn algemene regels gesteld aan het gebruik van de gronden van het bestemmingsplan. Hierin wordt expliciet aangegeven wat wordt verstaan onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Hieronder valt onder meer het niet in oorspronkelijke staat terugbrengen van de gronden waarover de hoogspanningsverbinding loopt en het niet amoveren van de met de aanduiding aangegeven te verwijderen bestaande hoogspanningsverbinding binnen 5 jaar na ingebruikname van de nieuwe verbinding.
Algemene aanduidingsregels
Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de in de onderliggende bestemmingsplannen opgenomen dubbelbestemming ten behoeve van de bestaande 380kV-verbinding te vervallen. Na het verwijderen van de bestaande verbindingen ter plaatse is bescherming op basis van het bestemmingsplan niet langer noodzakelijk. De dubbelbestemming komt ter plaatse pas te vervallen, na de ingebruikname van de nieuwe verbinding.
Aanduidingen uit vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2019
Daarnaast zijn in de regels verschillende aanduidingen opgenomen die volgen uit het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de volgende aanduidingen:
De regels uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
Voor bestaande gevoelige bestemmingen is het mogelijk om af te wijken van deze regeling en kan het bevoegd gezag voor ten hoogste 10% van de genoemde maten afwijken, mits geen andere gevoelige bestemmingen ontstaan dan zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels.
Algemene wijzigingsregels
Het is mogelijk om voor de bestaande bestemmingen af te wijken van de bestemmingsgrenzen en deze met maximaal 3 meter te overschrijden, mits het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
Overige regels
Werking wettelijke regels
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f Bro dient de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen te worden aangetoond. TenneT is als opdrachtgever verantwoordelijk voor het aanleggen van de nieuwe verbinding en het verwijderen van de bestaande verbinding. Er is goedkeuring van de minister van Financiën en TenneT heeft het project opgenomen in het investeringsplan voor de komende tien jaar.
TenneT en gemeente Reimerswaal hebben afspraken gemaakt ten aanzien van kostenverhaal en planschade. Deze afspraken worden geformaliseerd
Om de verschillende mogelijkheden voor het ondergronds brengen van de bestaande verbinding mogelijk te maken is een projectgroep opgesteld. De gemeente Reimerswaal is voorzitter van de projectgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat, Waterschap Scheldestromen, Provincie Zeeland, TenneT en D-Cision.
In het kader van de ontwikkeling van de nieuwe ondergrondse verbinding hebben in de periode van maart 2018 tot en met november 2018 keukentafelgesprekken plaatsgevonden met grondeigenaren en pachters in de omgeving van Krabbendijke. Daarnaast heeft op 12 november 2018 een informatiebijeenkomst plaatsgevonden in "De Meiboom" in Krabbendijke. De uitkomsten van deze gesprekken en de reacties op de informatieavond zijn verwerkt in de keuze voor het zoekgebied.
In hoofdstuk 2 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de verschillende processtappen die zijn gezet bij de totstandkoming van het tracé, deze stappen zijn in samenspraak tussen TenneT, de gemeente Reimerswaal en de omgeving gezet.
Het voorontwerpbestemmingsplan zal worden toegezonden naar de verschillende overlegpartners in het kader van het 3.1.1.-Bro-overleg. Daarnaast wordt het bestemmingsplan voor iedereen ter inzage gelegd. Voorafgaand aan de terinzagelegging is (in aangepaste vorm) op 24 september een informatieavond georganiseerd.
Inspraak
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er zijn 4 inspraakreacties ingediend binnen de gestelde termijn. De inspraakreacties zijn allemaal van kabel- en leidingbeheerders/eigenaren:
Nadat de inspraakreacties binnen de gestelde termijn zijn ingediend hebben zich ontwikkelingen voorgedaan bij de leidingbeheerders/eigenaren. ZEBRA Gasnetwerk B.V is 'overgegaan' naar PZEM (leiding met kenmerk A-515) en Gasunie Transport Services B.V. (GTS) (leiding met kenmerk A-513 die is omgenummerd naar A-672). Kaan Consultancy zal in het vervolg ook namens PZEM de belangen behartigen. De belangen van Evides N.V. worden niet meer door DNWG behartigd, maar zelfstandig door Evides N.V.
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan:
Van de Provincie Zeeland is een inhoudelijke reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen op de vermelde datum. De Veiligheidsregio Zeeland heeft op 12 oktober 2020 gereageerd en aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft opmerkingen te maken. Van het Waterschap Scheldestromen is op 3 november 2020 een wateradvies ontvangen.
De binnengekomen reacties in het kader van de inspraak en het vooroverleg zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en overleg welke is opgenomen in Bijlage 15.
Op basis van de binnengekomen reacties is de toelichting van het bestemmingsplan op de onderdelen kabels en leidingen, archeologie en ecologie aangevuld. De binnengekomen overlegreacties hebben niet geleid tot aanpassingen op de regels en de verbeelding.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 25 maart 2021 tot en met 5 mei 2021 ter visie gelegen.
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft iedereen de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Er is 1 zienswijze ingediend. In Bijlage 16 is een puntsgewijze samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop. De binnengekomen zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.