direct naar inhoud van 6.3 Handhaving
Plan: Kijkuit
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPKijkuit-va01

6.3 Handhaving

6.3.1 Algemeen handhavingsbeleid voor Kijkuit

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan biedt goede mogelijkheden voor handhaving.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

6.3.2 Vragen en antwoorden over handhaving bestemmingsplan Kijkuit

Over handhaving van bestemmingsplannen heeft het Ministerie van VROM destijds een Handreiking voor gemeente opgesteld: 'Onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen'. Daaruit zijn passages overgenomen (hoofdstuk 7) waarin vragen en antwoorden zijn weergegeven die mogelijk bij Kijkuit aan de orde zijn of kunnen komen. In de vraagstelling wordt uitgegaan van het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning. De antwoorden zullen bij de toetsing van logies voor arbeidsmigranten vergelijkbaar zijn.

  • 1. Wie moet bewijzen dat er sprake is van onrechtmatige bewoning?
  • Uit de artikelen 3:2 en 3:4 van de Awb vloeit voort dat de gemeente voor haar vermoeden dat er sprake is van onrechtmatige bewoning van een recreatieverblijf de vereiste feiten moet vaststellen. De gemeente heeft dus het eerste bewijsrisico.
  • Wanneer de gemeente er in slaagt voldoende bewijzen te verzamelen voor het vermoeden dat sprake is van overtreding van de planvoorschriften, is het aan de betrokken bewoner om dit vermoeden te ontkrachten.

  • 2. In welke mate moet een betrokkene het vermoeden van de gemeente dat sprake is van onrechtmatige bewoning, ontkrachten?
  • Het is voldoende dat de betrokkene het vermoeden van de gemeente dat er sprake is van onrechtmatige bewoning, in twijfel weet te trekken. Hij hoeft niet te bewijzen dat er sprake is van het tegendeel. Er is dus geen sprake van omkering van de bewijslast.
  • De burger kan niet volstaan met het ontkennen van de juistheid van het vermoeden van de gemeente. De ontkenning moet met feiten worden onderbouwd. Als dat niet gebeurt, zal de rechter in beginsel uitgaan van de juistheid van de feiten zoals het college die heeft vastgesteld.

  • 3. Vormt inschrijving in de GBA op het adres van een recreatiewoning voldoende bewijs dat iemand permanent in deze recreatiewoning woont?
  • Inschrijving in de GBA op het adres van de recreatiewoning levert reeds voldoende vermoeden van bewoning op. Door middel van inschrijving in de GBA erkent betrokkene dat hij ter plaatse woonachtig is. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft er blijk van gegeven dat de inschrijving voldoende is en daarmee bewijsvermoeden oplevert (ABRS, 25 juli 2001, BR 2002, p. 146). Ook een verklaring van betrokkene dat hij woonachtig is op het recreatieadres, zal in beginsel voldoende zijn.
  • Echter, een aanschrijving alleen baseren op een inschrijving in de GBA is risicovol, omdat betrokkene zich gedurende de procedure op een ander adres kan inschrijven (ABRS, 25 juli 2001, BR 2002, p. 144). Gemeenten zullen – naast eventuele inschrijving in de GBA – aan de hand van diverse feiten, verklaringen en omstandigheden de bewoning aannemelijk moeten maken.

  • 4. Welke aanwijzigen kunnen duiden op onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven?

Waarnemingen ter plaatse kunnen (de eerste) aanwijzingen opleveren dat betrokkene zijn recreatieverblijf bewoont. In dit kader is met name van belang dat een standaardlijst waarop bepaalde relevante zaken worden aangevinkt zoals 'planten voor de ramen' en 'tuinmeubilair aanwezig', worden aangevuld met beschrijvingen en motiveringen waarom de controleur vindt dat er sprake is van een bewoonde indruk. Het is van belang om conclusies te trekken uit de verrichte waarnemingen. Het is ook belangrijk om de constateringen te visualiseren door foto's. De controle zal zich voornamelijk richten op de feitelijke aanwezigheid van betrokkene en op de uiterlijke kenmerken van de verblijven, zoals:

  • aanwezigheid betrokkene buiten recreatieseizoen;
  • hoeveelheid aangeboden afval;
  • gesloten gordijnen;
  • rook uit de schoorsteen;
  • goed onderhouden tuin;
  • groentetuin;
  • bouwwerken rondom het verblijf;
  • aanwezigheid vervoermiddelen (en raadpleging kentekenregistratie);
  • aanwezigheid dierenverblijf;
  • algemene uitstraling.

De volgende aanwijzingen uit gemeentelijke administraties kunnen duiden op onrechtmatige bewoning van een recreatieverblijf:

  • inschrijving kentekenregistratie van de RDW: de eigenaar/houder van een motorvoertuig dient zijn woonadres op te geven. van betrokkene in de GBA op het recreatieadres of elders;
  • leerplichtadministratie: registratie van leerlingen op plaatselijke scholen;
  • woningzoekendenadministratie: inschrijving als woningzoekende;
  • belastingadministratie: betaling van hondenbelasting of het niet betalen van forensenbelasting (zie geheimhoudingsplicht artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen);
  • huisvuiladministratie: aanbieden huisvuil;
  • uitkeringsadministratie: is op het recreatieadres een uitkering aangevraagd;
  • administratie Wmo: is voor het recreatieadres een Wmovoorziening aangevraagd;
  • bouwvergunningen: de omvang en de hoedanigheid van bouwwerken kunnen duiden op onrechtmatige bewoning.

De volgende informatie kan verkregen worden uit externe administraties:

  • de GBA van andere gemeenten: indien bekend is waar betrokkene staat ingeschreven kan worden uitgezocht of betrokkene daar ook werkelijk woont;
  • bedrijfsverenigingen: informatie over opgegeven woonadres;
  • Belastingdienst: informatie over renteaftrek woning via voorlopige aanslag. Voor het opvragen van deze gegevens kan van de internetsite van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een formulier worden gedownload;
  • huurtoeslag Belastingdienst: is voor het recreatieadres huurtoeslag aangevraagd;
  • zorgverzekeraars: informatie over opgegeven woonadres;
  • woningcorporaties: informatie over opgegeven woonadres;
  • energie- en waterleidingbedrijven: informatie over opgegeven woonadres en over verbruik;
  • telecombedrijven: informatie over opgegeven woonadres, gebruik telefoon en gebruik internet;
  • telefoongids: informatie over adres telefoonaansluiting;
  • lidmaatschap lokale verenigingen/bibliotheek: inschrijving bij een lokale vereniging en/of de plaatselijke bibliotheek duidt op bewoning in de betreffende gemeente;
  • verhuisberichten TNT Post: deze worden vier maanden bewaard en geven informatie over het woonadres;
  • nachtregister van ondernemer die mogelijkheid tot nachtverblijf aanbiedt: indien het om verhuurbare recreatieverblijven gaat, kan informatie van de huurders bruikbare informatie bieden;
  • inschrijving Kamer van Koophandel: indien betrokkene zijn bedrijf heeft ingeschreven op het recreatieadres, dan kan dit een aanwijzing bieden dat betrokkene hier woonachtig is;
  • Kadaster: informatie over opgegeven woonadres.

  • 5. Indien op basis van aanwijzingen het vermoeden bestaat dat betrokkene op het recreatieadres woont, bestaat er in dat geval de mogelijkheid om betrokkene ambtshalve op dit adres in te schrijven (ambtshalve inschrijving)?
  • Op grond van artikel 65 van de Wet GBA is een ieder die naar redelijke verwachting binnen een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijft, verplicht om zich in de gemeente in te schrijven waar betrokkene zijn woonadres heeft.
  • Het woonadres is het adres waar betrokkene gedurende een half jaar naar verwachting de meeste nachten zal verblijven. Het college kan iemand ambtshalve inschrijven in de GBA (op grond van artikel 83 Wet GBA) die zich ten onrechte niet in de GBA op het woonadres heeft ingeschreven. Ambtshalve inschrijving is alleen mogelijk als deze is gebaseerd op zorgvuldig onderzoek door de gemeente. Ambtshalve inschrijving leidt vervolgens tot omkering van de bewijslast. Betrokkene zal immers moeten aantonen, dat deze ambtshalve inschrijving onterecht is.

  • 6. Gelden er beperkingen voor het raadplegen van eigen gemeentelijke registraties of privacyregels voor het raadplegen van registraties van andere overheidsorganisaties en particuliere organisaties?
  • Ja. Zo stelt artikel 9 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) de eis van doelbinding. Dit artikel bepaalt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt (waaronder ook wordt verstaan het verstrekken aan derden) als dit verenigbaar is met het doel waarvoor ze zijn verkregen. Dit betekent dat een gemeente alleen informatie uit eigen bestanden (van derden) kan gebruiken voor de aanpak van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven als dit gebruik past binnen het doel van die registratie.
  • De Wet GBA biedt mogelijkheden onderling gegevens uit te wisselen tussen gemeenten. Dit zal echter niet eenvoudig zijn, omdat een eigenaar/gebruiker van een recreatieobject zich in iedere willekeurige gemeente in Nederland kan hebben ingeschreven.
  • Via artikel 72 Wet GBA kan om informatie worden verzocht. Voor particuliere organisaties en bedrijven geldt dat zij niet verplicht zijn om medewerking te verlenen aan informatieverzoeken van een gemeente.

  • 7. Hoe vaak moet ter plaatse worden gecontroleerd?
  • Regelmatig uitgevoerde controles dragen bij aan de bruikbaarheid van de aanwijzingen. In de oriëntatiefase zal worden voor een maandelijkse controle; deze regelmaat wordt in ieder geval in 2011 aangehouden.
  • Op het moment dat het bestuurlijke traject is gestart, zal de frequentie mogelijk toenemen tot een tweewekelijkse controle.