Plan: | Concordia 11 Kruiningen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.03KnOVConcordia11-va01 |
Het perceel Concordia 11 in Kruiningen is gelegen in de wijk Kruseveer. Het perceel betreft een zogenaamde ruime parkkavel waarop 1 royale vrijstaande woning gerealiseerd mag worden. Het voornemen van de initiatiefnemer is om het perceel op te delen in 3 percelen, Concordia 11, 11A en 11B. Het college heeft besloten in principe medewerking te verlenen aan het splitsen van de kavel.
Het bouwprogramma bestaat uit 3 vrijstaande woningen. Het nieuwe inrichtingsplan past niet binnen de contouren van de ter plaatse geldende woon-, tuin- en groenbestemming en huidige bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan is één woning toegestaan op het perceel. Het gewenste plan is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Kruiningen' van de gemeente Reimerswaal.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen in het zuiden van het dorp Kruiningen en bestaat uit een perceel met een oppervlak van 3.705 m², kadastraal bekend als gemeente Kruiningen, sectie O, nummer 2009 (zie afbeelding 1). Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Sluisweg. Aan de oostzijde door woningbouw. Aan de zuidzijde van het plangebied is een groenstrook gesitueerd, deze groenstrook sluit aan op een fietspad. Het fietspad is gesitueerd tussen de groenstrook en de Concordia. Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten door de Concordia. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door een fietspad.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Atlas van Zeeland; bewerking: Juust B.V. )
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige woningen mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning gevoegd. Dit document toetst de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofdstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en ik hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein met een aantal jonge bomen en struiken aan de rand van het perceel. Rondom het perceel ligt een groenstrook met gras. Binnen het plangebied is geen bebouwing of verharding aanwezig.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf het fietspad aan de westzijde
Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied - bezien vanaf het fietspad aan de zuidzijde
De totale planontwikkeling bestaat uit 3 vrijstaande woningen (zie afbeelding 4). Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten op de Concordia. De ontsluiting van de percelen op de Concordia doorkruist het naastgelegen fietspad. Iedere woning krijgt 1 uitrit met een breedte van 3 meter. De percelen hebben een oppervlakte tussen de 1.197 m² en 1.273 m².
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied
Afbeelding 5 | Impressie van de woningen vanuit zuidelijke richting.
Afbeelding 6 | Impressie van de woningen vanuit noordoostelijke richting.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kruiningen'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 23 april 2013 door de gemeenteraad van Reimerswaal. Voor de gronden van het plangebied gelden de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Groen' met deels de functieaanduidingen 'waterberging' en 'ontsluiting' (zie afbeelding 7). De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in een woning, al dan niet met aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor beplantingen, speelvoorzieningen, waterpartijen, andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bermen; bermsloten en voet- en fietspaden. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': zijn de gronden tevens bestemd voor een waterberging. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn de gronden tevens bestemd voor een ontsluiting van aangrenzende woonpercelen met een maximum breedte van 3 m per woning. Het bouwen van nieuwbouwwoningen is niet toegestaan op de bestemmingen 'Groen' en 'Tuin'.
Afbeelding 7 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Verder is ook de 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (vastgesteld d.d. 27-06-2017) van toepassing. Deze parapluherziening voorziet allereerst in het opnemen van een parkeerregeling in de geldende bestemmingsplannen voor de kernen en bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal. Tevens worden door middel van deze herzieningen enkele verbeteringen aangebracht in de regeling van de geldende bestemmingsplannen voor de kernen en bedrijventerreinen.
Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze ontwikkeling. Dit bouwplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.
Er is geen sprake van het toevoegen van meer dan 11 woningen. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing op dit plan.
Nationale Woon- en Bouwagenda
De druk op de woningmarkt is hoog. Er is te weinig aanbod aan woningen en de betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Voor Zeeland lijkt het te kort aan woningen in de huidige tijd nog gering. In de toekomst neemt de behoefte echter wel toe. Binnen de provincie Zeeland is er behoefte aan 5.100 woningen t/m 2030. De bruto nieuwbouw (incl. transformatie en splitsing) is 7.100, daarentegen wordt het aantal te slopen woningen (incl. functieverandering en samenvoeging van woningen) geraamd op 2.600. De netto uitbreiding betreft daardoor 4.500 woningen. Vergeleken met de behoefte wordt het woningtekort in 2031 geraamd op 600 woningen.
De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
Gelet op de meest actuele cijfers van de provincie Zeeland kan er voorzien worden in de behoefte voor de aantallen nieuw te bouwen woningen. De kwaliteit en betaalbaarheid van deze toe te voegen woningen blijft echter een aandachtspunt. Landelijk moet 2/3 van het aantal toe te voegen woningen namelijk betaalbaar zijn. Onder de definitie van betaalbaar vallen betaalbare koop (tot NHG-grens, €355.000 in 2022), maar ook midden huur en sociale huur. Naast de inzet op twee derde betaalbare nieuwbouw, moet iedere gemeente zijn eerlijke aandeel nemen in sociale huisvesting. Het streven is om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen.
De 3 woningen vallen niet onder de NHG-grens, maar vallen in een hogere prijsklasse. Onder de huidige planologische mogelijkheden is er slechts 1 woning toegestaan op een perceel van 3.705 m2, de vraag naar woningen met een dergelijk groot perceel is zeer beperkt. Door het opsplitsen van de kavel in 3 percelen ontstaan er kavels van tussen de 1.100 en 1.300 vierkante meter. Deze kavels zijn nog steeds zeer ruim, maar binnen de woonvisie van de gemeente Reimerswaal is aangegeven dat in de particuliere koopsector tot 2025 vraag is naar vrijstaande woningen in het middel dure segment.
Op basis van het bovenstaande vormt het Rijksbeleid geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Het onderhavige bouwplan sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten vormt geen belemmering van de gewenste ontwikkeling.
Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019
Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de gemeente Reimerswaal als volgt:
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 3 vrijstaande woningen voorzien. Deze woningen sluiten aan bij de doelgroep landelijke luxe. Regionaal is er sprake van een groei in deze doelgroep. Provinciaal beleid staat de vergunningverlening van het bouwplan niet in de weg. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder 3.3 Regionaal beleid.
Regionale woningmarktafspraken
Sinds 2013 maken de vijf gemeenten op De Bevelanden afspraken over het wonen in de regio. In de vorm van de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de woningcorporaties. In 2020 zijn de woningmarktafspraken geactualiseerd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030'. In de Woonvisie De Bevelanden 2019-2023 is een visie opgenomen op het wonen in de regio. Deze visie is vertaald naar een aantal algemene, ruimtelijke en programmatische uitgangspunten. Van toepassing op voorgenomen ontwikkeling is het ruimtelijk uitgangspunt 'inbreiden voor uitbreiden'. Uitbreiding is alleen mogelijk als inbreiden niet wenselijk en/of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. Een programmatisch uitgangspunt dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling is de inzet op levensloop- en toekomstbestendige woningen. Voor woningen die door nieuwbouw aan de woningvoorraad worden toegevoegd geldt dat deze zoveel mogelijk levensbestendig (nultreden) en aanpasbaar aan de woonvoorkeur van meerdere doelgroepen moet zijn.
Het plan voorziet in 3 vrijstaande woningen. Het plan zet hierdoor in op het toevoegen van een passend en kwalitatief hoogwaardig product en is tevens aan te merken als een binnenstedelijk inbreidingsproject. Het plan voldoet aan de woningmarktafspraken.
Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)
Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. Doelstelling voor het ruimtelijk beleid voor Kruiningen is het op peil houden en zo mogelijk verbeteren van de kwaliteit van wonen en leven. Het woonpark Kruseveer moet als woonwijk onderdeel gaan uitmaken van de kern Kruiningen. Ruimtelijk ligt hier een opgave om de kwaliteiten van deze woonwijk en de kern van Kruiningen te verbinden.
Door de veranderende bevolkingssamenstelling is er vooral sprake van een veranderende kwalitatieve behoefte. Er is steeds meer behoefte aan nieuwe woningtypologieën die in de huidige bouwplannen nog weinig worden aangeboden. Er is vooral behoefte aan woningen voor (actieve) ouderen en/of levensloopbestendige woningen. Door het Rijk wordt ingezet op het steeds langer zelfstandig wonen van ouderen en zorgbehoevenden. De groeiende groep ouderen heeft hier ook behoefte aan en blijft het liefste woonachtig binnen de kern waar zij momenteel woont.
Ten aanzien van woningbouwprojecten zijn de volgende aandachtspunten aangegeven:
Met het toevoegen van de 3 woningen op het braakliggende perceel ontstaat er een verdere afronding van de wijk Kruseveer in de richting van de dorpskern. Door een invulling te geven aan de braakliggende kavels in de Kruseveer wordt de aansluiting met de dorpskern vergroot.
Woonvisie gemeente Reimerswaal (2020)
De woonvisie vormt een uitnodiging voor inwoners en woonpartners om concrete projecten te realiseren. Daarnaast vormt de woonvisie een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente Reimerswaal geeft in de woonvisie de doelstellingen weer die ingaan op de ontwikkeling van alle kernen en de functie van wonen daarin. Concreet is per kern aangegeven welke woningvraagstukken van belang zijn.
Tot 2030 zal er in Kruiningen een toename zijn van 180 tot 200 huishoudens, vooral de gezinnen en oudere huishoudens zullen toenemen. Net als in de overige kernen vormen de gezinnen nog steeds de grootste groep huishoudens en dit blijft de komende jaren zo.
In Kruiningen neemt tot 2030 het aantal huishoudens naar verwachting toe met 180 tot 200. Het zwaartepunt van de groei ligt in het tijdvak tot 2025, waarna de groei zal afzwakken. De grootste groep huishoudens in Kruiningen wordt gevormd door gezinnen en zal in 2030 licht zijn gegroeid. Daarnaast neemt het aandeel oudere huishoudensgroepen toe, met in veel gevallen een specifieke woonvraag.
Op basis van de huishoudensontwikkeling is in de periode 2019 tot 2030 behoefte aan het toevoegen van enkele tientallen woningen aan de bestaande woningvoorraad. Hoewel de huishoudensontwikkeling groei laat zien voorziet de huidige voorraad en de woningbouwplannen al in de woningbehoefte.
Er is behoefte aan nieuwbouw van grotere gezinswoningen. Toevoeging van appartementen is niet nodig: de behoefte blijft gelijk en is daarmee kleiner dan het bestaande aanbod. Om te kunnen voorzien in de woonbehoefte van het aandeel oudere huishoudens is inzetten op levensloopbestendige woningen van belang, zoals dat ook in de andere kernen geldt. Ook in de vrije huursector is onder ouderen vraag naar deze woningen. In de particuliere koopsector is tot 2025 vooral vraag naar vrijstaande, twee-onder-een-kap- en rijwoningen in het middel dure segment. In deze vraag voorziet het plan Kruseveer in voldoende mate.
De gewenste ontwikkeling past op basis van het bovenstaande binnen het gemeentelijk beleid.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal
Omdat archeologie in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de gemeente Reimerswaal eigen archeologiebeleid opgesteld voor het gehele grondgebied, inclusief de waterbodems (22-11-2011). Dit archeologiebeleid bestaat uit een deel A: Beleidsnota archeologie en een Deel B: Toelichting beleidskaart. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A).
Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologisch waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd Categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
Op basis van de beleidskaart valt het plangebied in categorie 2. Voor die delen van het plangebied waarvoor in het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal een Categorie 4 aanwezig is, is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Hier geldt een maximale verstoringsoppervlakte van 250 m2 en een maximale verstoringsdiepte van 40 cm beneden het huidige maaiveld.
Ter plaatse van de wijk Kruseveer is echter ten behoeve van het geldende bestemmingsplan 'Kruiningen' een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlagen 1, 2 en 3). In de toelichting op het bestemmingsplan 'Kruiningen' wordt geconcludeerd dat er geen archeologische restanten zijn te verwachten. Nader archeologisch onderzoek wordt op basis van de uitkomsten van het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uit 2007 binnen het onderzoeksgebied niet noodzakelijk geacht.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Ten zuiden van het plangebied is een pluimveehouderij gevestigd. Voor een pluimveehouderij geldt volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van bestemmingsgrens tot gevel van 200 meter in een rustige woonwijk. In het onderhavige bouwplan betreft de afstand circa 290 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Daarnaast wordt daarmee ook voldaan aan de minimumafstanden uit de Wet geurhinder en veehouderijen. De gevel van het dichtstbijzijnde dierenverblijf moet op voldoende afstand staan van gevel van het geurgevoelige object. Binnen de bebouwde kom is de minimum afstand 50 meter.
Aan de noordkant zijn volkstuinen gelegen, een sportpark en een agrarisch bedrijf. De VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' noemt volkstuinen niet als een mogelijke hinderveroorzakende functie. De nieuwe woningen worden bovendien op een afstand van ongeveer 60 meter gerealiseerd. De woningen liggen daardoor op ruime afstand van de volkstuinen en bestaande woningen, zoals Concordiaa 9, liggen op kortere afstand.
Veeder ligt aan de noorkant een sportpark. Uitgaande van een veldsportcomplex (met verlichting) geldt een richtafstand van 50 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. De nieuwe woningen komen op ten minste 60 meter afstand te liggen van de grens van de bestemming 'Sport'.
Tenslotte is aan de noordkant, op ruim 200 meter afstand, van het plangebied is een agrarisch bedrijf gelegen. Hierdoor wordt voldaan aan de grootste richtafstand behorende bij een agrarisch bedrijf.
Op basis van het bovenstaande vormt het aspect bedrijven- en milieuzonering geen belemmering.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Op het plangebied ligt in de huidige situatie de bestemming 'Wonen', 'Tuin' en 'Groen'. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem.
Voor het gehele plangebied is in 2017 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Tritium Advies (zie Bijlage 4 ). Uit de analyseresultaten blijkt de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd te zijn met kwik, lood, minerale olie en PAK. Eén mengmonster van de ondergrond blijkt plaatselijk sterk verontreinigd met zink, matig verontreinigd met koper en licht verontreinigd met kobalt, nikkel, cadmium, kwik, lood, molybdeen en PAK. Eén ander mengmonster van de ondergrond blijkt matig verontreinigd met lood en licht verontreinigd met minerale olie en PAK. In de overige geanalyseerde monsters van de ondergrond zijn lichte verontreinigingen met minerale olie, kwik en PAK aangetoond.
Na uitsplitsing van het mengmonster waarbij een matige verontreiniging met lood werd aangetoond, blijkt dat de matige verontreiniging niet meer wordt aangetoond. Na uitsplitsing van het sterk met zink en matig met koper verontreinigde mengmonster blijkt maximaal een lichte verontreiniging aanwezig te zijn. Het grondwater blijkt plaatselijk licht verontreinigd te zijn met molybdeen.
Voorafgaand aan de veldwerkzaamheden is het maaiveld visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Tijdens de graafwerkzaamheden is het uitkomende materiaal eveneens beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Hierbij zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen waargenomen. Ter plaatse van ag14 is een stukje plaatmateriaal aangetroffen bestaande uit 10-15% chrysotiel.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in géén van de onderzochte mengmonsters analytisch in de grondfractie (kleiner dan 16 mm) asbest is aangetoond. De maximaal gewogen concentratie asbest in de bodem van ag14 is berekend op 11 mg/kg d.s. De aangetoonde asbestconcentraties liggen beneden de norm van 100 mg/kg d.s. Derhalve is geen sprake van een bodemverontreiniging met asbest.
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het toekomstige gebruik van de locatie en vormen ons inziens derhalve geen belemmering voor de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen. Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Transportroutes vervoer gevaarlijke stoffen (Bevt)
Ten noordoosten van het plangebied is op een afstand van ca. 980 meter de Rijksweg A58 gelegen. Voor het betreffende tracé geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) dat tot maximaal 30 meter reikt vanaf de buitenste rijlijn. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het PAG. Het plangebied ligt verder buiten de PR 10-6 contour (0 meter), maar binnen het invloedsgebied (1.500 meter) van de A58. Hierdoor is op basis van artikel 7 van het Bevt een beperkte verantwoording van het groepsrisico van toepassing.
Ten zuiden van het plangebied op een afstand van ca. 1,3 km meter is de vaarverbinding Westerschelde gelegen. Over de Westerschelde vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour valt binnen de begrenzing van de vaarweg. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de vaarweg Westerschelde. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is benodigd. In de beperkte verantwoording van het groepsrisico dient ingegaan te worden op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.
Buisleidingen (Bevb)
Op een afstand van circa 90 meter van het plangebied ligt een buisleiding van Dow Benelux B.V. (propyleen, 6'') en op circa 75 meter een gasleiding van de Gasunie (A535, 20''). De risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR-10-6) van de buisleiding van Dow bedraagt 16 meter vanaf de leiding. Uit de signaleringskaart blijkt dat de gasleiding ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6 contour heeft (zie afbeelding 8). Het plangebied ligt niet binnen de 10-6 contour van de leidingen. Het PR vormt geen knelpunt. De beoogde bebouwing valt tevens buiten het invloedsgebied van de Dow-leiding (PR10-8 is 85 meter) waardoor deze geen rol speelt.
Volgens de signaleringskaart heeft de gasleiding ter hoogte van het plangebied een invloedsgebied van 270 meter (1% letaliteit) en een 100% letaliteitscontour van 120 meter. Binnen het invloedsgebied zijn de aanwezige personen van belang voor het groepsrisico. Het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied en de 100% letaliteitscontour van de gasleiding. Een verantwoording van het groepsrisico is nodig.
Propaantank
Op een afstand van circa 380 meter van het plangebied ligt een propaantank (Pluimveeopfokbedrijf C. Sinke) met een inhoud van 18 m3 en een risicocontour (PR10-6) van 30 meter. Het invloedsgebied van de propaantank is 305 meter. Het plangebied ligt dus buiten de PR10-6 risicocontour en het invloedsgebied.
Afbeelding 8 | Uitsnede risicobronkaart (bron: Signaleringskaart EV, bewerking Juust)
Verantwoording van het groepsrisico (GR)
De GR-contour is verschillend voor vervoer over water, weg en spoor. Bij transport over water is er geen GR-contour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar per km transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute in één keer dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen op die transportroute. Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriëntatiewaarde waarbinnen een afweging gemaakt moet worden over de aanvaardbaarheid van de risico's. Het GR wordt enkel bepaald voor het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het GR.
Het groepsrisico dient berekend te worden voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter van een route die is aangewezen in het Bevt. Het belangrijkste aandachtspunt is dat het plangebied niet alleen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgrens van 270 meter) maar ook binnen de 100% letaliteitsgrens (120 meter) van de gasleiding ligt. Hiervoor geldt in principe een uitgebreide verantwoordingsplicht. Deze geldt echter niet als
In dit geval neemt het groepsrisico niet toe met meer dan 10%. Het gaat om het realiseren van 2 extra vijrstaande woningen. Door de kleinschaligheid van het plan is het zeer waarschijnlijk dat het groepsrisico veel lager is dan de gestelde 10%. Een uitgebreide verantwoording is daarom niet noodzakelijk en niet doelmatig. Bij een beperkte verantwoording wordt vooral ingegaan op de zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
De omvang van mogelijke incidenten kan beter beheersbaar worden gemaakt voor hulpverleningsdiensten door maatregelen te treffen met betrekking tot bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is.
De mate van zelfredzaamheid van een persoon hangt af van zijn eigen fysieke en psychische mogelijkheden en daarnaast van de omgeving. Een goede ontsluiting, beperking van hoogbouw, de ligging van kwetsbare objecten ten opzichte van de bron en aanvullende maatregelen aan gebouwen kan eraan bijdragen dat de effecten van de ramp beperkt blijven.
Het plangebied is te bereiken via de Concordia en aan de achterzijde via de Sluisweg. Het plangebied is op die manier, in gevallen van een ramp, via meerdere kanten te bereiken. Op het voorterrein is waterberging gelegen die kan fungeren als bluswatervoorziening. Verder zijn er voldoende vluchtmogelijkheden binnen het plangebied en omgeving om het gebied te verlaten.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De ontwikkeling die in dit plan wordt mogelijk gemaakt, betreft de bouw van drie woningen. Dit betreffen geluidsgevoelige objecten. Voor wat betreft wegverkeerslawaai ligt het plangebied binnen de geluidszone zoals die bedoeld zijn in de Wet geluidhinder, namelijk binnen 250 meter van de Sluisweg en Zwarteweg. Op deze wegen geldt een snelheidsregime van 60 km/uur. Op basis van die wetgeving is daarom akoestisch onderzoek vereist.
Op dit moment geldt op de Sluisweg gedeeltelijk 60 km/uur en 30 km/uur. Het gedeelte waar 30 km/uur geldt ligt binnen de bebouwde kom en is in eigendom van de gemeente. Het overige gedeelte is van het waterschap. De gemeente is bezig om het deel van het waterschap over te nemen. De maximumsnelheid wordt dan ter plaatse van het plangebied teruggebracht naar 30 km/uur. Daarnaast ligt het plangebied op grote afstand (150 meter) van de Zwarteweg. Hier geldt een lage verkeersintensiteit en is sprake van afscherming van tussenliggende bebouwing.
Op 5 december 2022 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5) De geluidbelasting vanwege de Sluisweg bedraagt ten hoogste 44 dB bedraagt op de gevels van de nieuwbouwwoningen. Met uitzondering van een strook van 10 meter vanaf de achterste kavelgrens wordt binnen het plangebied nergens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden.
Op basis van de positie in de situatietekening wordt bij elke nieuwbouwwoning zondermeer aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh voldaan en is geen sprake van relevante blootstelling aan geluid van de Sluisweg. Aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen en een aanvraag voor een hogere waarde kan daarom achterwege blijven.
Aangezien bij onderhavige planlocatie slechts één geluidbron is betrokken en de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden, is geen sprake van relevante blootstelling aan één of meerdere geluidbronnen. Op basis van de Wgh is een cumulatieberekening niet noodzakelijk.
De geluidbelasting vanwege de Concordia bedraagt ten hoogste 45 dB bedraagt op de gevels van de nieuwbouwwoningen. De richtwaarde van 48 dB in lijn met de Wgh wordt daarmee nergens overschreden, waarmee deze weg niet als relevant beschouwd wordt voor het woon- en leefklimaat bij de planlocatie.
De geluidbelasting bedraagt na cumulatie van geluid vanwege wegverkeerslawaai op de gevels van de nieuwbouw niet meer dan 50 dB en op het merendeel van de kavels niet meer dan 53 dB (op de begane grond). Er is daarmee nauwelijks sprake is van een toename in geluid na cumulatie (0-1 dB) en daarmee na cumulatie ook geen wezenlijke verslechtering in het woon- en leefklimaat.
Het akoestisch woon- en leefklimaat dient op basis van de MKM overwegend beoordeeld te worden als ‘goed’.
Gelet op de bovengenoemde kwalificering in relatie tot de ligging van de planlocatie, kan het akoestisch woon- en leefklimaat als (zeer) aanvaardbaar worden aangemerkt. Er is in onderhavige situatie dus zondermeer sprake van een goede ruimtelijke ordening. Temeer ook omdat er bij de woningen zondermeer sprake is van vier geluidluwe gevelzijden en een geluidluwe buitenruimte.
Met een dergelijke (gecumuleerde) geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai is er vanuit akoestisch oogpunt ook geen belemmering om de invulling van het plan in een later stadium nog te wijzigen, zolang voor de woningen een afstand van minimaal 10 meter tot de achterste kavelgrens in acht wordt genomen.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
Volgens de signaleringskaart zijn nabij het plangebied twee buisleidingen aanwezig die voor het aspect externe veiligheid planologisch relevant zijn. De meest nabijgelegen buisleiding bevat propyleen (Dow Benelux Holding NV). De andere leiding betreft een aardgasleiding. Beide buisleidingen zijn op een afstand van circa 75 tot 90 meter van het plangebied gelegen. In paragraaf 4.5 wordt verder ingegaan op het aspect externe veiligheid ten opzichte van deze leidingen.
Gelet op de ruime afstand vormen de leidingen geen belemmering voor het bouwen van de woningen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In 4.11 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze wordt geschat op gemiddeld 25 motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura 2000-gebieden gelegen. De dichtstbijzijnde gebieden betreffen: de Westerschelde & Saeftinghe op 460 meter, de Oosterschelde op 3,6 km en de Yerseke en Kapelse moer op 4,4 km. In het kader van de bescherming van Natura 2000 gebieden moet voor dergelijke ontwikkelingen een stikstofberekening worden gemaakt. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 6 ). De uitkomst is dat er geen toename hoger dan 0,00 mol/ha/jaar is. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2 000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning,
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Het plangebied is braakliggend en uit een recente luchtfoto (2022) blijkt dat het plangebied wordt onderhouden. Omliggende groenstroken worden ook onderhouden, waardoor het ontstaan van een verblijfsgebied voor beschermde soorten onwaarschijnlijk is. Buitenom de groenstrook is het plangebied omringd door verharding in de vorm van wegen en fietspaden. Voor zover bekend worden er geen bomen gekapt of watergangen gedempt. Een quickscan Wet natuurbescherming is om deze reden niet benodigd.
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.
Op de kaart van de provincie Zeeland is het gebied niet aangewezen als aandachtsgebied voor niet gesprongen explosieven. Dit vormt daarom ook geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Op basis van de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' is het aantal parkeerplaatsen berekend. De normen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. Hierbij zijn de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd. De woningen vallen binnen de categorie vrijstaand koophuis. Hiervoor wordt een gemiddelde parkeerbehoefte van 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Op basis van de kencijfers is er een parkeerbehoefte van 7 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de berekening van een garage met enkele oprit. Hiervoor geldt 1 parkeerplaats. Bovendien is het niet toegestaan om voor de voorgevelrooilijn te parkeren. Gelet op de grootte van de percelen vorm dit aspect geen belemmering.
Verkeersgeneratie en ontsluiting
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 per woning gehanteerd. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee op 25 voertuigbewegingen per etmaal.
Alle drie de percelen beschikken over een ontsluiting op de Concordia. Om aan de verkeersveiligheidseisen te voldoen wordt er een minimale afstand van 8 meter tussen de uitritten aangehouden. De Sluisweg is momenteel nog in beheer van het Waterschap Scheldestromen, maar zal mogelijk in de nabije toekomst onder gemeentelijk beheer vallen en afgewaardeerd worden naar 30 km/u. Hierdoor is de minimale toename van verkeer goed af te wikkelen op de omliggende infrastructuur.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
In het plan worden planologisch twee extra woningen mogelijk gemaakt. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de mogelijkheden binnen het huidige bestemmingsplan neemt toe.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking | |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is op circa 500 meter van de dichtstbijzijnde waterkering gesitueerd. Gelet op deze afstand heeft de ontwikkeling geen invloed op de waterkering. | |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
De totale oppervlakte van het plangebied is ongeveer 3.705 m² waarop geen bebouwing is gesitueerd. Er is momenteel geen verharding aanwezig. Er worden 3 woningen gebouwd met een dakoppervlak van circa 250 m2, in totaal 750 m2. Er wordt een gemiddelde verharding van 150 m2 per perceel verwacht. In totaal komt daarmee de dichte bodemverharding op 450 m2. De combinatie van dakoppervlak en dichte bodemverharding komt op een totaal oppervlak van 1.200 m2 verharding na realisatie. Er dient 1.200 x 0,075 mm = 90 m³ watercompensatie gerealiseerd te worden. Dit komt neer op 30 m³ per perceel. De percelen beschikken over voldoende ruimte om in de vorm van een infiltratiebak of grondkoffer te voorzien in waterberging op eigen perceel. |
|
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA). Het DWA wordt afgevoerd op de bestaande leiding die door de Concordia loopt. De kavels beschikken over voldoende ruimte om te kunnen voorzien in afvoer van hemelwater op het eigen perceel. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. | |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. | |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. | |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. | |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De volksgezondheid is niet in het geding. | |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
|
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van natte natuur. | |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Het plangebied grenst niet aan oppervlakte water. | |
Anderer belangen waterbeheer | ||
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Niet van toepassing
|
|
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
De Sluisweg is deels in beheer bij het waterschap, het is echter niet aannemelijk dat deze weg gebruikt zal worden als aanvoerroute voor grond/bouwmaterialen. De percelen worden aan de zuidzijde ontsloten op de Concordia, aanvoer van grond/bouwmaterialen zal hoofdzakelijk via de route Oude Rijksweg-Sluisweg (gemeentelijk beheer) - Concordia gedaan worden. Na realisatie van het plan zal er geen extra verkeersaantrekkende werking op waterschapswegen veroorzaakt worden. |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan worden 3 vrijstaande woningen gerealiseerd. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Evenmin zijn er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.13).
Het plan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
In dit geval is er sprake van een bouwplan. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat de plankosten en eventuele planschade voor rekening komt van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.
Voor dit kleinschalig initiatief binnen de bestaande wijk Veerhaven is geen uitgebreide participatie met de omgeving noodzakelijk. Bovendien mag op de betreffende locatie mag al een woning worden gerealiseerd. In dit geval is de vorm van participatie 'informeren'. Dit gebeurt op de gebruikelijke wijze van ter inzage legging van het ontwerpbesluit omgevingsvergunning. Belanghebbenden worden op die manier op de hoogte gebracht van het plan.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbesluit omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.
De ontwerp-omgevingsvergunning heeft van 31 augustus t/m 11 oktober 2023 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.