direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Kruiningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.03KnBPKom-va01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet met aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbakken': tevens een hobbymatige paardenbak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -bijzondere voorziening': uitsluitend bijzondere voorzieningen in de vorm van een zorgvoorziening of een café-restaurant;
  • e. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden;
    • 4. tuinen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding: vrijstaand of aaneen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd": ten minste twee aaneen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld": gestapeld;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": vrijstaand;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding "twee aaneen": vrijstaand of twee aaneen;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer": vrijstaand of twee aaneen;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", "specifiek bouwaanduiding - 2", "specifieke bouwaanduiding - 3" en "specifieke bouwaanduiding - 4": vrijstaand of aaneen of patiowoningen, met dien verstande dat per aanduidingsvlak op niet meer dan 30% van de percelen patiowoningen worden gebouwd;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd kruseveer": minimaal twee- en drie-aaneen gebouwde woningen, met dien verstande dat per bouwvlak ten minste 1 keer drie-aan-een wordt gebouwd;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dijkwoning": vrijstaand;
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal wooneenheden per bouwvlak niet meer dan is aangeven;
  • c. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. hoofdgebouwen ten behoeve van patiowoningen: 4 m;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 4 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. hoofdgebouwen ten behoeve van patiowoningen: 8 m;
    • 3. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 7 m en ten minste 1 meter lager dan van het hoofdgebouw;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 5. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", "specifiek bouwaanduiding - 2", "specifieke bouwaanduiding - 3" en "specifieke bouwaanduiding - 4" zijn plat afgedekte patiowoningen toegestaan, met dien verstande dat meer dan 2 aaneengebouwde plat afgedekte patiowoningen niet zijn toegestaan;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": 3 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "twee aaneen" tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer" tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 2 m;
  • g. de afstand van een aan- en/of uitbouw en bijgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" ten minste 3 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer" ten minste 2 meter, met dien verstande dat daar waar deze perceelsgrens direct grenst aan de bestemming Verkeer deze afstand 0 meter mag bedragen;
  • h. de afstand van een overkapping tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer' ten minste 2 m, met dien verstande dat daar waar deze perceelsgrens direct grenst aan de bestemming Verkeer deze afstand 0 meter mag bedragen;
  • i. de afstand van een aan- of uitbouw tot de voorste gevel van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 meter;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer' bedraagt de afstand van een overkapping tot de voorste gevel van een hoofdgebouw ten minste 3 meter;
  • k. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • l. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • m. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • n. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" kunnen gebouwen op onderdelen worden vernieuwd of veranderd en voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de regels worden uitgebreid, mits het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud van het uitwendige karakter van het gebouw in bestaande toestand;
  • o. de inhoud van een dijkwoning mag niet meer bedragen dan 1.000 m3 en het aantal bouwlagen van een dijkwoning bedraagt niet meer dan 2.

19.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbakken': een paardenbak;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
    • 5. hoofdgebouwen ten behoeve van patiowoningen tot niet meer dan 5 meter achter de achterste grens van bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", "specifiek bouwaanduiding - 2", "specifieke bouwaanduiding - 3" en "specifieke bouwaanduiding - 4", met dien verstande dat de maximale diepte van een hoofdgebouw ten behoeve van patiowoningen binnen en buiten het bouwvlak gezamenlijk niet meer dan 20 meter mag bedragen;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte van hoofdgebouwen voor patiowoningen, aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen voor patiowoningen en aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: 5 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. afscheidingen ten behoeve van een paardenbak: 1,8 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • g. gronden buiten het bouwvlak zonder de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", "specifiek bouwaanduiding - 2", "specifieke bouwaanduiding - 3" en "specifieke bouwaanduiding - 4" worden tot ten hoogste 50% bebouwd met aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • h. gronden buiten het bouwvlak met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1", "specifiek bouwaanduiding - 2", "specifieke bouwaanduiding - 3" en "specifieke bouwaanduiding - 4":
    • 1. worden tot ten hoogste 50% bebouwd met aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel voor zover geen sprake is van een patiowoning;
    • 2. worden tot ten hoogste 75% bebouwd met hoofdgebouwen ten behoeve van patiowoningen, aan- en / of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 120 m² per perceel voor zover sprake is van een patiowoning;
  • i. voor de berekening van het percentage van de oppervlakte als bedoeld onder g mogen ook worden gerekend de gronden met de bestemming Tuin, voor zover die gronden grenzen aan en in het verlengde liggen van de gronden buiten het bouwvlak;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" kunnen gebouwen op onderdelen worden vernieuwd of veranderd en voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de regels worden uitgebreid, mits het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud van het uitwendige karakter van het gebouw in bestaande toestand;
  • k. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m².
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Uitbreiden bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximum oppervlakte van het bouwvlak, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt met niet meer dan 20% vergroot;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.3.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.3.3 Woningtype en nieuwe woningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder b teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wat betreft een ander woningtype:
    • 1. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'vrijstaand' zijn tevens twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'twee aaneen' zijn tevens aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de gronden met een aanduiding 'gestapeld' zijn tevens zowel gestapelde als aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel van de woning is niet groter dan 48 dB.

19.3.4 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.5.3 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.3.5 Afstand tot de zijdelingseperceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee aaneen kruseveer' worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 sub f, sub g2 en h tot een afstand van 1 meter langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten einde gebouwen of overkappingen toe te staan met in achtneming van de volgende regels;

  • a. het stedenbouwkundig karakter, het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.3.6 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Algemeen
  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

19.4.2 Huisdierenverblijven, paarden en pony's en ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee
  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • b. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan met uitzondering van het houden van paarden en pony's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbakken'.

19.4.3 Paardenbakken

Met betrekking tot het gebruik van paardenbakken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbakken' is per aanduidingsvlak niet meer dan 1 paardenbak toegestaan;
  • b. het gebruik van een paardenbak is alleen hobbymatig toegestaan;
  • c. het aanbrengen van lichtmasten ten behoeve van het gebruik van de paardenbak is niet toegestaan.

19.4.4 Aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

19.4.5 Bijzondere voorzieningen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming Wonen is niet meer dan 1 zorgvoorziening annex zorgsteunpunt en 1 café-restaurant toegestaan;
  • b. de brutovloeroppervlakte van een zorgvoorziening annex zorgsteunpunt mag niet meer bedragen dan 240 m²;
  • c. de brutovloeroppervlakte van een café-restaurant mag niet meer bedragen dan 240 m².

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  19.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.5.2 Huisvesten van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder d, voor het houden van en/of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
  • b. de maximum oppervlakte van het bijgebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 40 m²;
  • c. de afstand van het bijgebouw (inclusief overkappingen) tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 8 meter;
  • d. de afstand van het gebouw tot een bouwvlak bedraagt ten minste 35 meter;
  • e. de oppervlakte van het perceel bedraagt ten minste 1.000 m²;
  • f. de in lid 19.2.2 onder g genoemde oppervlakte wordt niet overschreden;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

19.5.3 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4.1 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. planwijziging wordt niet toegepast binnen een afstand van 250 meter van een gebouw in gebruik en / of bestemd voor logies als bedoeld onder k;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn, zoals nabijgelegen bedrijven;
  • g. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in de bouwverordening;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • j. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 4 personen worden gehuisvest;
  • k. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
    “Artikel A Bestemmingsomschrijving
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten.
    Artikel B Specifieke gebruiksregel
    Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
    ter plaatse van het in Artikel A bedoelde perceel zijn logies toegestaan voor ten hoogste 4 arbeidsmigranten.”

19.6.2 Beëindiging huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen het bepaalde in het wijzigingsplan als bedoeld in lid 19.6.1 onder k te schrappen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

19.6.3 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm" opgenomen;
    • 2. de bepaling "ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm" zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm" opgenomen.

19.6.4 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm" verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.