direct naar inhoud van Regels
Plan: Hansweert, Tramper III
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.01HaBPTramperII2-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen zoals opgenomen in artikel 1.1 en 1.2 van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) worden als volgt gewijzigd en gelden alleen voor het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III':

1.1 Het plan

Het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' met identificatienummer NL.IMRO.0703.01HaBPTramperII2-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.

Artikel 2 Bestaande regels van toepassing

2.1 Bestemmingsplan 'Hansweert'

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.

2.2 Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen

De regels die deel uitmaken van de 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.

2.3 Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal

De regels die deel uitmaken van de 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemmingsregels uit artikel 8 'Groen' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Verkeer

De bestemmingsregels uit artikel 16 'Verkeer' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Wonen

De bestemmingsregels uit artikel 18 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a. aan de bestemmingsomschrijving in artikel 18.1 het volgende lid wordt toegevoegd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. in de bouwregels zoals opgenomen in artikel 18.2.2 onder h ''bestemming Tuin'' gelezen wordt als ''aanduiding tuin'';
  • c. aan artikel 18.2.2 de volgende leden worden toegevoegd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt niet meer dan:
      • erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
      • vrijstaande antennes: 10 m;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
  • d. aan artikel 18.3 het volgende artikel wordt toegevoegd, luidende: Uitbreiding gebouwen en overkappingen in de aanduiding 'tuin', waaronder de volgende leden worden opgenomen:
    • 1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het bouwen op de aanduiding 'tuin' van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
      • de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goot(- of boeibord)hoogte niet meer dan 3 meter;
      • het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
      • er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • e. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2

De bestemmingsregels uit artikel 7 'Waarde - Archeologie - 2' van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu2-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 1,5 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 1,5 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het ophogen van gronden.
7.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • e. niet dieper reiken dan 1,5 m onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • h. het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 6

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • e. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • f. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  • g. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 3 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 3 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • i. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • j. het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • k. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • l. het ophogen van gronden.
8.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • m. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • n. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • o. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
  • p. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  • q. niet dieper reiken dan 3 m onder het maaiveld;
  • r. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • s. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • t. het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
  • a. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01) en 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01) en 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III'.