direct naar inhoud van 4.5 Water
Plan: Oud-Alblas, Beemdweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.WPbeemdweg10ABS-VA01

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Ten behoeve van het plan is een watervergunning afgegeven door het waterschap Rivierenland.

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Initiatieven voor werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst aan de beleidsregels.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst

Veiligheid

In het plangebied is geen waterkering gelegen. Het waterschap kent primaire keringen (deze liggen voornamelijk langs de grote rivieren) en regionale waterkeringen (deze liggen langs boezemwateren en kanalen). Het waterkerend vermogen van de dijken mag niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen.

Grondwater

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde drooglegging. Dit is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Er wordt uitgegaan van het zomerpeil. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen. In gebieden met rivierkwel dient aan getoond te worden dat een T=10 hoogwatersituatie op de rivier in combinatie met de T=2 winterbui niet leidt tot onacceptabele peilstijgingen en afvoeren.

Oppervlaktewater

Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het plangebied. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit

Alle werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunningsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 meter breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 meter), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 meter breed. C-watergangen hebben geen beschermingszone. Op de Verbeelding van het bestemmingsplan worden minimaal de A-watergangen opgenomen met de bestemming Water. De beschermingszone van de watergangen wordt niet bestemd. De boezemgebieden of het winterbed krijgt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging. Binnen het plangebied liggen echter geen A-, B- of C-watergangen.

Waterkwaliteit

In het plan is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het hemelwater van terreinverhardingen stroomt niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Er zijn geen overstorten uit het gemengde rioolstelsel in of nabij het plangebied die een risico kunnen opleveren voor het plangebied.

Huidige en toekomstige situatie

Het plangebied is momenteel deels verhard in de vorm van erfverharding en (bedrijfs)bebouwing en deels onverhard in vorm van weiland en tuin. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -1,7 m.

In het plangebied wordt een bestaande stal gesloopt en een sleufsilo en erfverharding verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van 1.926 m2. Er wordt echter ook nieuw verhard oppervlak toegevoegd. De verharding bestaat uit de nieuwe stal, een spoelplaats en erfverharding. De opperlakte van de nieuwe verharding bedraagt 4.067 m2. Er is dus sprake van een toename van 2.141 m2. Op grond van het beleid van het waterschap Rivierenland moet de toename boven de 1.500 m2 worden gecompenseerd. Ter compensatie van 641 m2 wordt een extra sloot gegraven met een oppervlakte van 140 m2. Voor plannen met een toename aan verharding tot 5 hectare hanteerd het waterschap de vuistregel van 436 m³ (bij bui T=10+10%) en 664 m³ ( bij bui T=100+10%) waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. Voor de ontwikkeling is een vergunning aangevraagd bij het waterschap.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat om effecten op de waterhuishouding te beperken, gelet op de toename van verhard oppervlak, compensatie nodig is. Indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd is er geen sprake van negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Dit plan voorziet in dit kader in voldoende compensatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.