Plan: | Activiteitenzone Giessenburg Sport |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.PB2024-vast |
De gemeente Giessenlanden is voornemens de herinrichting van Park Giessenburg en de sporttereinen te realiseren, ook wel bekend als 'de Activiteitenzone' van Giessenburg. De herinrichting bestaat uit de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie, pupillenveld, evenals een verenigingsgebouw, beachvolleybalvelden en een speelveld. Het project is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.
Met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Voor de plannen worden twee afzonderlijke aanvragen omgevingsvergunning met bijbehorende ruimtelijke onderbouwingen ingediend:
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op:
Bij besluit van 31 maart 2016 heeft de raad reeds ingestemd met de haalbaarheidsstudie voor het ontwerp van de Activiteitenzone. Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de raad ingestemd met het Inrichtingsplan Activiteitenzone Giessenburg.
Activiteitenzone Giessenburg is gelegen aan de zuidkant van Giessenburg, grenzend aan en ten oosten van de Kerkweg, in de gemeente Giessenlanden. Aan weerszijden van de Kerkweg zijn uitbreidingen in de vorm van woonbuurten met bijbehorende scholen, bejaardenhuis en andere voorzieningen gevestigd. Zo bevindt zich aan de overzijde van de Activiteitenzone het bedrijventerrein van Giessenburg. Op de onderstaande kaarten is (de ligging van) de Activiteitenzone weergegeven.
Ligging plangebied in Giessenburg, gemeente Giessenlanden
Activiteitenzone Giessenburg
Zoals reeds vermeld wordt het plan opgedeeld in twee delen; het noordelijke- en het zuidelijke deel. De grens ligt tussen het park en de sportvelden (tennis en voetbal). Zie onderstaande afbeelding.
Activiteitenzone Giessenburg, plangrens: rood omlijnd, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het noordelijke deel van de Activiteitenzone. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 6,5 ha. De belangrijkste onderdelen van het plangebied zijn:
Ter plaatse van de Activiteitenzone geldt het bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg' van de gemeente Giessenlanden, zoals door de raad is vastgesteld op 27 juni 2013. De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Sport' met de functieaanduiding 'sportveld', 'tennisbaan' en 'park'. Daarnaast gelden de bestemmingen 'Verkeer' (met de functieaanduiding 'parkeerterrein') , 'Maatschappelijk' en 'Horeca', met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4 en - 8'. Het plangebied wordt aan twee zijden begrensd door de bestemming 'Water''.
Uitsnede bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie en een pupillenveld in het noordelijke deel van de Activiteitenzone. Dit project is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg' op de volgende onderdelen:
Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het Rijk zet met de structuurvisie onder andere in op het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Voor de gemeente Giessenlanden relevante belangen zijn:
De nationale belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor de ontwikkelingen in deze ruimtelijke onderbouwing zijn geen regels opgenomen in het Barro. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. In dit geval betreft het 'overige stedelijke functies'. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de Ladder worden toegepast. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Functies die in de jurisprudentie worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, betreffen onder andere accommodaties voor maatschappelijke functies zoals sportfaciliteiten.
De vervolgvraag is of de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Bij overige stedelijke ontwikkelingen wordt in de overzichtsuitspraak gesteld, dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de andere stedelijke ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2.
Onderhavig project voorziet in de herinrichting van een bestaand sport- en recreatiepark. De huidige terreingrens van het park wordt niet aangepast waardoor geen sprake is van een nieuw ruimtebeslag. Binnen het huidige terrein zal een nieuwe sporthal worden aangelegd die circa 1.500 m2 groter is dan het geldende bestemmingsplan toelaat. Echter, de nieuwe sporthal dient ter vervanging van de huidige hal in de bebouwde kom van Giessenburg. In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
Het initiatief gaat om verplaatsing van een huidige sporthal naar een bestaand sport- en recreatiepark binnen stedelijk gebied. Het huidige park wordt geherstructureerd binnen de huidige terreingrenzen. Hiermee voldoet het initiatief aan de ladder voor duurzame verstedelijking en past het binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de 'Visie ruimte en mobiliteit’ (VRM) en bijbehorende uitvoeringsdocumenten vastgesteld. Het hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio; ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Verder zet de provincie onder andere in op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied, binnen de bebouwingscontouren, te concentreren. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Onderhavig plan bestaat uit de realisatie van sport- en recreatieve voorzieningen in stedelijk gebied, aan de rand van de kern Giessenburg. De Verordening Ruimte bevat geen regels die specifiek van toepassing zijn op voorliggend plan. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met provinciaal beleid.
Op 18 december 2008 heeft de raad de Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon vastgesteld. De structuurvisie bevat de uitgangspunten en potenties voor de toekomstige ontwikkelingen in Giessenlanden, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke component. In de visie wordt de visie voor Giessenlanden voor de volgende thema's weergegeven:
Per thema zijn bijbehorende visies opgesteld. Zo dient binnen het thema 'zorg voor leefbaarheid en sociale samenhang' gezocht te worden naar mogelijkheden voor flexibel in te richten multifunctionele dorpshuizen waar meerdere verenigingen gebruik van kunnen maken.
Daarnaast zijn per dorpskern de belangrijkste visies weergegegeven. Voor de kern Giessenburg wordt onder andere de noodzakelijkheid van de herstructurering van het Sportpark genoemd. Uitbreiding dient te worden gezocht in zuid/ oostrichting.
De herstructurering van het sportpark ten zuiden van de kern Giessenburg past hiermee binnen de Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon.
Nota leefbaar Giessenlanden
In de Nota leefbaar Giessenlanden heeft de gemeente Giessenlanden opgenomen hoe om te gaan met maatschappelijke veranderingen. Ook wil de gemeente hiermee zorgen voor een begrotingsevenwicht. Met de notitie wordt sturing gegeven aan de ambitie om een financieel gezonde gemeente te worden met een voorzieningenniveau dat ook in de toekomst aansluit op de behoefte van de inwoners van Giessenlanden.
Masterplan Voorzieningen 2024
Het Masterplan Voorzieningen 2024 is opgesteld als vervolg op de Nota leefbaar Giessenlanden, die op 31 mei 2012 door de raad is vastgesteld. Het doel van het masterplan is om een voldoende basisniveau aan voorzieningen voor de langere termijn zeker te stellen en bij te dragen aan het behoud van een voldoende en actueel aanbod aan activiteiten en functionaliteiten. Om deze doelstellingen te verwezenlijken zijn scenario's in beeld gebracht vanuit een inventarisatie van de voorzieningen zoals onderwijs, dorpshuizen en buitensport. Door de raad zijn vervolgens kaders voor het voorzieningenniveau vastgesteld en projecten gestart in overleg met belanghebbenden.
Voorliggend plan sluit aan bij de vragen en wensen van bewoners en de gemeente rondom het gebruik van het pand en de voorzieningen. Het behoud van het sport- en recreatiepark met een voldoende en actueel aanbod van activiteiten en voorzieningen dragen bij aan het behoud van de cohesie in Giessenburg.
De Acitivteitenzone is gelegen aan de Kerkweg ten zuiden van de woonwijken van Giessenburg in de gemeente Giessenlanden. De Activiteitenzone is in de jaren '70 van de 20e eeuw aangelegd. De Activiteitenzone bestaat grotendeels uit een park met daarnaast een sportveldencomplex, openluchtzwembad, parkeerterreinen, crossbaan, mountainbikeparcours, volkstuinencomplex, brandweergebouw en elektriciteitshuisjes.
Luchtfoto Activiteitenzone te Giessenburg, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Het plangebied bestaat uit het noordelijke deel van de Activiteitenzone.
Foto Sportpark, bron: www.googlemaps.nl
De herinrichting van de Activiteitenzone bestaat onder andere uit de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie, pupillenveld, evenals een verenigingsgebouw, beachvolleybalvelden en een speelveld. Het park blijft behouden en wordt gebruikt om te wandelen, spelen en fietsen en ten behoeve van de waterhuishouding. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de herinrichting Bijlage 1 Inrichtingsplan Activiteitenzone Giessenburg.
De herinrichting van het noordelijke deel van de Activiteitenzone omvat de volgende veranderingen:
Activiteitenzone Giessenburg Sport, bron: Inrichtingsplan Activiteitenzone Giessenburg
Activiteitenzone Giessenburg Sport, situering sporthal, bron: RoosRos Architecten
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die worden verdacht van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Uiteindelijk zal bij de verlening van de omgevingsvergunning dienen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie en dat eventueel noodzakelijke saneringsmaatregelen zijn getroffen.
Plangebied
Op 28 maart 2017 is door Adcim Advies- en ingenieursbureau verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het park, veld A en het parkeerterrein, zie Bijlage 2 en Bijlage 3. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat voor nader onderzoek. Voor de voorgenomen ontwikkeling is de algemene bodemkwaliteit geen belemmering.
Wet – en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Plangebied
Voor het plangebied is in maart 2010 door BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek opgesteld. Het gehele onderzoek is opgenomen in Bijlage 10. De gemeente heeft op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg het archeologische onderzoeksrapport getoetst. De gemeente heeft besloten in te stemmen met de beoordeling van het archeologisch rapport en plangebied waarop het archeologisch bureauonderzoek betrekking heeft. Dit betekent dat ten behoeve van het project noodzakelijke bodemingrepen zonder beperkingen kunnen worden uitgevoerd.
Omdat niet met zekerheid is uit te sluiten dat er toch nog archeologische waarden aanwezig blijken te zijn dienen toevalsvondsten op grond van artikel 5.10 Erfgoedwet zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij Onze Minister.
Per 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.
Plangebied
Gelet op de kenmerken van de projectlocatie en het planvoornemen vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoering van het project.
Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Voor de voorliggende ontwikkeling, de bouw van een sporthal met een totale oppervlakte van maximaal 2.500 m2 is daarom een digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) uitgevoerd. Het toets resultaat van de digitale watertoets is opgenomen in Bijlage 4 Watertoets.
Beleid van Waterschap Rivierenland
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Waterberging
Dit plan veroorzaakt een toename van 6.441 m2 verhard oppervlak en een toename van 2.339 m2 aan gebouwen. In de nieuwe situatie bedraagt de oppervlakte aan verharding in het plangebied 24.229 m2. Dit heeft gevolgen voor de waterhuishouding en daarmee is het plan waterhuishoudkundig relevant. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd.
De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn. Op basis van de Berekening watergerelateerde oppervlakte en compensatie, bedraagt de benodigde compensatie 2.516 m3.
De maximaal toelaatbare peilstijging bij bui T=10+10% bedraagt 0,30 meter in het beheergebied van Waterschap Rivierenland. Alleen in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,20 meter vanwege de beperkte drooglegging in het gebied. Bij een bui T=100+10% mag geen inundatie optreden. De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha.
Indicatie ruimtebeslag op waterniveau
Als indicatie voor het ruimtebeslag van de benodigde berging kan worden aangenomen dat circa 15% van de toename van de verharding (m²) terug dient te komen als wateroppervlak (m²). Voor het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is dit circa 22 %. In dit gebied is een kleinere peilstijging toegestaan. Bij wadi's kan ook worden uitgaan van deze percentages voor het ruimtebeslag (uitgangspunt voor de peilstijging in de wadi is 0,45 meter bij een drooglegging van 1 meter). Hierbij is nog geen rekening gehouden met het ontwerp van de bergingsvoorziening zoals bijvoorbeeld talud en extra ruimte voor het onderhoud (bijv. machinaal met kraan). Het uiteindelijke ruimtebeslag op maaiveldniveau is hierdoor groter. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Berekening watergerelateerde oppervlakte en compensatie,
Open water
Het waterschap hecht groot belang aan het instandhouden van en compenseren in open water. Waterberging in kunstmatige bergingsvoorzieningen wordt in principe niet toegestaan.
Riolering
Ten zuiden van het plangebied over de Kerkweg ligt een rioolwatertransportleiding.
Conclusie
Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Waterschap Rivierenland adviseert positief over dit plan. Voor de uitvoering van het plan is een aanvraag voor een watervergunning ingediend. Op 4 mei 2018 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland besloten de watervergunning te verlenen.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Plangebied
Het plan is van dermate beperkte omvang dat het in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het plan is ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Om de ecologische uitvoerbaarheid van de plannen met betrekking tot de sloop en te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd, zie Bijlage 8 Ecologische inventarisatie. In het rapport is verslag gedaan van een inventarisatie naar de betekenis van het plangebied voor beschermde soorten. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met het voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.
Plangebied
De gemeente Giessenlanden brengt het plan voor herinrichting van Park Giessenburg en de sportterreinen tot ontwikkeling. Als onderdeel van het plan worden onder andere delen van de bestaande beplanting gekapt, water gegraven en gedempt en wordt de oude sportkantine gesloopt en vervangen. De Activiteitenzone grenst aan de zuidoostkant van de woonwijken van Giessenburg in de gemeente Giessenlanden.
Foto links: Bosplantsoensstrook aan westijde van het parkdeel
Foto rechts: Spechtenholte in els aan oostzijde van het parkdeel
Foto links: Zicht op het oefenveld van F.C. Peursum
Foto rechts: De Doetse Vliet, en bosplantsoenstrook aan de linkerzijde, volktuinen aan de rechterzijde
Foto links: Kroeskarper, gevangen in de vijver in het parkdeel
Foto rechts: Sloot en bosplantsoenstrook in het parkdeel nabij het zwembad
Als gevolg van voorliggend plan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
In het ecologisch rapport wordt voorgesteld de volgende maatregelen te nemen om schade te voorkomen, te beperken en te compenseren:
Dit kan op gebouwen die gehandhaafd blijven en/of bomen in het park.
Conclusie
Voor onderhavig project wordt uitvoering gegeven aan bovengenoemde maatregelen uit het ecologisch rapport. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavig project.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) vormt een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid. Geluidgevoelige functies worden beschermd tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
Activiteitenbesluit
Bij de oprichting van inrichtingen dient rekening te worden gehouden met de voorschriften genoemd in afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften die doorgaans van toepassing zijn op de inrichting als geheel. Het Activiteitenbesluit biedt bescherming aan gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen.
Plangebied
Het voorliggende project betreft de bouw van een sporthal, de realisatie van een voetbalaccommodatie en een pupillenveld in het noordelijke deel van de Activiteitenzone.
Voorliggend plan voorziet niet in de realisatie van geluidsgevoelige functies zoals opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). Hierdoor hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Met voorgenomen ontwikkeling veranderen de activiteiten in het projectgebied. In het kader van het Activiteitenbesluit meldt initiatiefnemer deze wijziging vier weken voor aanvang van de activiteiten. Met een afstand van minimaal 50 meter tussen de dichtbijzijnde inrichting op het bedrijventerrein Giessenburg en de nieuwe sporthal, wordt in voorliggend plan aan de geluidsvoorschriften genoemd in artikel 2.17, tweede lid Activiteitenbesluit voldaan.
Conclusie
Het aspect geluid levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veel-al de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende acti-viteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Plangebied
In het plangebied wordt de herontwikkeling van het bestaande sport- en recreatieterrein gerealiseerd. Onderdeel van deze herontwikkeling is de bouw van een sporthal. De sporthal valt volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering onder de beschrijving 'sporthallen' en heeft een milieucategorie 3.1, waarbij volgens de richtlijn een afstand van 50 meter in acht moet worden genomen. De overige aanwezige functies betreffen een 'Veldsportcomplex (met verlichting)' en de 'tennisbanen (met verlichting)', deze vallen binnen dezelfde milieucategorie en bijbehorende richtafstand als de sporthal.
Gelet op de functiemenging in het gebied kan het worden gecategoriseerd als zijnde 'gemengd gebied'. Hierdoor kan de richtafstand met 1 afstandsstap worden verlaagd. Met een afstand van circa 90 m tot de dichtsbijzijnde woning, wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.
Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmering op voor onderhavige herontwikkeling.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), inclusief de daaronder vallende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Per 1 april 2015 is het Basisnet externe veiligheid transportroutes (Bevt) met bijbehorend informatiesysteem Basisnet in werking getreden. In Basisnet staan gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de grote vaar-, spoor- en autowegen opgenomen. Het Bevt vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening komen net als bij het Bevi in een regeling te staan. Deze regeling is nog niet gepubliceerd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert om voor standaard buisleidingen met aardolieproducten de afstanden aan te houden uit het RIVM rapport Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 (augustus 2008). Voor afwijkende gevallen en andere brandbare chemische vloeistoffen zijn berekeningen nodig. Voor het berekenen van risico's van ondergrondse gasleidingen ('hogedruk aardgastransportleidingen') is het computerprogramma CAROLA beschikbaar.
Uitsnede risicokaart, plangebied groen omlijnd
Op 3 maart 2017 heeft Omgevingsdienst Zuid-Holland een advies externe veiligheid uitgebracht, zie Bijlage 6. Het doel van het onderzoek is het vaststellen en beoordelen van de externe veiligheidsrisico's in het plangebied veroorzaakt door de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. De voor het plangebied risicorelevante inrichtingen betreffen:
Het LPG-tankstation Autofood Giessenburg valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Bij categoriale Bevi-inrichtingen, zoals LPG-tankstations, wordt uitgegaan van landelijk vastgestelde PR 10-6-contouren. Binnen deze contouren bevinden zich in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (aanwezig of geprojecteerd). Binnen het plangebied wordt daarmee, voor deze inrichting voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
De twee overige inrichtingen (Gasdruk meet- en regelstation W455 en het zwembad) vallen niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Voor het gasdruk-, meet- en regelstation van Gasunie Grid Services BV dient rekening gehouden te worden met een veiligheidsafstand van 15 meter waarbinnen geen kwetsbare functies gerealiseerd mogen worden. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake.
Met betrekking tot het gasdruk-, meet- en regelstation en de chloorbleekloogtank bij het zwembad hoeft het groepsrisico niet beschouwd te worden. Om het groepsrisico van het LPG-tankstation te bepalen is op 3 maart 2017 door Omgevingsdienst Zuid-Holland een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd, zie Bijlage 7. Er is geen sprake van een relevante toename van het groepsrisico, en er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het maximale groepsrisico bedraagt 0,35 bij 50 slachtoffers.
In het plangebied ligt tevens een aardgasleiding (W-528-01-KR). De PR 10-6/jaar is 0 meter vanuit het hart van de betreffende leiding. Aangezien voor de aardgasleiding geen sprake is van een PR 10-6 risicocontour en in het plangebied binnen de risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd, wordt daarmee voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. In 2012 is vastgesteld dat het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding W-528-01-KR ter hoogte van het plangebied meer dan een factor 10 onder de oriëntatiewaarde ligt1. Als gevolg van de planontwikkeling Activiteitenzone Giessenburg neemt de populatie binnen de 1% letaliteitsgrens van deze leiding en daarmee het groepsrisico niet noemenswaardig toe.
Voorliggend plan betreft de herinrichting van de Activiteitenzone Giessenburg. Het plangebied wordt ontsloten op de Kerkweg. Op deze weg geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/uur. De weg betreft een éénstrooksweg gelegen buiten de bebouwde kom. De verkeerstoename voor de ontwikkelingen in het plangebied is weergegeven in onderstaande tabel. Voor het vaststellen van de verkeersgeneratie van deze voorzieningen wordt als basis 'Publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW aangehouden. De categorieën ‘weinig stedelijk’ en ‘rest bebouwde kom’ zijn gebruikt.
Ontwikkeling | Bvo in m2 | Verkeersgeneratie laag | Verkeersgeneratie hoog |
Voetbalvereniging (sportveld) | 25.000 | niet beschikbaar | niet beschikbaar |
Tennisvereniging | 4.440 | niet beschikbaar | niet beschikbaar |
Sporthal | 2.129 | 196 | 232 |
Plein 2 (restaurant) | 300 | 18 | 24 |
Verkeersgeneratie totaal | 214 | 256 |
De verkeersgeneratie in het plangebied bedraagt gemiddeld 235 vervoersbewegingen per dag. Bij de ontwikkeling is geen sprake van een significante toename van de verkeersdruk op deze weg. De capaciteit van de weg is voldoende voor de toename van het verkeer.
In deze paragraaf wordt beschreven hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn voor deze ontwikkelingen.
Binnen de activiteitenzone kunnen twee gebieden worden onderscheiden. Enerzijds de voetbalvereniging, de sporthal, de tennisvereniging en Plein 2 (gebied 1) en anderzijds het zwembad en de multifunctionele ruimte (gebied 2). Onderstaande afbeelding geeft genoemde gebieden weer. Beide gebieden hebben een parkeerterrein. Gebied 1 krijgt een parkeerterrein van 165 parkeerplaatsen. Voor gebied 2 wordt een parkeerterrein met 88 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze ruimtelijke onderbouwing betreft gebied 1.
Weergave gebieden herinrichting Activiteitenzone
Onderstaande tabel geeft de verschillende voorzieningen weer die binnen de activiteitenzone worden onderscheiden met hun omvang.
Voorziening | Omvang |
Voetbalvereniging | 25.000 m2 sportveld |
Tennisvereniging | 4.440 m2 bvo tennisvereniging |
Sporthal | 2.129 m2 bvo sporthal |
Plein 2 | 300 m2 bvo restaurant |
Multifunctionele ruimte | 300 m2 bvo verenigingsgebouw |
Openluchtzwembad | 1.300 m2 bvo bassin |
Voor het vaststellen van de parkeerkencijfers van deze voorzieningen wordt als basis het ASVV aangehouden (ASVV 2012, 6.3.3). Daarvoor zijn de categorieën 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gebruikt. Het ASVV houdt een bepaalde range aan waarbinnen de parkeernorm valt. De gemeente Giessenlanden houdt het gemiddelde aan. De waarden zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Voorziening | Eenheid | Minimum | Parkeercijfer gemiddelde | Maximum |
Voetbalvereniging | 10.000 m2 voetbalveld | 13 | 20 | 27 |
Tennisvereniging | 100 m2 bvo | 0,4 | 0,5 | 0,6 |
Sporthal | 100 m2 bvo | 2,6 | 2,85 | 3,1 |
Plein 2 | 100 m2 bvo | 14 | 15 | 16 |
Verenigings- gebouw | 100 m2 bvo | 5 | 7,5 | 10 |
Openlucht- zwembad | 100 m2 bassin | 11,9 | 12,9 | 13,9 |
Voor de voorziening ‘tennisvereniging’ wordt de norm gebruikt van een tennishal. Omdat deze norm voor dit buitencomplex erg hoog uitvalt, is ook naar de huidige praktijk gekeken. Op een drukke dag blijken er nu maximaal 10 parkeerplaatsen nodig te zijn. Omdat het tenniscomplex even groot blijft, is het waarschijnlijk dat de parkeervraag gelijk blijft en wordt voor deze voorziening een parkeernorm van 10 parkeerplaatsen aangehouden.
Voor de voorziening ‘sportveld’ kunnen slechts globale parkeerkencijfers worden gegeven. Bij het toepassen van dit cijfer moet daarom een forse marge in acht worden genomen. Ter plaatse is bekeken hoeveel parkeerplaatsen er nu zijn en hoe druk het op zaterdagen kan zijn. Afgaand op deze waarnemingen is daarom voor de voetbalvereniging het maximale parkeerkencijfer aangehouden.
Voor de norm van de sporthal wordt aangesloten bij de praktijk. Uit ervaring van de sporthal blijkt dat in de nieuwe situatie rekening gehouden moet worden met ongeveer 40 parkeerplaatsen. Daarom wordt voor de sporthal de minimum parkeernorm aangehouden.
Gezien de aard van de activiteiten in het gebied zal de zaterdagmiddag het maatgevende moment zijn. In de onderstaande tabellen staat het aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor de gebieden 1 en 2. In totaal gaat het om 342 parkeerplaatsen. In het gebied rond de voetbal- en tennisvelden gaat het om 165 parkeerplaatsen en bij het zwembad om 177 parkeerplaatsen.
Aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor gebied 1 | |||||
Voorziening | Aantal | Eenheid | Parkeernorm | % zaterdag- middag | Benodigde parkeer- plaatsen |
Voetbal- vereniging | 25.000 | 10.000 m2 | 27 | 100% | 67,5 |
Tennis- vereniging | 4.440 | 100 m2 bvo | n.v.t. | 100 % | 10,0 |
Sporthal | 2.129 | 100 m2 bvo | 2,6 | 100% | 55,4 |
Plein 2 | 300 | 100 m2 bvo | 15 | 70% | 31,5 |
Totaal | 164,4 |
Aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor gebied 2 | |||||
Voorziening | Aantal | Eenheid | Parkeernorm | % zaterdag- middag | Benodigde parkeer- plaatsen |
Verenigings- gebouw | 300 | 100 m2 bvo | 7,5 | 40% | 9,0 |
Openlucht- zwembad | 1.300 | 100 m2 | 12,9 | 100% | 167,7 |
Totaal | 176,7 |
Ter plekke is ook gekeken naar de huidige omvang van de parkeerterreinen en de drukte. Momenteel zijn er 59 parkeerplaatsen bij het zwembad. Op drukke dagen wordt er ook langs de A.M.A. van Langeraadweg geparkeerd. Op basis van het gemiddelde parkeerkencijfer zouden voor het zwembad 168 parkeerplaatsen gecreëerd moeten worden. Op basis van waarnemingen is ingeschat dat er op drukke dagen minder dan 100 auto's worden geparkeerd. Aangezien het zwembad niet wordt vergroot is het waarschijnlijk dat een aantal van 100 parkeerplaatsen voor het zwembad volstaat. Daarbij komen nog de 9 parkeerplaatsen voor de multifunctionele ruimte.
Bij het zwembad worden 88 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dat is 29 parkeerplaatsen meer dan in de huidige situatie en 21 minder dan de verwachte vraag. Er is echter een goede loopverbinding tussen de ingang van het zwembad en het parkeerterrein van de voetbalvelden. Omdat het zwembad voornamelijk wordt gebruikt van eind mei tot eind augustus en de voetbalvelden tussen september en begin mei is er ruimte voor dubbelgebruik. Voor de overige 21 parkeerplaatsen kan daarom worden uitgeweken naar het parkeerterrein bij de voetbalvelden.
Het berekende aantal van 165 parkeerplaatsen moet voldoende zijn voor de sportvelden en de sporthal. Dit aantal parkeerplaatsen is even groot als het aantal parkeerplaatsen dat wordt gerealiseerd.
Conclusie
Met de toename van het aantal parkeerplaatsen in het plangebied wordt voldaan aan het aantal benodigde parkeerplaatsen. Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor onderhavig project.
Vanuit de uitvoeringsaspecten zoals behandeld in dit hoofdstuk, komen geen belemmeringen of aandachtspunten naar voren voor dit plan. Het plan is daarmee vanuit deze milieuaspecten uitvoerbaar.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt.
Uitsnede Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is
De herontwikkeling van de Activiteitenzone Giessenburg is kleinschalig en omvat geen wijzigingen die uitkomen boven de drempelwaarden. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit het hoofdstuk 'Milieuaspecten'.
Bij de verlening van een omgevingsvergunningen waarbij gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt de economische uitvoerbaarheid van het project aangetoond. Het voorliggende project wordt gerealiseerd op initiatief van de gemeente Giessenlanden. De kosten die gepaard gaan met het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing en de uitvoering zijn voor rekening van de gemeente. De gemeente stelt hiervoor een grondexploitatieplan op.
De ontwerpomgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing zal voor een ieder ter inzage worden gelegd. Gedurende zes weken wordt een ieder in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze kenbaar te maken. Op basis van de reacties naar aanleiding van de terinzagelegging zal deze paragraaf worden aangevuld en zal de ruimtelijke onderbouwing zo nodig worden aangepast.
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de gewenste herinrichting van Park Giessenburg en de sporttereinen, ook wel bekend als 'de Activiteitenzone' van Giessenburg. De herinrichting bestaat uit de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie en een pupillenveld. Het project is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.
De ontwikkeling past binnen het geldende rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het bevordert het behoud van het sport- en recreatiepark met een voldoende en actueel aanbod van activiteiten en voorzieningen. Dit draagt bij aan het behoud van de cohesie in Giessenburg. Wat betreft de milieuaspecten kan gesteld worden dat er op voorhand geen belemmeringen zijn. Wel is nader onderzoek uitgevoerd naar bodem en externe veiligheid, zie paragraaf 4.1 en 4.8. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de aspecten bodem en externe veiligheid geen belemmering vormen voor deze ontwikkeling. Tevens is de watertoets doorlopen. Hieruit volgt een watercompensatieopgave. Deze wordt gerealiseerd in het park. Op voorhand worden geen onoverkomelijke belemmeringen verwacht. Door de herstructurering ontstaat een verbeterde kwaliteit van de leefomgeving.
Kortom, op basis van het geldende beleid en de onderzoeksgegevens zijn op voorhand geen belemmeringen bekend voor onderhavige ontwikkeling. Sterker nog, de ontwikkeling is in lijn met een goede ruimtelijke ordening. Bij het herstructureringsproject staat de kwaliteit van het plangebied en de leefomgeving voorop.