Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerreinen Middenweg en Giessenburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0689.BP9100-vast

Artikel 3 Bedrijf

3.2 Bouwregels
Voor bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Gebouwen
  1. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per perceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  4. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  5. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  6. de bouwhoogte van een luifel ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'luifel' mag niet meer bedragen dan 6m;
  7. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  8. de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  9. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 650 m³;
  10. de gebouwen mogen vrijstaand of aaneengebouwd worden;
  11. indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 4 m bedragen;
  12. de afstand van gebouwen tot de erfgrens dient ten minste 1,5 m te bedragen;
  13. de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 75 m2 bedragen;
  14. de goothoogte van aan-, uitbouwen en  bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  15. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning;
  16. indien een niet-inpandige bedrijfswoning niet in de erfgrens wordt gebouwd dient de afstand tot de erfgrens ten minste 3 m te bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:
    1. erfafscheidingen maximaal 2 meter;
    2. overkappingen bij bedrijven maximaal 8 meter; 
    3. overkappingen bij bedrijfswoningen maximaal 3 meter;
    4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 12 m.
  2. Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering van gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het terrein niet onevenredig wordt geschaad;
  2. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van het perceel.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub k en artikel 3 lid 2.1 sub l indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt en de bereikbaarheid in geval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  2. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  3. opslag van en groothandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  4. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. per bedrijf is bedrijfsgebonden kantoorvloeroppervlak van meer dan 50% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1000 m2 niet toegestaan.
3.5.1 specifieke vorm van bedijf - persoonsgebonden overgangsrecht;
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht” geldt het volgende:
  1. Deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen ten behoeve van detailhandel.
  2. Het persoonsgebonden overgangsrecht eindigt:
    1. zodra het gebruik door de bestaande gebruikers wordt beëindigd;
    2. zodra het eigendom van het betreffende perceel vervreemdt, al dan niet op grond van erfopvolging;
    3. zodra het bestaande huurcontract overgaat op een derde.
  3. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen/rechtspersoon die op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Giessenlanden als eigenaar/gebruiker/huurder staan ingeschreven ter plaatse van de aanduiding en als zodanig zijn opgenomen in de bijlage bij deze regels.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1en artikel 3 lid 5:
  1. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 3 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 3 lid 1  genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 3 lid 1 genoemd;