direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Giessen-Oudekerk, Hoogblokland en Schelluinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP9000-vast

4.2 Water

Waterbeheer en watertoets

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland. Tevens beheert zij de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Giessenlanden. In het kader van de watertoets en het wettelijk vooroverleg is deze waterparagraaf overlegd met het Waterschap waarna de opmerkingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Beleid

Nationaal beleid

Het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).

De KRW richt zich op een goede waterkwaliteit in 2015 met als uitgangspunten:

  • 1. de waterkwaliteit mag niet verslechteren (stand-stillbeginsel);
  • 2. de veroorzaker moet in principe maatregelen treffen om de waterkwaliteit te verbeteren.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het

Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Giessenlanden uit (2004) geeft de visie van de gemeente en het Waterschap op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. Het waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater in de bebouwde gebieden van de zeven kernen: Arkel, Hoogblokland, Hoornaar, Schelluinen, Giessen-Oudekerk, Giessenburg en Noordeloos. De visie is vervolgens uitgewerkt in concrete maatregelen met een bijbehorend uitvoeringsprogramma. Deze maatregelen staan voornamelijk in het kader van het op orde brengen van het watersysteem (waterberging) en het verbeteren van de waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van meer open water in de kern van Arkel en maatregelen om betere doorstroming te bewerkstellen.

Het Gemeentelijk Rioolplan 2005-2009 geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem. Hierin zijn de nieuwe ontwikkelingen en een meerjaren onderhoudsprogramma opgenomen, dat de basis is van de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode. Momenteel werkt de gemeente aan een nieuw Verbeterd Gemeentelijk Rioolplan 2009-2013.

Huidige situatie

Wateropgave landelijke kernen

De kernen Giessen-Oudekerk, Hoogblokland en Schelluinen kunnen qua watersysteem, omvang en inrichting worden gezien als landelijke kernen. Het watersysteem in deze landelijke kernen is volledig verweven met het achterliggende landelijk gebied. De kernen bestaan veelal uit een bebouwde kom plus lintbebouwing en deze beslaan tezamen nog geen 10% van het gehele peilgebied waar deze in ligt. Deze kernen liggen hier al jarenlang en het watersysteem is hierop gedimensioneerd. In de normenstudie die het Waterschap heeft uitgevoerd voor het landelijk gebied, komen deze kernen en de peilgebieden waar ze in liggen niet als probleemgebieden naar voren. De kernen zijn klein en breiden maar beperkt uit. Het aandeel stedelijke afvoer is dus klein en veroorzaakt geen problemen. Voor deze landelijke kernen wordt door het Waterschap de huidige wateropgave op nul gesteld. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij de verharding toeneemt dient door de initiatiefnemer compenserende waterberging gerealiseerd te worden.

Giessen-Oudekerk

Deze kern ligt voor een groot deel op hogere oevergronden van de veenrivier de Giessen op een ondergrond van veen en het maaiveld ligt op een hoogte van net iets hoger dan NAP -1 m. Het plangebied ligt in drie peilgebieden: de Lage Boezem Overwaard (streefpeil NAP -0,75 m), Binnentiendweg (zomerpeil NAP -1,8 m) en Giessen Oudebovenkerk (zomerpeil NAP -1,8 m) en Molenaarsgraaf en Giessen Oudebenedenkerk (zomerpeil NAP -1,85 m). Giessen-Oudekerk is gelegen aan twee zijden van de lage boezem van de Overwaard (Giessen). De lage boezem heeft een belangrijke functie voor recreatie. In de kern zelf is verder weinig water aanwezig. Het is mogelijk om vanuit de lage boezem water in te laten om het water in de polder te verversen en op peil te houden. Ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit zijn recentelijk 150 woningen aan de Gravenmeijerstraat verbeterd afgekoppeld van het oorspronkelijk gemengd rioolstelsel waardoor het aantal vuilwateroverstorten sterk is verminderd. Hierdoor is de in het uitvoeringsplan beschreven aanleg van een bergbezinkvoorziening komen te vervallen.

Hoogblokland

Deze kern ligt in een veenweidegebied en het maaiveld ligt op een hoogte van circa NAP -0,7 m. Het plangebied ligt in drie peilgebieden: het grootste gedeelte ligt in Den Beemd (zomerpeil NAP -1,60 m), een klein gedeelte in Blokland (zomerpeil NAP -1,13 m) en Land van de zes molens (zomerpeil NAP -1,46 m). In de kern zelf is geen open water, alleen aan de rand/overgang naar het landelijk gebied. Het grootste deel van het open water heeft een basisfunctie. Ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit zijn recentelijk twee overstorten van het gemengde rioolstelsel verbeterd.

Schelluinen

Deze kern ligt in een veenweidegebied en het maaiveld ligt op een hoogte van circa NAP -0,9 m. Net ten oosten van Schelluinen is een rioolwaterzuiveringsinstallatie gesitueerd welke een regionale functie heeft. Het plangebied ligt in drie peilgebieden: Hardinxveld-Noord (zomerpeil NAP -1,25 m), Gorinchem (zomerpeil NAP -1,15 m) en De Lage Boezem van de Overwaard (streefpeil NAP -0,75 m). Schelluinen is gelegen aan twee zijden van de lage boezem van de Overwaard (Schelluinse Vliet). De lage boezem heeft een belangrijke functie voor recreatie. In de kern zelf is verder weinig water aanwezig, het water ligt vooral aan de randen van de kern op de grens met het landelijk gebied. Het grootste deel van het open water heeft een basisfunctie. Ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit is de kasteelgracht gebaggerd en een verbinding (inlaat) met het schonere boezemwater aangelegd. Verder wordt er gewerkt aan een rioolafkoppelingsplan en een deel van de straten is reeds afgekoppeld.

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. De ontwikkelingen en uitbreidingen maken geen onderdeel uit van dit plan. Daarvoor worden separate bestemmingsplannen opgesteld. In de recent gerealiseerde uitbreidingen zijn (verbeterd) gescheiden rioolsystemen toegepast. Voor nieuwe ontwikkelingen is dit een voorwaarde en in geval dat de verharding toeneemt dient de initiatiefnemer compenserende waterberging te realiseren. Het waterschap hanteert hierbij de vuistregel dat voor elke hectare nieuwe verharding 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden. Deze waterberging dient te worden aangelegd in open water en daarbij mag de maximale peilstijging niet meer dan 20 cm bedragen. Als de toename aan verhard oppervlak voor het stedelijk gebied kleiner is als 500 m² (voor het landelijk gebied geldt kleiner als 1.500 m²) en de ontwikkeling op zichzelf staat (dus geen cumulatief effect), is geen watercompensatie nodig.

Bij nieuwe ontwikkelingen adviseert het waterschap om (schone) verharde oppervlakken niet aan te koppelen op het rioolstelsel maar af te koppelen op de watergang, en daar waar nodig een filterende voorziening toe te passen. Voor alle bouwplannen geldt dat duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast moeten worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Waterschap een vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor graaf- en bouwwerkzaamheden in de beschermingszone van watergangen, de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het graven van nieuwe watergangen en het uitvoeren van werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering.

De regionale waterkering langs de Giessen en de Schelluinse Vliet (beiden boezemwater) lopen globaal langs de Bovenkerkseweg en de Binnendamseweg te Giessen-Oudekerk en langs de Voordijk en de Langeweg te Schelluinen. Het Waterschap heeft in het kader van de veiligheid ook de zorg voor een veilige waterkering. De kern- en beschermingszone (tezamen de keurzone) is 37,5 m breed. De grens van de keurzone gemeten uit de as van de weg ligt op 12,5 m richting de boezem en 25 m landwaarts. Voor activiteiten in deze zone moet ontheffing bij het Waterschap worden aangevraagd. In het gebied tussen de waterkeringen ligt de Lage Boezem en dit gebied heeft een functie voor waterberging.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op het huidige waterhuishoudkundig systeem.