direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Giessen-Oudekerk, Hoogblokland en Schelluinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP9000-vast

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met uitsluiting van lpg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 45.2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 287.B;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 3612.1;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • h. bedrijfsgebonden kantoren;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en groen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale goothoogte vermeerderd met 4 m;
  • e. de hoofdgebouwen mogen vrijstaand of aaneen gebouwd worden;
  • f. indien de hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 4 m bedragen;
  • g. de afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrens dient ten minste 1,5 m te bedragen;
  • h. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 600 m³;
  • i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning;
  • j. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 50 m² bedragen;
  • k. indien een niet-inpandige bedrijfswoning niet in de erfgrens wordt gebouwd dient de afstand tot de erfgrens ten minste 4 m te bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen terreinafscheiding zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering van gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het terrein niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van het perceel.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak van meer dan 20% van het brutovloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 600 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfsbeëindiging

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 4.1 genoemde gronden te wijzigen (in de bestemming 'Wonen') ingeval van bedrijfsbeëindiging, teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in twee woningen toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de wijziging wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en eventueel cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;
  • c. de inhoud van het te splitsen gebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
  • d. de woningen na splitsing elk een inhoud van ten minste 400 m³ hebben;
  • e. het aantal woningen na splitsing ten hoogste 2 bedraagt;
  • f. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
  • g. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. de wijziging niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie;
  • j. voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • k. voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is;
  • l. als gevolg van de splitsing geen strijdigheid mag ontstaan met de volkshuisvestelijke belangen.