direct naar inhoud van Regels
Plan: Veersepoort 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.bpveersepoort5-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Veersepoort 5 met identificatienummer NL.IMRO.0687.bpveersepoort5-VG01 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.7 bedrijf aan huis

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.8 beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.20, niet zijnde een gebouw.

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.23 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.26 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.30 kap

constructie van een of meer hellende dakvlakken.

1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.32 maatschappelijk

voorzieningen en instellingen, gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende, educatieve, levensbeschouwelijke, en openbare dienstverlening als ook beschermde woonvormen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang;

1.33 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

1.34 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.35 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.37 overkragend/uitstekend bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak

1.38 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame.
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afvalinzamelingssystemen.
1.40 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.41 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die in het verlengde van de gevel van de voorgevel van het hoofdgebouw loopt;

1.42 wonen

de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

1.43 woning aaneengebouwd

Een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan twee zijden aan de op de aangrenzende bouwpercelen gelegen hoofdgebouwen is gebouwd, met uitzondering van hoekwoningen.

1.44 woning gestapeld

Een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.45 woning vrijstaand

een woning die los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.46 woning

een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.
  • b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. bermen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -calamiteitenontsluiting': tevens een calamiteitenontsluiting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' tevens parkeervoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende en ondergeschikte voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en aanlegsteigers.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   niet bepaald   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   niet van toepassing   9 m   niet van toepassing  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   niet van toepassing   3 m   niet van toepassing  
d   speelvoorzieningen   niet van toepassing   4 m   niet van toepassing  

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. een parkeervoorziening behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.

4.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   erfafscheidingen   1 m   -  
b.   lichtmasten   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m   -  
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2. sub a ten einde een hogere erfafscheiding, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • b. de erfafscheiding voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
  • c. de erfafscheiding wordt geplaatst langs de zij- of achtertuin van de woning
  • d. de erfafscheiding dient te bestaan uit beplanting, eventueel met een begeleidend en te camoufleren gaashekwerk;
  • e. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, bermen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ten behoeve van de aangrenzende bestemming Wonen uitstekende en overkragende bouwdelen en constructieve bouwdelen noodzakelijk voor de constructie van deze uitstekende en overkragende bouwdelen met dien verstande dat:
    • 1. de vrije onderdoorgang ten minste 3 m bedraagt;
    • 2. de vrije doorgang ten minste 3 meter breed is.

5.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   9 m    
c   uitstekende en overkragende bouwdelen en constructieve bouwdelen nter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1'   10 m    
d.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   9 m    

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning;
  • b. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak achter de voorgevelrooilijn:
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' balkons behorende bij de aangrenzende woningen;

6.2.2 Algemeen
  • a. Het aantal woningen in het plan bedraagt ten hoogste 109.
  • b. Als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitende vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd': uitsluitend aaneengebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen;
  • c. De naar de weg gekeerde gevels van woningen worden gebouwd in de voorste bouwgrens
  • d. Per bouwperceel is niet meer dan 1 bijgebouw toegestaan;
  • e. Goot- en bouwhoogte van een gebouw zijn gelijk.

6.2.3 Maatvoering
  • a. De bouwhoogte, de oppervlakte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   bouwhoogte   oppervlakte  
a.   gebouwen; binnen een bouwvlak   zie maatvoeringsaanduiding   100% van het bouwvlak   
b.   ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'   zie maatvoeringsaanduiding   vloeroppervlakte 3e bouwlaag maximaal 50% van vloeroppervlakte hoofdgebouw  
c.   bijbehorend bouwwerken, bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak   3 m   40% van de betreffende gronden met een maximum van 40 m² per bouwperceel  
d.   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   1 m   -  
e.   overige erfafscheidingen   2 m    
f.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m   10 m²  
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van een bijgebouw, indien de afstand tot de bouwperceelgrens over een lengte van meer dan 3,0 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.

6.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast;
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hogere erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3. sub c ten einde een hogere erfafscheiding grenzend aan het openbaar gebied toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
  • b. de erfafscheiding voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
  • c. de erfafscheiding wordt geplaatst langs de zij- of achtertuin van de woning
  • d. de erfafscheiding dient te bestaan uit beplanting, eventueel met een begeleidend en te camoufleren gaashekwerk;
  • e. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

6.4.2 Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 sub a onder 2, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken tot 50% mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat buiten het bouwvlak een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte wordt gehandhaafd van ten minste 25 m²;
  • b. bevoegdheid tot afwijken mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
    • 2. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4.3 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 sub a inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Beroepen aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  • a. Uitoefening van een beroep aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. De uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van deze andere activiteiten in gebruik zal zijn;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
  • b. het bieden van logies en ontbijt is niet toegestaan.

6.5.2 Parkeren

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij vrijstaande woningen grenzend aan gronden met de bestemming Tuin worden tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd, direct bereikbaar vanaf de weg;
  • b. bij aaneengebouwde woningen grenzend aan gronden met de bestemming Tuin wordt tenminste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd, direct bereikbaar vanaf de weg;
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1. ten einde het gebruik van de bebouwing of een deel van de bebouwing voor een maatschappelijke doeleinden toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • b. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de WNb, Wabo of andere milieuwetgeving;
  • c. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

10.2 Regels ten aanzien van het parkeren
10.2.1 Voorwaardelijke verplichting - parkeren

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen is slechts toegestaan indien voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn binnen het plangebied die duurzaam in stand worden gehouden. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan conform CROW uitgave 381.

10.2.2 Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein;
  • b. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsregels

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veersepoort 5'.