direct naar inhoud van Regels
Plan: Rittenburg Fase III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPSTRRITF3-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Rittenburg Fase III met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPSTRRITF3-VG01 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan twee zijden aan de op de aangrenzende bouwpercelen gelegen hoofdgebouwen is gebouwd, met uitzondering van hoekwoningen.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.8 bedrijf aan huis

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.9 beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.19, niet zijnde een gebouw.

1.21 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.22 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.24 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.26 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidwerende voorziening

een geluidscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.

1.29 geschakelde woning

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorend bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd met uitzondering van hoekwoningen.

1.30 gestapelde woning

een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32 huishouden

Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.33 kap

constructie van een of meer hellende dakvlakken.

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.36 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

1.37 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.40 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame.
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afvalinzamelingssystemen.
1.42 twee aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk is gebouwd.

1.43 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.44 vrijstaande woning

een woning die los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.45 wonen

de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

1.46 woning

een complex van ruimten, dat uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.
  • b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  • c. Bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, bruggen en duikers en ondergrondse bergbezinkbassins.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • b. overige bouwwerken.

3.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   -   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   -   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   -  

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen behorende bij de woning, gelegen voor een garage op hetzelfde bouwperceel.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd overkappingen.

4.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   erfafscheidingen   -   1 m   -  
b.   lichtmasten   -   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   -  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Erker of portaal in de tuin voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 om een bouwwerk, zijnde een erker of een portaal, te kunnen toestaan behorende bij een hoofdgebouw op de aangrenzende bestemming Wonen zoals geregeld in artikel 7 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale opppervlakte bedraagt 10 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt de aangegeven hoogte zoals opgenomen in artikel 7.2.3;
  • c. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woningen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de afstand tot openbaargebied bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • e. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, straatmeubilair, parkeervoorzieningen, duikers, groen, water en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen, bruggen en duikers en ondergrondse bergbezinkbassins.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

5.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   -   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   -   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   9 m   -  

-

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer en -afvoer;
  • b. waterberging.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden gebouwd:

  • a. aanlegsteigers;
  • b. bruggen ten behoeve van langzaamverkeer;
  • c. duikers;
  • d. keermuren voor de waterbeheersing;
  • e. oeverbeschoeiingen;
  • f. andere overige bouwwerken.

6.2.2 Maatvoering

De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning,
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel, tuinen en water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

7.2.2 Algemeen
  • a. Het maximum aantal woningen in het plan bedraagt ten hoogste 102 woningen;
  • b. het maximum aantal woningen per bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', indien geen aantal is aangegeven dan geldt voor het bouwvlak geen maximum aantal woningen;
  • c. Als woningtype is toegestaan:
  • d. de naar de weg gekeerde gevels van grondgebonden woningen worden gebouwd in de voorste grens van het bouwvlak;
  • e. bij twee aaneengebouwde woningen bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan één zijde ten minste 3 m;
  • f. buiten het bouwvlak op hetzelfde bouwperceel, bedraagt de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 meter, met dien verstande dat binnen de genoemde afstand bijgebouwen zijn toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
  • g. van een bijbehorend bouwwerk ligt de voorgevel ten minste 3 meter naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • h. per grondgebonden woning zijn ten hoogste 2 bijgebouwen toegestaan.

7.2.3 Maatvoering
  • a. De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte  
1.   hoofdgebouwen   zie maatvoerings aanduiding   zie maatvoerings aanduiding   100% van het bouwvlak   
2.   bijbehorend bouwwerken, en overkappingen
 
3 m
 
4,5 m   per bouwperceel ten hoogste 40% van de betreffende gronden buiten een bouwvlak met een maximum van 40 m²  
3.   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   -   1 m
 
-  
4.   overige erfafscheidingen   -   2 m   -  
5.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m²  

  • b. de erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied dient te bestaan uit beplanting, eventueel met een begeleidend en te camoufleren gaashekwerk of vergelijkbaar.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van een bijgebouw, indien de afstand tot de grens van het bouwperceel over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, om te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Kleinere afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder e om een kleinere afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. het half-vrijstaande karakter van de woning blijft gewaarborgd;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  • b. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

7.4.2 Kleinere afstand bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder f om een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. het halfvrijstaande karakter van het hoofdgebouw blijft gewaarborgd, door het bijbehorend bouwwerk los te houden van hoofdgebouw;
    • 2. als bijbehorend bouwwerk wordt gekoppeld aan eenzelfde bijbehorend bouwwerk op naastliggend perceel kan tot op de perceelgrens worden gebouwd;
  • b. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;
    • 1. een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..
    • 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

7.4.3 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 7.2.3 onder a sublid 1 bedoelde goot(- of boeibord)hoogte en/of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van de dakopbouwen dient overeen te komen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt; in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst;
  • b. situering van een dakopbouw mag niet leiden tot een extra bouwlaag;
  • c. de hoogte bedraagt ten hoogste dan 2 m;
  • d. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.4 Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a sublid 2 inzake de bouwhoogte van bijbehorend bouwwerk teneinde een hogere bouwhoogte te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels :

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden aangetast;
  • c. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;
    • 1. geen grote veranderingen teweeg worden gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.5 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3  onder a sublid 2 om een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de omgevingsvergunning tot 50% mag worden verleend om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m2, met dien verstande dat:
    • 2. ter plaatse van het erf een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte dient te worden gehandhaafd van ten minste 25 m2;
  • b. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.6 Hogere erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a sublid 3 ten einde een hogere erfafscheiding grenzend aan het openbaar gebied toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroepen aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  • a. Uitoefening van een beroep aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
  • b. De woonfunctie blijft in overwegende mate behouden.
  • c. Het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, is ook de gebruiker van de woning.
  • d. Het betreffen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • e. De uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan.
  • f. Het bieden van logies en ontbijt is niet toegestaan.
  • g. Ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen zal ten behoeve van deze andere activiteiten in gebruik zijn.
  • h. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

7.5.2 Logies en ontbijt

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 onder f voor het realiseren van een 'bed and breakfast' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het geen zodanig verkeers-aantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m2, van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van de ‘bed and breakfast’ in gebruik zal zijn;
  • e. de activiteiten die hierop betrekking hebben niet worden beoefend in een vrijstaand bijgebouw.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    • 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Regels ten aanzien van het parkeren
12.2.1 Voorwaardelijke verplichting - parkeren

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen is slechts toegestaan indien voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn binnen het plangebied die duurzaam in stand worden gehouden. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan 

  • a. ten minste 18 woningen met 1 eigen opstelvak/ parkeerplaats per woning;
  • b. ten minste 1 parkeerplaats per appartement, met een minimum van 29 parkeerplaatsen;
  • c. ten minste 131 parkeerplaatsen in openbaar gebied.

12.2.2 Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein;
  • b. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.
12.3 Openbare verlichting

Openbare verlichting dient zodanig te worden afgesteld nabij de watergang en de aangrenzende groenzone dat deze vleermuisvriendelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsregels

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Rittenburg Fase III'.