Bestemmingsplan Rittenburg

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande maten

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksregels

9.2 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

Het plan

Het bestemmingsplan “Rittenburg” van de gemeente Middelburg.

 

Het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0687.BPSTRRIT-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*).

*afhankelijk van plan.

 

De verbeelding

De verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan “Rittenburg”.

 

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

Archeologisch deskundige

De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.

 

Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

Archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken

 

Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangeduide percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

Bedrijf aan huis

Een bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeers-aantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebben op detailhandel of horeca-gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

 

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

 

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

 

 

 

Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

Eindwoning

Half-vrijstaande woning die geschakeld is aan één woning (middels bijgebouwen) of aan meerdere woningen (rijwoning).

 

Erfafscheiding

Bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een bouwperceel, erf, tuin of terrein

 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Geluidgevoelige objecten

Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

Gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven figuur die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden door hoofdgebouwen. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak in de gevellijn te worden gebouwd.

Bij het ontbreken van een gevellijn staat de gevellijn niet vast, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Hoekwoning

Vrijstaande of half-vrijstaande woning die aan twee zijde grenst aan openbaar gebied.

 

Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Met andere woorden, een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand en geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

Peil

a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Percentage

Een aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Speelvoorziening

Voorzieningen voor speelgelegenheden, sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

 

Straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken

telefooncellen, abri’s, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame.

Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afvalinzamelingssystemen.

 

Voorgevel

De gevel(-s) van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel(-s) kan worden aangemerkt.

 

Voorgevelrooilijn

De op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) niet mag worden overschreden.

 

Water

Permanent en semipermanent watervoerende oppervlaktewateren; verschijningsvormen zijn: kanaal, beken, sloten, regenwaterbuffers en watergangen.

 

Waterkering

Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding, als bedoeld een lijnvormig object die het water keert.

 

Wonen

De huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

 

 

Wonen aaneengebouwd

Een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

Wonen geschakeld

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd met uitzondering van hoekwoningen.

 

Wonen gestapeld

Een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

 

Wonen tweeaaneen

Een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

Wonen vrijstaand

Een woning die met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen los staat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

 

Woning

Een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

Afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

 

Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.

 

Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

 

Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.

 

Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

 

Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Vloeroppervlak van een gebouw

De bruto vloeroppervlakte, zoals omschreven in de Nederlandse Norm NEN 2580.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Groenvoorzieningen;

  2. Water;

  3. Speelvoorzieningen;

  4. Voet- en fietspaden;

  5. Nutsvoorzieningen;

  6. Bruggen en duikers;

  7. Perceelontsluitingen t.b.v. aangrenzende woon- en/of tuinbestemmingen;

  8. Geluidwerende voorzieningen;

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ (p); tevens een parkeerterrein t.b.v. gestapelde woningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen;

  2. Overige bouwwerken.

 

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte per stuk

1

Nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

2

Overige bouwwerken

-

3 m

50 m²

3

Lichtmasten

-

9m

-

 

3.3 Nadere eisen

3.3.1. geluidwerende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent de situering, materialisering en maatvoering van een geluidwerende voorziening, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving en ten behoeve van landschappelijke inpassing, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. nadere eisen mogen worden gesteld om onderhoud aan waterhuishoudkundige voorzieningen te waarborgen;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. nadere eisen mogen worden gesteld ter waarborging van de sociale veiligheid;

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om, zonder of in afwijking van, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd de navolgende werken en / of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen of rooien van houtopstanden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen indien het oppervlak meer dan 100 m2 bedraagt;

  3. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse energie- en/of telecommunicatieleidingen alsmede het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, tenzij dit nodig is of verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

 

 
3.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.4.1 is niet van toepassing, indien:

  1. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een waterberging;

  2. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn en/of noodzakelijk zijn om de bestemming te verwezenlijken;

  3. werken en werkzaamheden van geringe omvang dan wel, welke het normale onderhoud en beheer betreffen;

  4. het vellen, rooien en snoeien van de houtopstand bij wijze van verzorging daarvan.

 

3.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 3.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor dan wel door de daarvan tenzij direct, hetzij indirect de te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, parkeerplaatsen, paden, nutsvoorzienigen en water.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden kunnen overige bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen.

 

4.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van overige bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Opp. / Inhoud bvo per stuk

Totaal Oppervlakte

1

Erfafscheiding

-

1 m

-

-

2

Overige bouwwerken

-

3 m

-

10 m²

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1. Erker of portaal in de tuin voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 teneinde een erker of portaal te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m²;

  2. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  3. De hoogtes niet meer mogen bedragen dan in artikel 6 lid 2.2.b is opgenomen;

  4. De afstand tot het openbaar gebied niet minder zal bedragen dan 3 meter;

  5. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. Wegen, met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;

  2. Fiets- en voetpaden;

  3. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsgebouwen, bruggen, straatmeubilair, parkeervoorzieningen, duikers, water en groen,

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden kunnen worden gebouwd:

  1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;

  2. overige bouwwerken met uitzondering van overkappingen.

 

5.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Opp. / Inhoud per stuk

Oppervlakte per stuk

1

Erfafscheidingen

-

2 m

-

-

2

Gebouwen voor nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

 

3

Overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting

-

9 m

-

-

4

Overige bouwwerken

-

8 m

-

10 m²

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Wonen;

  2. Parkeerplaatsen;

  3. Bij deze bestemming horende voorzieningen zoals erven, ontsluitingspaden, tuinen en water;

 

6.2 Bouwregels

6.2.1. Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. Op deze gronden worden gebouwd:

1. ter plaatse van het bouwvlak:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. overige bouwwerken;

2. buiten het bouwvlak:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. overige bouwwerken;

b. wijze bebouwingstypologie:

  1. ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand” [vrij]: vrijstaande woningen

  2. ter plaatse van de aanduiding “tweeaaneen” [tae]: twee aaneengebouwde woningen;

  3. ter plaatste van de aanduiding “geschakeld” [sba-gsk]: geschakelde woningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd” [aeg]: aaneengebouwde woningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding “gestapeld” [gs]: gestapelde woningen;

c. binnen het bouwvlak bedraagt bij een “vrijstaande woning” de gemiddelde afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan elke zijde 3 meter;

d. bij tweeaaneen en eindwoningen bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 meter aan één zijde.

e. binnen het bouwvlak op hetzelfde bouwperceel, bedraagt de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter;

f. ter plaatse van de gronden buiten het bouwvlak op hetzelfde bouwperceel, bedraagt de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 meter, met dien verstande dat binnen de genoemde afstand bijgebouwen zijn toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;

g. van een bijbehorend bouwwerk ligt de voorgevel ten minste 5 meter naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

h. op een bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 40 m² bedragen en ten hoogste 40% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

i. per bouwperceel zijn per woning of gebouw met gestapelde woningen niet meer dan 2 bijgebouwen toegestaan;

j. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan aangegeven in de verbeelding met uitzondering van de bouwvlakken met de bouwaanduiding 'gestapeld';

k. van niet aaneengebouwde gebouwen op een bouwperceel dient de onderlinge afstand ten minste 1.00 m te bedragen;

l. hoofdgebouwen dienen in de rooilijn worden gebouwd;

 

 

 
6.2.2. Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of overig bouwwerk bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

Totaal oppervlakte

a.

hoofdgebouwen

zie maatvoeringsaanduiding

zie maatvoeringsaanduiding

-

 

b.

bijbehorende bouwwerken

3 m

4,5 m

per bouwperceel max 40m2 en niet meer dan 40%

c.

overige bouwwerken

-

3 m

10 m²

d.

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

-

1 m

-

e.

Overige erfafscheidingen

-

2 m

-

 

6.3 Nadere eisen

6.3.1. Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot(- of boeibord)hoogte van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2.50 m minder dan 1.00 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

  2. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de goot(-of boeibord)hoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2.50 m zou moeten bedragen;

  3. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de maximale bouwmogelijkheden zoals opgenomen in lid 2 sub b worden verminderd.

 

6.3.2. Kapvormen en dakkapellen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te realiseren en behouden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van reeds gerealiseerde hoofdvormen van kapvormen te waarborgen.

 

6.3.3. Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. nadere eisen mogen worden gesteld aan een in het hoofdgebouw geïntegreerde garage, waarbij mag worden geëist dat de afstand van de garage tot aan de voorperceelgrens minimaal 6 meter bedraagt.

  2. nadere eisen mogen worden gesteld als een gezamenlijke parkeervoorziening bij rijwoningen noodzakelijk is, waarbij mag worden geëist dat deze achter de rooilijn wordt gesitueerd en de ontsluiting wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein.

  3. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein.

  4. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

 

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.4.1 Kleinere afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub c en sub d ten einde een kleinere afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het vrijstaande of half-vrijstaande karakter van de woning gewaarborgd blijft;

  2. de afstand minimaal 2 m bedraagt;

  3. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..

  3. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;

 

6.4.2 Kleinere afstand bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub e ten einde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het (half-)vrijstaande karakter van het hoofdgebouw gewaarborgd blijft, door bijbehorend bouwwerk los te houden van hoofdgebouw;

  2. als bijbehorend bouwwerk gekoppeld wordt met eenzelfde bijbehorend bouwwerk op naastliggend perceel kan tot op de perceelgrens worden gebouwd;

  3. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..

  3. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;

 

6.4.3. Afstand voorgevel van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub g ten einde een kleinere afstandsmaat te kunnen toestaan tot 3 m achter de voorgevel, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. verlening van de omgevingsvergunning mag er niet toe leiden dat de in lid 2.1 sub h genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;

  2. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..

  3. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;

 

6.4.4. Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub h, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. omgevingsvergunning tot 50% mag worden verleend om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m2, met dien verstande dat ter plaatse van het erf een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte dient te worden gehandhaafd van ten minste 25 m2;

  2. omgevingsvergunning mag worden verleend om bijbehorende bouwwerken en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m2, met dien verstande dat:

  1. het bebouwingspercentage van 40% niet mag worden overschreden;

  2. de oppervlakte van het perceel dient ten minste 1.000 m2 te bedragen;

  1. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 
6.4.5. Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 2.2 sub a bedoelde

goot(- of boeibord)hoogte en/of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoofdvorm van de dakopbouwen dient overeen te komen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is verlening van een omgevingsvergunning alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en/of de omvang hier aanleiding toe geven;

  2. situering van een dakopbouw mag niet leiden tot een extra bouwlaag;

  3. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  4. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.4.6. Bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.sub b inzake de bouwhoogte teneinde een hoger dak te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 6.00 m bedragen;

  2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden aangetast;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. geen grote veranderingen teweeg worden gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.5 specifieke gebruiksregels

6.5.1 vrije beroepen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a. op de gronden met de bestemming 'Wonen' is – in samenhang daarmee – ook het gebruik

toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor ‘vrije’ beroepen,

voor zover:

  1. de w oonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeers-aantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;

  6. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;

b. op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan.

 

6.5.2 Parkeervoorziening op eigen terrein

  1. Bij vrijstaande woningen dienen op eigen terrein ten minste twee opstelvakken/parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

  2. Bij tweeaaneen gebouwde woningen dienen per woning één parkeerplaats op eigen erf te worden gerealiseerd.

  3. Bij geschakelde woningen dienen één parkeerplaats per woning op eigen erf te worden gerealiseerd.

  4. Bij aan één gebouwde woningen dient één parkeerplaats op eigen erf te worden gerealiseerd.

  5. Bij gestapelde woningen dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd conform de dan geldende vastgestelde parkeernorm;

  6. Individuele garages worden niet meegerekend bij de hierboven genoemde regels onder a t/m e.

 

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.6.1 Kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 teneinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen'- in samenhang daarmee – ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en ‘bed and breakfast’, voor zover:

  1. de woonfunctie overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeers-aantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m2, van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een ‘bed and breakfast’ in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. de activiteiten die hierop betrekking hebben niet worden beoefend in een vrijstaand bijgebouw;

 

6.6.2 Parkeervoorziening op eigen terrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid lid 6.5.2 voor een parkeervoorziening op eigen terrein met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. indien er sprake is van een perceel kleiner dan 200 m²;

  2. dat op openbaar terrein voldoende parkeerplaatsen voorzien zijn;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

1. het samenhangend straatbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;

2. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bestaande maten

  1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

  2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

 

 

 

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het is verboden gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, of in strijd met het gebruik, waarvoor ingevolge de regels van dit artikel toestemming is verleend te gebruiken of laten gebruiken.

  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan;

  1. de opslag van bagger en grondspecie;

  2. de opslag van vaten, kisten, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;

  3. de opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan;

  4. opslag van consumentenvuurwerk;

  5. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

  6. de plaatsing van toer – en stacaravans, woonwagens, vaartuigen en soortgelijke verblijfsvoorzieningen;

  7. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan, tenzij het vormen van opslag of plaatsing betreft die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemming toegelaten gebruik of die zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik.

  8. reclamemasten, reclamezuilen en andere reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 

9.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1

indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  1. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  3. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 m bedraagt;

  4. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 m bedragen;

  5. het realiseren van een transparante erfafscheiding ter ondersteuning van beplanting, bijvoorbeeld een gaashekwerk, grenzend aan openbaar gebied met een hoogte van maximaal 2 meter.

  1. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. eenmalig kan een omgevingsvergunning voor afwijken worden verleend van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;

  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Rittenburg.