Plan: | Waterpark Veerse Meer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0687.BPORPWVM-VG01 |
Waterpark Veerse Meer in Arnemuiden wordt op dit moment fors uitgebreid. De eigenaar van het recreatieterrein is voornemens een aantal wijzigingen in de planontwikkeling door te voeren die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat (2013). Het betreft de volgende ontwikkelingen:
De gemeente Middelburg staat positief tegenover de ontwikkelingen. Om de ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken is het voorliggend bestemmingsplan 'Waterpark Veerse Meer' opgesteld.
Voor de eenduidigheid is het gehele Waterpark Veerse Meer opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat zijn zoals hiervoor benoemd.
Het plangebied omvat het hele Waterpark Veerse Meer. Het gebied wordt globaal begrensd door de Muidenweg aan de zuid- en oostzijde en aan de westzijde door Recreatiegebied Oranjeplaat. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Lemmerplaat en Recreatiegebied 'De kleine Piet'. Ten oosten van de Muidenweg ligt vliegveld Zeeland Airport.
Figuur 1.1. Ligging plangebied Waterpark Veerse Meer, het betreft het gebied nummer 2 (bron: bestemmingsplan Oranjeplaat).
Waterpark Veerse Meer is geregeld in het bestemmingsplan Oranjeplaat hierin hebben de gronden de volgende bestemming:
In de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 3 zijn de volgende accommodaties toegestaan:
Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan Oranjeplaat.
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:
Het recreatiegebied Oranjeplaat ligt ten westen van dit bestemmingsplan. Een forse beplantingsstrook tussen de recreatiewoningen aan de Oranjeplaat en het Waterpark schermt het gebied en de daarin gelegen functies af van de omgeving.
Ook vanaf het water liggen gebied en functies beschut en heeft het gebied een groene uitstraling. Water speelt een bijzondere rol in het plangebied. Het is de motor van de functies die in het gebied aanwezig zijn.
In het gebied is onder meer een grote jachthaven gesitueerd. De jachthaven wordt gekenmerkt door de haven zelf en een groot parkeerterrein (waar opslag van boten in het winterseizoen plaatsvindt). De verharding van het parkeerterrein en de kades van de haven geeft dit deelgebied deels een stenige uitstraling. Het gebied is vooral zeer functioneel ingericht. Langs de flanken is opgaande beplanting aanwezig.
Direct ten oosten van de jachthaven is een (recreatie)woningencomplex gelegen, dat een bijzonder gebied vormt met een kwalitatief hoogwaardige inrichting. Grote percelen en beplanting geven aan dit deelgebied een groen karakter. De meeste woningen grenzen met de achterzijde direct aan het water. Twee lobben met woningen zijn aan een open grasveld gesitueerd met een indirecte doorkijk naar het water. Aan het einde van de ontsluitingsweg biedt een open ruimte een weids uitzicht op het Veerse Meer. In dit gebied is het water belangrijk voor de functie van de waterrecreatie en het zicht erop.
Aan de oostzijde van het recreatiegebied ligt Zeeland Airport.
Het Waterpark Veerse Meer ligt aan de oostzijde van het recreatiegebied Oranjeplaat en ten Zuiden van het recreatiegebied 'De kleine Piet'.
Het Waterpark wordt momenteel fors uitgebreid en aangepast aan de huidige kwaliteitseisen. In 2008 is er een vrijstelling ex artikel 19 WRO verleend, waarin een uitbreiding van het park in noordoostelijke richting is voorzien. Deze uitbreiding voorziet niet alleen in de realisatie van kampeerplaatsen, maar tevens in recreatiewoningen, chalets en stacaravans. Daarmee wordt een aanzienlijk breder segment van de markt bediend, en zou in zekere zin gesproken kunnen worden van een vakantiepark, in plaats van een camping. De recreatiewoningen die destijds juridisch-planologisch mogelijk zijn gemaakt worden aan de zuidwestelijke rand van het vakantiepark gerealiseerd. Aan de westzijde gaat het om 31 paalwoningen, die direct aan het water zijn gesitueerd. Aan de zuidzijde van het plangebied, parallel aan de Muidenweg en haaks daarop langs de Soelekerkeplaat, zijn 39 dijkwoningen gerealiseerd. Het aantal toegestane standplaatsen voor chalets, stacaravans en andere accommodatievormen bedraagt op basis van de verleende vrijstelling 746. Naast deze standplaatsen en recreatiewoningen is er tevens een groot centrumgebouw in aanbouw waarin diverse faciliteiten worden ondergebracht, waaronder een receptie, restaurant, zwembad, supermarkt, detailhandel, sauna en wellness en een overdekte kinderspeeltuin. Aan de oostzijde van het vakantiepark wordt een landschapspark ontwikkeld, dat tevens gebruikt kan worden voor extensieve dagrecreatie.
Oranjeplaat is een planmatig en gefaseerd opgezet recreatiegebied. Het gebruik is hoofdzakelijk recreatie met daaraan verbonden voorzieningen (jachthaven, horeca, ontsluiting, groenvoorzieningen). Niet aan het plangebied verbonden functies / voorzieningen komen er nauwelijks voor, wel is er sprake van permanente bewoning van een aantal recreatiewoningen van het (recreatie)woningencomplex grenzend aan de jachthaven Oranjeplaat.
Bedrijf
Binnen het plangebied is alleen Waterpark Veerse Meer gelegen. Buiten het plangebied direct grenzend aan de jachthaven is een watersportbedrijf gevestigd. Daarnaast is ten noorden van de jachthaven een opslagloods gesitueerd, evenals een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder LPG).
Detailhandel
Op het recreatieterrein bevindt zich een supermarkt ten behoeve van de gasten. Naast de supermarkt worden er in het nieuwe voorzieningencentrum nog andere aanverwante detailhandelszaken gevestigd.
Horeca
Binnen het plangebied is sprake van ondermeer een restaurant, snackbar en wellnesscentrum. Daarnaast wordt aan de noordzijde buiten het plangebied een nieuw hotel ontwikkeld, met onder meer een restaurant. Aan de noordwestzijde van het recreatieterrein ook buiten het plangebied is Restaurant Oranjeplaat gesitueerd.
Sport en recreatie
Waterpark Veerse Meer is een recreatieterrein die diverse (dag)recreatieve voorzieningen herbergt (in aanbouw), waaronder een overdekte kinderspeeltuin, zwembad, sauna en wellnescentrum.
Tevens omvat het terrein een jachthaven en een landschapspark waar diverse recreatieve activiteiten plaatsvinden. Het landschapspark biedt onder meer ruimte aan een voetbalveld en tennisbanen. Tot slot wordt aan de noordzijde van het plangebied een nieuw hotel met recreatieappartementen en – bungalows gerealiseerd, gekoppeld aan een (kleine) jachthaven.
Buiten het plangebied zijn diverse recreatieve voorzieningen gesitueerd, waarbij de focus ligt op water(sport)recreatie.
Wonen
Binnen het plangebied zijn twee bedrijfswoningen gesitueerd. Een deel van de recreatiewoningen grenzend aan de westzijde van het plangebied wordt permanent bewoond.
Groenvoorzieningen en water
De ruimtelijke en functionele structuur van de Oranjeplaat wordt hoofdzakelijk bepaald door de aanwezigheid van het vele water. De aanwezige oppervlaktewateren in het gebied staan direct in verbinding met het Veerse Meer en bieden daarmee uitstekende condities voor het beoefenen van diverse watersporten. Het aanwezige oppervlaktewater biedt bovendien ruimte aan diverse jachthavens in het gebied.
Aan de noordzijde van het gebied en op de Lemmerplaat zijn daarnaast een aantal bossen gesitueerd, die het groene beeld versterken.
Waterpark Veerse Meer ontwikkelt momenteel een deel van de aangekochte aangrenzende agrarische gronden tot een landschapspark. Deze ontwikkeling is geheel in lijn met het groene karakter van Oranjeplaat.
Vliegveld
Aan de oostzijde van Waterpark Veerse Meer grenzend door de Muidenweg ligt Zeeland Airport, een regionaal vliegveld.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het park ontsluit, via de centrale toegangsweg, primair op de Muidenweg. Vervolgens wordt in westelijke richting verder ontsloten via de Oranjepolderseweg en via de Van Cittersweg naar de kern Arnemuiden en naar de A58.
De Muidenweg, Oranjepolderseweg en Van Cittersweg zijn in beheer van het Waterschap Scheldestromen. De wegen zijn gecategoriseerd als 'waterschapswegen type A' (“Wegenbeleidsplan 2011-2020 Waterschap Scheldestromen”) en hebben een ontsluitende functie. Op de Muidenweg geldt, tot aan de overgang in de Oranjepolderseweg, een maximum snelheid van 80 km/uur. Deze weg is ingericht met 1x2 rijtroken. Op de Oranjepolderseweg en Van Cittersweg geldt een snelheidslimiet van 60 km/uur. Beide wegen zijn ingericht als enkele rijloper met kantstroken. De verschillende wegen zijn ingericht conform de richtlijnen uit Duurzaam Veilig. De ontsluiting van het park is goed.
Ontsluiting langzaam verkeer
Ook voor het langzaam verkeer vindt de ontsluiting plaats op de Muidenweg. Deze 80 km/uur-weg is voorzien van een vrijliggende (brom)fietsvoorziening. Langs de Oranjepolderseweg en Van Cittersweg zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig. Gezien de snelheidslimiet van 60 km/uur en de beperkte omvang van de verkeersintensiteit (circa 2.500 mvt/etmaal in de zomermaanden) is dit ook niet noodzakelijk en wordt voldaan aan de inrichtingseisen uit Duurzaam Veilig. Ook de ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed.
Ontsluiting openbaar vervoer
Meest nabijgelegen bushalte ligt aan de Oranjeplaat op circa 600 meter lopen van de centrale toegangsweg. Vanaf hier rijdt een belbus naar het station in Middelburg. Gezien de recreatieve functie van het park en het feit dat veel gasten per auto het park zullen benaderen is een dergelijk ontsluiting met het openbaar vervoer voldoende
Het plan voorziet in de realisatie van 69 recreatiewoningen. In het vigerend bestemmingsplan “Oranjeplaat” was in plaats daarvan de realisatie van 97 chalets mogelijk. Uitgangspunt is dat elke recreatiewoning aan evenveel gasten een slaapplaats biedt als een chalet. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat de parkeerbehoefte door de ontwikkeling niet toeneemt. Het parkeren wordt binnen het plangebied opgelost. Hiervoor is in het vigerende bestemmingsplan reeds ruimte gereserveerd.
De verkeersgeneratie voor vakantiewoningen kan berekend worden op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”, 2012). De verkeersgeneratie per vakantiewoning bedraagt maximaal 2,8 mvt/etmaal (jaargemiddeld). Voor de te realiseren 69 vakantiewoningen leidt dit tot een totale verkeersgeneratie van circa 195 mvt/etmaal. Binnen het vigerend bestemmingsplan Oranjeplaat was de realisatie van 97 chalets reeds juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Voor chalets zijn geen kencijfers voorhanden. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het kencijfer voor vakantiewoningen. Op basis daarvan bedraagt de verkeersgeneratie per chalet maximaal 2,8 mvt/etmaal (jaargemiddeld). Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van 270 mvt/etmaal. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van 69 vakantiewoningen niet leidt tot een toename van de verkeersgeneratie ten opzichte van de ontwikkelingen die reeds binnen het vigerend bestemmingsplan Oranjeplaat mogelijk waren.
De ontsluitingsmogelijkheden voor Waterpark Veerse Meer zijn voor alle modaliteiten goed. De ontwikkeling van 69 vakantiewoningen leidt, vergeleken met de het vigerend bestemmingsplan “Oranjeplaat” niet tot een wijziging in de parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt geheel binnen het plangebied opgevangen. Daarnaast leidt de ontwikkeling niet tot een toename van de verkeersgeneratie ten opzichte van de reeds mogelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
In het vigerend bestemmingsplan 'Oranjeplaat' is binnen het plangebied de realisatie van 97 vakantiechalets mogelijk. De ontwikkeling maakt het mogelijk dat in plaats van deze chalets 69 recreatiewoningen worden gerealiseerd. Recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidsgevoelige functies. Echter dient, op basis van het provinciaal beleid van de provincie Zeeland en op basis van jurisprudentie, de akoestische situatie inzichtelijk gemaakt te worden.
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De ontwikkeling ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Muidenweg. Deze weg heeft op basis van een buitenstedelijke ligging en een 1x2 rijbaanindeling een geluidszone van 250 meter. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB en vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Op basis van artikel 110g uit de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een maximum snelheid tot 70 km/uur geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een hogere maximum snelheid geldt een aftrek van 2 dB. Op de Muidenweg geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Op grond van artikel 3.5 van het reken en meetvoorschrift geluid 2012 mag naast de aftrek artikel 110g voor dit type weg (tijdelijk tot 2018) een extra correctie van 2 dB worden toegepast. Zodoende mag een correctie van 4 dB worden toegepast.
Nieuwe recreatieve functies
Zoals gesteld zijn recreatieve functies in het kader van de Wgh niet aangewezen als geluidsgevoelig. Op basis van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 van de provincie Zeeland dient echter, ten aanzien van nieuwe recreatieve functies, in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van recreatiewoningen binnen de geluidszone van een weg geldt derhalve een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Voor de nieuw te bouwen recreatiewoningen is met Geomilieu versie 2.40 akoestisch onderzoek verricht naar het geluid afkomstig van het verkeer op de Muidenweg. Volgens het verkeersmodel voor Walcheren van Goudappel Coffeng uit 2010 rijden er in 2020 op de Muidenweg 1380 motorvoertuigen per etmaal. Bij een jaarlijkse groei van 2% rijden er in 2024 1492 motorvoertuigen per etmaal. Als uurgemiddelde is 7% voor de dag-, 3% voor de avond en 0,5% voor de nacht aangehouden en de gehanteerde verdeling in voertuigcategorieën is 90% lichte motorvoertuigen, 3% middelzware motorvoertuigen en 2% zware motorvoertuigen.
Verder zijn langs de Muidenweg woningen in de dijk gebouwd. Deze woningen en de dijk vormen een aaneengesloten scherm van minimaal 4 meter hoog. Het wegdek van de Muidenweg bestaat uit dicht asfaltbeton.
Uit de berekeningen blijkt dat ter plaatse van de nieuw te bouwen recreatiewoningen op 5 meter hoogte ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. In bijlage 1 staat een overzichtstekening waarop is aangegeven waar de nieuw te bouwen recreatiewoningen komen.
Zie afbeelding van de geluidcontouren na aftrek van 4 dB op 5 m hoogte.
Figuur 2.1. Geluidcontouren
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor dit aspect wordt verwezen naar paragraaf 2.9.1.
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen.
Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaand daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.
In lijn met de MoMo neemt de gemeente Middelburg voortaan in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan, een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.
Voor het bestemmingsplan Waterpark Veerse Meer wordt in onderstaande paragrafen eerst de inventarisatie en analyse van (gebouwde) monumenten gepresenteerd, vervolgens die van de archeologische waarden en tenslotte van de “overige cultuurhistorische waarden”.
Op basis van de Cultuur Historische waardenkaart Zeeland zijn geen cultuurhistorische elementen binnen het plangebied gesignaleerd. Wel is het Veerse Meer ten noorden van het plangebied aangeduid als aardkundig waardevol gebied. De voormalige zeearm het Veersemeer is waardevol, omdat ondanks menselijke invloeden het gebied nog zeer natuurlijke trekken vertoont. Het Veerse Meer is een uitgestrekt gebied met water, eilanden en oevers.
Het gebied is vergelijkbaar met de Oosterschelde, alleen kleiner van omvang. Tijdens de bewoning van het veengebied in Zeeland door de Romeinen, nam de invloed van de zee toe. De strandwal werd op meerdere plaatsen door de zee doorgebroken, waardoor veel getijdenkreken ontstonden. De kreek die nu de westelijke helft van het Veerse Meer vormt, ontstond al ongeveer 300 jaar na Chr. Het oostelijke deel wordt gevormd door een kreek die ongeveer 1000 jaar na Chr. is ontstaan. Het Veerse Meer is in 1961 door twee dammen van de zee afgesloten.
In het plangebied zijn geen noemenswaardige cultuurhistorische elementen aanwezig. Er zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.
Archeologiebeleid Walcheren
In 2006 hebben de raden van de Walcherse gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen een Walchers archeologiebeleid in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren vastgesteld en besloten tot de oprichting van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). In 2008 werd het beleid geëvalueerd. De daaruit volgende nota vormt niet alleen een actualisering van de nota uit 2006, maar tevens een evaluatie van het Walcherse archeologiebeleid.
De Walcherse gemeenten hebben besloten dat archeologie een werkbaar en doelmatig onderdeel moet worden van de ruimtelijke ordening. Daarom is een archeologiebeleid geformuleerd, waarin de ruimte ontstaat om prioriteiten te stellen en beargumenteerde keuzes te maken op het gebied van archeologie. En verder door een selectiebeleid toe te passen op de archeologische onderwerpen en gebieden die de gemeenten wel en niet wensen te onderzoeken. Zo ontstaat er aan de ene kant een voor alle betrokkenen acceptabele en redelijke regelgeving en aan de andere kant wordt recht gedaan aan het belang van de archeologie.
Op basis van Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren is het plangebied gelegen binnen een zone met een lage tot zeer lage archeologische verwachting. Voor dergelijke gebieden geldt dat wanneer het terrein niet is gelegen binnen een straal van 50 meter rondom een bekende vindplaats, een archeologische verwachtingszone gebaseerd op historische kaarten of een AMK-terrein, er geen beperkingen aanwezig zijn ten aanzien van de planvorming. Omdat in de nabijheid van het plangebied geen bekende vindplaatsen of AMK-terreinen bekend zijn, wordt archeologische onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een (zeer)lage verwachtingswaarde, nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Vanuit archeologisch oogpunt gelden er dan ook geen belemmeringen voor het onderhavige bestemmingsplan.
Tot slot dient te worden opgemerkt dat wie, anders dan bij opgravingen, iets vindt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het van archeologische waarde is, in roerende of onroerende zin, hiervan binnen drie dagen aangifte moet doen.
Ten behoeve van het bestemmingsplan dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor het bestemmingsplan Waterrijk Veerse Meer. Deze wordt ook kortgesloten met het waterschap. Reacties van het waterschap worden vervolgens verwerkt in deze tabel.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied ligt buitendijks en is daarmee buiten het dijkringgebied gelegen. Het hemelwater binnen het plangebied watert daardoor vrij af op het Veerse Meer. Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. De dichtstbijzijnde waterkering is gelegen aan de westzijde van het plangebied op circa 500 meter afstand. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vast-houden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Waterberging voldoet aan de capaciteit om 75 liter per m² verhard oppervlak te kunnen bergen. Rekeninghouden met de gevolgen van klimaat-verandering en de kans op extreme weersituaties. |
De ontwikkeling voorziet in de wijziging van 97 geplande chalets naar 69 recreatiewoningen. Ten gevolge van deze ontwikkeling zal de oppervlakteverharding afnemen. De ruimte die hiermee vrijkomt zal worden gerealiseerd als oppervlaktewater. Ten gevolge van deze ontwikkeling neemt dus zowel het verhard oppervlak af, en neemt het oppervlaktewater, en daarmee de waterberging binnen het plangebied toe. Watercompenserende maatregelen zijn niet aan de orde. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratie-mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het oppompen van grondwater. De ontwikkellocatie beschikt over beperkte tot goede infiltratiemogelijkheden. Daarom is infiltratie goed mogelijk. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden, omdat er geen gebruik gemaakt zal worden van uitlogende (bouw)materialen. Er is tevens geen sprake van bodembedreigende activiteiten. |
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het afvalwater ten gevolge van de ontwikkeling zal afgevoerd worden op de aanwezige gemeentelijke riolering. Het hemelwater zal volledig worden afgekoppeld op het Veerse Meer. Het regenwater afkomstig van het dakoppervlak is schoon en wordt via goten rechtstreeks naar het Veerse Meer afgevoerd. Ten gevolge van het afkoppelen van het regenwater zal de hoeveelheid afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Ritthem beperkt worden. De riolering van de bestaande camping is geregeld via een gemengd stelsel. De capaciteit van dit stelsel is beperkt. Samen met het overige afvalwater van het gebied Oranjeplaat, wordt het afvalwater van de camping via een persleiding naar he rioleringsstelsel van Arnemuiden afgevoerd. Vanuit de kern Arnemuiden wordt het afvalwater via de transportleiding naar de RWZI Ritthem afgevoerd. |
Volksgezondheid
(water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen invloed op de water gerelateerde volksgezondheid. De realisatie van extra oppervlaktewater kan mogelijk een verhoging van het verdrinkingsrisico met zich meebrengen. Door middel van voldoende afscherming en het toepassen van een kindervriendelijke, en –veilige oeverinrichting wordt de kans hierop geminimaliseerd. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De ontwikkellocatie is niet zettingsgevoelig. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Het plangebied staat in open verbinding met het Veerse Meer. Binnen het plangebied is sprake van een zomerpeil van NAP en een winterpeil van NAP-0,20 m. De peilen van grond- en oppervlaktewater worden sterk beïnvloed door de peilen van het Veerse Meer. Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd. Het plan voorziet niet in de realisatie van bebouwing op 5 m of minder van oppervlaktewater. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan niet negatief beïnvloed. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de onderhoudsstroken ten gevolge van het onderhouden van het oppervlaktewater. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Onderhoudswerkzaamheden worden vanaf het water en/of de oevers uitgevoerd, door de beheerder van het waterpark. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
De ontwikkeling vormt geen belemmering voor eigendommen van de waterbeheerder. |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
Dit aspect is opgenomen in de verkeersparagraaf. |
Met het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de waterdoelstellingen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Recreatiewoningen
Bekeken dient te worden of de realisatie van de recreatiewoningen ter vervanging van de eerder geplande chalets en de uitbreiding van de hoofdbebouwing een belemmering vormt voor de omliggende woningen, en of ter plaatse van de nieuwe recreatiewoningen een goed woon- en leefklimaat geborgd kan worden.
De recreatiewoningen worden gerealiseerd ter plaatse van de eerder geplande chalets. Zowel de destijds geplande chalets als de nu te realiseren recreatiewoningen beschikken over milieucategorie 3.1. Beide activiteiten leveren een vergelijkbaar hinderniveau op. De bijbehorende richtafstand bedraagt hierbij 50 meter en het maatgevende aspect is geluid. De dichtstbijzijnde woning is op ruime afstand van het plangebied gelegen en aan de richtafstand van 50 meter wordt dan ook ruimschoots voldaan. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de functie en daarmee de milieuhinder ten opzichte van de huidige situatie niet veranderd. Ten gevolge van de ontwikkeling zal de milieuhinder niet toenemen.
Rondom het plangebied is een aantal andere functies aanwezig, zoals een watersportbedrijf en een opslagbedrijf. Deze bedrijven liggen op voldoende afstand van het waterpark om hinder bij de recreatieverblijven te voorkomen.
Vliegveld Midden Zeeland
Ruimtelijke visie
Op 15 mei 2014 is het luchthavenbesluit met de bijbehorende ruimtelijke visie in werking getreden. De luchthaven Midden-Zeeland behoort tot die burgerluchthavens waarvoor het volgens de gewijzigde Wet luchtvaart noodzakelijk is dat er een zogenaamd luchthavenbesluit geldt (artikel 8.1a, derde lid, van de Wet luchtvaart). In een luchthavenbesluit moeten het luchtvaartgebied (luchthaven met landingsbanen) en het beperkingengebied worden vastgesteld. Deze mogen elkaar niet overlappen. Binnen het beperkingengebied gelden ruimtelijke beperkingen, gelet op de geluidsbelasting, de externe veiligheid. In het Besluit burgerluchthavens worden hierover nadere regels gesteld. Zo is er de verplichting om contouren voor geluidsbelasting (70 dB(A) Lden , 56 dB(A) Lden en 48 dB(A) Lden contour) en voor het plaatsgebonden risico (10-5 en 10-6 contour) te berekenen. Binnen de 56 dB(A) Lden en de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren (hierna afgekort PR) geldt op grond van het Besluit burgerluchthavens een bepaald ruimtelijk regime. Provinciale staten moeten zich bij de vaststelling van een beperkingengebied baseren op dit regime. Het staat provincies echter vrij om naast het beperkingengebied dat op grond van het Besluit burgerluchthavens in een luchthavenbesluit voor een bepaalde luchthaven moet worden vastgesteld, een groter gebied met ruimtelijke beperkingen uit het oogpunt van geluid of externe veiligheid vast te stellen. In dat ruimere gebied kunnen provincies een naar eigen inzicht te bepalen ruimtelijk beleid voeren. In het Besluit burgerluchthavens wordt voor het gebied gelegen tussen de 56 dB(A) Lden en de 48 dB(A) Lden geluidcontour geen specifiek ruimtelijk regime voorgeschreven. Provinciale staten zijn echter wel verplicht om bij de vaststelling van een luchthavenbesluit een integrale afweging te maken over de ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied in relatie tot het (toekomstig) gebruik van de luchthaven (artikel 19 van het Besluit burgerluchthavens). Hierbij speelt tevens de overeenkomst een rol, dat in 2001 tussen de luchthaven Midden-Zeeland en de provincie Zeeland tot stand is gekomen. Om een goede afweging te kunnen maken over de omvang van het beperkingengebied rondom luchthaven Midden-Zeeland is het nodig een ruimtelijke visie op te stellen.
De ruimtelijke visie heeft tot doel "de ruimtelijke onderbouwing weer te geven voor het in het luchthavenbesluit op te nemen beperkingengebied".
De externe veiligheid- en geluidcontouren bepalen de minimaal noodzakelijke grootte van het beperkingengebied. De oude 47 Bkl (Belasting kleine luchtvaart) geluidszone is bij het inwerking treden van de door de minister opgestelde Omzettingsregeling omgezet in een beperkingengebied. De provincie stelt in het lucht-havenbesluit het definitieve beperkingengebied vast. De ruimtelijke visie is de onderbouwing voor de (uiteindelijke) grootte van het beperkingengebied.
De nadruk ligt bij deze visie op de ontwikkelingen in het gebied rond luchthaven Midden-Zeeland met betrekking tot het Veerse Meer, bebouwing en recreatie.
Beperkingengebied
Als beperkingengebied is de oude 47 Bkl geluidscontour gekozen. Deze contour is de groene lijn op bijgevoegde kaart.
Figuur 2.2. Beperkingengebied, geluid- en veiligheidscontour luchthaven Midden-Zeeland
De planologische mogelijkheden binnen het geldende beperkingengebied blijven ongewijzigd ten opzichte van deze vigerende bestemmingsplannen, onherroepelijke vergunningen en vrijstellingsbesluiten.
In de ruimtelijke visie wordt de hotspot Oranjeplaat en Waterpark Veerse Meer nader beschreven.
Recreatieve hotspots
Op de Recreatiekansenkaart (Kaart 3, Omgevingsplan 2012-2018) zijn hotspots aangewezen waar ruimte wordt geboden voor kansrijke recreatieve ontwikkelingen. Binnen het beperkingengebied is het gebied Oranjeplaat als hotspot aangewezen, waarbij met name de ontwikkeling van een hotel en een jachthaven als kansrijk wordt gezien. Daarnaast is het Veerse meer als kustzone aangeduid. Dit betekent dat er gestreefd wordt naar kwaliteitsverbetering van het bestaande recreatieve aanbod.
De realisatie van hotel, jachthaven en kwaliteitsverbeteringplan Waterpark Veerse Meer zijn inmiddels planologisch mogelijk gemaakt.
Binnen het beperkingengebied blijft kwaliteitsverbetering van verblijfsrecreatieterreinen, die ten tijde van de vaststelling van het Luchthavenbesluit planologisch zijn geregeld, mogelijk. Deze terreinen worden immers als een bestaande situatie beschouwd en kunnen zich binnen de bestaande grenzen van het recreatieterrein ontwikkelen. Een ruimtelijke uitbreiding van het recreatieterrein binnen het beperkingengebied is niet mogelijk, omdat dit indruist tegen het uitgangspunt dat dit beperkingengebied een ruimtelijke buffer moet vormen tussen vliegveld en gevoelige functies (zie Beschermen gevoelige functies, Omgevingsplan 2012-1018, p.57).
De nieuwe ontwikkeling van Waterpark Veerse Meer past binnen de ruimtelijke visie.
Toetsingskader
De algemene doelstelling van het Rijk is dat in 2030 alle ernstige verontreinigingen van de (water)bodem zijn gesaneerd en/of onder controle zijn. Om kansen te benutten en problemen te voorkomen, is het van belang dat er bij (ver)bouw en ontwikkelingen tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. Hiervoor wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten hiervan worden getoetst aan de regels die gesteld zijn in de Wet bodembescherming (Wbb). Op basis van deze wet en circulaires aangaande milieukwaliteitsnormen voor (water)bodems, wordt bepaald of maatregelen (in de vorm van beheer of bodemsanering) noodzakelijk zijn. De uiteindelijke bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de beoogde functie.
Onderzoek
Volgens de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Middelburg voldoet de zone Oranjeplaat, het gedeelte aan de Muidenweg, met ongecorrigeerde waarden aan de Achtergrondwaarde (AW). Onderzoeken vanuit BIS locaties vermelden dat over het algemeen de bodem tot licht verontreinigd is voor een aantal zware metalen.
Conclusie
De beoogde bouwlocaties van deze recreatiewoningen zijn in het kader van de vrijstellingsprocedure voor de herontwikkeling van Waterpark Veere Meer reeds onderzocht en geschikt bevonden voor het beoogde gebruik. Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan bovendien geconcludeerd worden dat de bovengrond/ leeflaag minimaal aan de functieklasse Wonen voldoet. Hierdoor is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een leiding die dient voor het lozen van polderwater op het Veerse Meer. Buiten genoemde leiding zijn er in en in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken of hoogspanningsverbindingen aanwezig waarmee in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. Voor dit aspect bestaan verder geen belemmeringen voor de in het plangebied aanwezige functies.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 31 juli 2012 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Binnen Waterpark Veerse meer zal de propaantank van 8 m3 vervangen worden door twee tanks met een inhoud van 13 m3. Deze tanks zullen tevens op een andere locatie worden geplaatst. Doordat de tanks een inhoud hebben van 13 m3 vallen deze niet onder het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (hierna: Bevi). Het uitvoeren van een kwantitatieve risicoanalyse (hierna: QRA) is hierdoor niet verplicht. Dit besluit is pas van toepassing bij tanks met een inhoud van meer dan 13 m3. Doordat de tanks komen te liggen in de nabijheid van de risicocontour van Vliegveld Midden Zeeland is toch besloten om een QRA, waarbij het plaatsgebonden risico wordt berekend, uit te laten voeren om zo een goede afweging te kunnen maken over aanvaardbaarheid van het risico. In de berekening is een extra faalkans (neerstortende vliegtuigen) aan de scenario's voor de reservoirs en de tankauto toegevoegd. In de onderstaande afbeelding zijn de berekende contouren van het plaatsgebonden risico te zien uit het onderzoek welke is uitgevoerd door Arcadis (Memo + bijlage, Arcadis Nederland B.V., 12 juni 2014, projectnummer C05012.000026)
Figuur 2.3. Plaatsgebonden risicocontouren.
Voor het Bevi is vooral de 10-6 contour van belang. Zie de rode contour in figuur 2.3. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Binnen de 10-6 contour liggen geen kwetsbare objecten. Hierbinnen ligt alleen een klein gedeelte van een weg, een gedeelte bos en een stukje water. Binnen de 10-6 contour zullen gezien vorenstaande ook niet tot nauwelijks mensen aanwezig zijn. Heel de contour valt over het terrein van de inrichting. Het terrein buiten de 10-6 contour is bedoeld voor het gebruik door recreanten welke op het park (gasten Waterpark) aanwezig zijn. Hier ligt o.a. een sportveld en een kinderboerderij. Dit terrein zal ook niet door grote groepen mensen worden gebruikt. Tevens is het mogelijk om te vluchten van de risicobron af.
Wat betreft Vliegveld Midden Zeeland is er niets veranderd in het vliegcircuit en in het aantal en het soort vliegtuigen/helikopters welke er mogen vliegen. De propaantanks en de risicocontour van de tanks (10-6 contour) liggen niet binnen de risicocontour van het vliegveld en niet binnen de voorkeurs-vliegroute. De nieuwe locatie en de grotere tanks hebben tevens de volgende voordelen.
In plaats van 24 keer per jaar zal er maar maximaal 10 keer per jaar een tankwagen komen voor de bevoorrading. Dit betekent een afname van het risico in dezen. Door de verplaatsing van de tanks vallen er ook geen recreatiewoningen en andere gebouwen meer binnen de risicocontouren.
Kerncentrale Borssele
Aan de Zeedijk 32 in Borssele is een kerncentrale gesitueerd, waar productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water plaatsvindt. De afstand van het plangebied tot de kerncentrale bedraagt circa 9 kilometer. Voor de kerncentrale van Borssele zijn veiligheidsmaatregelen getroffen mocht zich onverhoopt een ongeval voordoen. Het gebied om de plaats van het ongeval is in drie zones ingedeeld; elke zone heeft een eigen maatregel. Dit betekent bijvoorbeeld voor de kerncentrale in Borssele: evacuatie tot op 5 kilometer van de kerncentrale; slikken van jodiumtabletten tot op 10 kilometer en schuilen tot op 20 kilometer. Omdat de afstand van het plangebied tot de kerncentrale circa 9 kilometer bedraagt is het plangebied binnen de zone gelegen waarin wordt geadviseerd jodiumtabletten te slikken, mocht zich onverhoopt een ongeval voordoen. Aanvullend hierop wordt aan initiatiefnemer meegegeven om in een calamiteitenplan neer te leggen dat in een dergelijke situatie alle personen moeten gaan schuilen in gebouwen, daarvan de ramen en deuren te sluiten en de mechanische ventilatie uit te schakelen. De kerncentrale vormt overigens geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Kloosterboer VOF
Op het terrein van deze inrichting, een groothandel in voedings- en genotmiddelen, bevinden zich meerdere risicobronnen. Het grootste invloedsgebied bedraagt 6,5 kilometer. Het plangebied is gelegen in dit invloedgebied. Bij de berekening van deze afstand is echter uitgegaan van een worstcasescenario (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). In het bestemmingsplan wordt het invloedsgebied van Kloosterboer VOF beschreven als worstcasescenario. Doordat het plangebied (beperkt) kwetsbare objecten bevat en in het invloedsgebied ligt is een beperkte verantwoording in het bestemmingsplan verplicht volgens de beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland. Het bestemmingsplan heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter. Gezien de afstand tot de risicobron en de toename van het aantal personen ten opzichte van de vigerende situatie zal het plan niet leiden tot een toename van het groepsrisico. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid (gemeente Middelburg, april 2011) is aangesloten bij het beleid van de provincie Zeeland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Omdat het plangebied slechts voor een beperkt gedeelte binnen het invloedsgebied is gelegen en bovendien op ruim 4.000 meter afstand, is vast te stellen dat de (beperkt) kwetsbare bebouwing in het plangebied niet zal bijdragen aan het groepsrisico. Vanuit de inrichting Kloosterboer VOF gelden geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving is er geen sprake van het vervoer van gevaarlijke over het land of door buisleidingen. Ten zuiden van het plangebied op meer dan 500 meter worden echter wel gevaarlijke stoffen getransporteerd over de rijksweg. De afstand van de transportroute tot aan het plangebied is echter meer dan 500 meter. Dit in combinatie met het feit dat de ontwikkeling zorgt voor een afname van het aantal personen binnen het plangebied zorgt ervoor dat er geen nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk geacht wordt.
Conclusie
De verplaatsing van de propaantanks levert geen onaanvaardbare risico's op.
Toetsingskader
Wet Milieubeheer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2.1 weergegeven.
Tabel 2.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Wet milieubeheer
Naar aanleiding van de voorgenomen planologische wijzigingen is sprake van een verkeersafname. Hierdoor zal de ontwikkeling in niet betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit ter plaatse.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 2.1. Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 25,7 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 19,8 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 8 dagen. In afbeelding 2.4 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.
Figuur 2.4: Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de beoogde ontwikkeling het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een deels nog in aanleg zijnde recreatieterrein, met braakliggende gronden, bos, water en bebouwing.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in enkele wijzigingen ten opzichte van het vigerende plan. Er worden 69 recreatiewoningen gerealiseerd in plaats van 97 chalets, het hoofdgebouw wordt uitgebreid, de bouwvlakken van de bedrijfswoningen worden vergroot en de propaantanks worden verwijderd en verplaatst. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Normstelling
Omgevingsplan Zeeland
De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Dit plan wordt jaarlijks geactualiseerd.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Lemmerplaat maakt deel uit van de EHS. Het Veerse Meer is Natura 2000-gebied. Het gebied is als zodanig aangewezen voor de bescherming van verschillende soorten vogels (zowel broedvogels als niet-broedvogels). Het gebied is niet aangewezen voor de bescherming van habitattypen.
Figuur 2.5. Ligging plangebied (rood kader) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geoweb provincie Zeeland)
De ontwikkeling van 69 recreatiewoningen is kleiner van omvang dan de 97 chalets die volgens het vigerende bestemmingsplan gerealiseerd zouden worden. Daarnaast worden enkele kleine ontwikkelingen voorzien zoals het vergroten van het hoofdgebouw, vergroten van bouwvlakken van de bedrijfswoningen en het verplaatsen van propaantanks. In het kader van eerdere ontwikkelingen in het plangebied, waaronder de ontwikkeling van Hotel Oranjeplaat, de gehele uitbreiding van de camping en de aanleg van landschapspark de Waterpark Veerse Meer, is een Habitattoets uitgevoerd. De verschillende ontwikkelingen bleken niet significant van invloed te zijn op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer' als zodanig is aangewezen. Gezien het feit dat het onderhavige bestemmingsplan minder nieuwe recreatie eenheden mogelijk maakt binnen de bestaande grenzen van het vakantiepark, op een locatie waar reeds de realisatie van chalets was voorzien, wordt op voorhand uitgesloten dat (negatieve) effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer' als zodanig is aangewezen.
Het plan maakt ook geen nieuwe ruimtelijke ingrepen mogelijk, waardoor de wezenlijke kenmerken en/of waarden van de EHS kunnen worden aangetast.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Voor de soortbescherming is gebruik gemaakt van het bureauonderzoek dat voor het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat is uitgevoerd.
Voor de voorgenomen werkzaamheden zijn geen onderzoeken noodzakelijk. In het verleden is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat ter plaatse zich geen beschermde soorten bevinden. Wel dient er rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk.
Beleid
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte (2004). De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.
In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het plangebied geformuleerd.
Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).
Toetsingskader en conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR van toepassing die geregeld moeten worden.
Beleid
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.
Toetsingskader en conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het Barro van toepassing die geregeld moeten worden.
Toetsingskader
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
Verblijfsrecreatie
De provincie maakt toekomstgerichte verblijfsrecreatieve ontwikkelingen mogelijk op locaties die economisch en landschappelijk wenselijk en goed bereikbaar zijn. Ook streeft de provincie naar kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve product. De provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten en biedt daarbij mogelijkheden voor maatwerk.
Recreatiekansenkaart: ontwikkelingszone
De recreatiekansenkaart vormt de onderlegger voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland. Waterpark Veerse Meer ligt in een ontwikkelingslocatie.
Binnen de regionale ontwikkelingszone voor deze bedrijven geldt dat ze dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden als voor de bestaande bedrijven in de kustzone krijgen.
Verevening
In het omgevingsplan 2012-2018 is het vereveningsprincipe opgenomen. Als initiatiefnemers gebruik maken van de ontwikkelingsruimte in het landelijk gebied dient tevens een investering plaats te vinden in de omgevingskwaliteit ter compensatie van het verlies aan ecologisch kapitaal. In dit bestemmingsplan wordt geen nieuw gebied in ontwikkeling genomen maar worden wijzigingen doorgevoerd in een gebied wat al in ontwikkeling was genomen en waarvoor reeds verevening is toegepast. Op grond van de handreiking verevening 2012-2018 zou bij de omzetting van 97 chalets naar 69 recreatiewoningen de vereveningsbijdrage circa € 20.000,-- hoger uitvallen. De eerder afgesproken verevening (de inrichting van een landschapspark aan de oostzijde van het plangebied) is echter dermate royaal dat voor de aanpassing die nu mogelijk wordt gemaakt geen nieuwe vereveningsafspraak noodzakelijk is.
Recreatiewoningen
Bedrijfsmatige exploitatie
Aan de realisatie van nieuwe recreatiewoningen met een verblijfsrecreatieve bestemming zijn specifieke voorwaarden gekoppeld, waaronder de volgende.
Op deze manier wordt het beschikbare recreatieve verhuuraanbod ook daadwerkelijk in de markt gezet, blijft de verhuur gebundeld bij één aanbieder en kan een kwalitatief beter verhuurproduct worden gewaarborgd. Het is niet verplicht de recreatiewoningen ook daadwerkelijk jaarrond voor verhuur aan te bieden.
Voorkomen van permanente bewoning
Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. In artikel 2.5 van de PRV wordt de regeling voor permanente bewoning van recreatiewoningen van toepassing verklaard op nieuwe recreatieterreinen.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling vindt plaats binnen een ontwikkelingslocatie. Het geheel zal bedrijfsmatig geexploiteerd worden. De bedrijfsmatige exploitatie is ook geregeld in de juridische regeling evenals het niet toestaan van permanente bewoning. Daarnaast worden in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken gemaakt ten aanzien van de centrale bedrijfsmatige exploitatie. Deze overeenkomst bevat afspraken over duurzaam beheer en onderhoud van het park en de centrale voorzieningen en de verhuur van recreatiewoningen. De ontwikkeling voldoet dan ook aan het provinciale beleid.
Voor het verplaatsen van de propaan-tank en het vergroten van de bouwvlakken van de bedrijfswoningen is geen specifiek beleid opgenomen.
Toetsingskader
De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030.
Op het gebied van toerisme en recreatie zet de gemeente Middelburg onder meer in op uitbreiding van het areaal aan dagrecreatie/dagarrangementen (Veerse Meer), het stimuleren van ontwikkelingen, die het nautisch maritieme karakter en toerisme versterken en het uitbreiden van het aantal hotelaccommodaties.
Naast het stimuleren van de toeristisch-recreatieve sector, verleent de gemeente medewerking aan het
versterken en beschermen van natuurwaarden.
Onderzoek en conclusie
De kwaliteitsatlas doet geen specifieke uitspraken met betrekking tot het plangebied. In 2008 heeft de gemeente Middelburg besloten om mee te werken aan de herontwikkeling van Waterpark Veerse Meer. De voorliggende aanpassingen van de invulling van het park zijn ondergeschikt van aard en ruimtelijke acceptabel.
Toetsingskader
De gemeente Middelburg heeft in de raadsvergadering van 16 april 2012 het bestaande beleid inzake de permanente bewoning van recreatiewoningen in de gemeente voort te zetten. Daarbij zijn duidelijke randvoorwaarden gesteld voor eventuele nieuwe projecten op het gebied van recreatiewoningen:
Personen die zich in het GBA inschrijven op het adres van een recreatiewoning, worden er schriftelijk op geattendeerd dat men zich heeft laten inschrijven in een recreatiewoning, maar dat het gebruik van de woning als hoofdwoonverblijf (permanente woning) op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.
Gebleken is dat het opnemen in het bestemmingsplan van de bepaling van maximaal 13 weken per jaar voor eigen gebruik tot problemen leidt bij de uitvoerbaarheid van het plan. Een dergelijke bepaling blijkt een barriere voor kopers te vormen en blijkt tevens voor banken reden om geen financiering te verstrekken. Bij andere ontwikkelingen in de regio wordt een dergelijke eis niet gesteld waardoor een ongelijk speelveld ontstaat. Dit terwijl in verreweg de meeste gevallen kopers uiteindelijk wel kiezen voor verhuur omdat dit allerlei financiële voordelen biedt. Ook voor de exploitatie van de centrale voorzieningen in het waterpark is voldoende verhuur noodzakelijk. Om deze reden is er voor gekozen om de bepaling van maximaal 13 weken per jaar voor eigen gebruik niet meer in het bestemmingsplan op te nemen maar deze te vervangen door een bepaling op het niveau van het park als totaal waarbij jaarrond tenminste 60% van de totale capaciteit aan recreatiewoningen beschikbaar moet zijn voor verhuur. Dit wordt tevens vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Op deze manier wordt het beschikbaar komen van voldoende huuraanbod afdoende geregeld.
Onderzoek en conclusie
De woningen/chalets binnen het plangebied hebben de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' gekregen waarbinnen permanente bewoning is uitgesloten. Om voldoende verhuur te waarborgen is opgenomen dat jaarrond tenminste 60% van het totaal aantal recreatiewoningen beschikbaar moet zijn voor verhuur.
De gemeente Middelburg heeft een eigen welstandsnota vastgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente het belang van een aantrekkelijk gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het ontwikkelen van een zowel intern als extern samenhangend stelsel van beleidsregels voor de welstandsadvisering zet de gemeente haar visie op het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de rol van de welstandszorg daarin uiteen. Het hebben van een dergelijk stelsel van regels beoogt de bouwende burger vooraf informatie en inzicht te verschaffen over de wijze waarop de welstandscommissie zijn bouwplan zal adviseren. De criteria die bij deze advisering een rol spelen worden met deze nota meer geobjectiveerd en gemotiveerd.
In de welstandsnota worden verschillende gebieden onderscheiden, die allemaal afzonderlijk over een kenmerkende beeldkwaliteit beschikken. Per deelgebied zijn er specifieke ‘gebiedscriteria’ opgesteld. Deze gebiedsgerichte criteria bestaan uit een beschrijving van de beeldkarakteristiek van de verschillende gebieden in de gemeente, een waardebepaling daarvan en, daaraan gekoppeld, een vaststelling van het welstandsniveau. Het plangebied valt in de categorie ‘Buitengebied’ (G5).
Conclusie
Het nieuwe plan past binnen de welstandsnota en over het plan is tevens door het gemeentelijk Kwaliteitsteam positief geadviseerd (13 september 2013).
Waterpark Veerse Meer is voortvarend bezig het recreatieterrein te ontwikkelen. Door gewijzigd inzicht en marktomstandigheden is het wenselijk de volgende wijzigingen door te voeren in het plan (zie figuur 4.1.).
Het totaal aantal eenheden op het park wordt dus met 28 eenheden verlaagd.
Figuur 4.1. Nieuwe inrichtingstekening (bron: Van der Giesen architecten)
In bijlage 1 is een grotere versie van de inrichtingstekening opgenomen. In de volgende paragrafen worden de wijzigingen toegelicht.
Voor de overige delen van het plangebied geldt dat hier geen wijzigingen gelden ten opzichte van het bestemmingsplan Oranjeplaat.
Waterpark Veerse Meer moet straks een recreatieterrein zijn waar het thema 'water' daadwerkelijk wordt ervaren. De eigenaar van het recreatieterrein wil dat het thema 'water' nog meer wordt beleefd op het terrein. Daarnaast is de recreatiemarkt sterk in ontwikkeling. De recreant vraagt steeds meer om luxe en wil dan ook de traditionele kampeermarkt, kamperen in tenten en (sta)caravans, verlaten.
De eigenaar van het recreatieterrein is dan ook voornemens om de beoogde 97 chalets op het kampeerterrein niet te plaatsen maar hiervoor in de plaats 69 recreatiewoningen te realiseren.
De locatie hiervan is aangegeven met de letter A in figuur 4.1. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen maximaal respectievelijk 4 en 8 meter.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat zijn 765 chalets, stacaravans of andere accommodatievormen toegestaan. Het aantal recreatiewoningen bedraagt maximaal 111. Het aantal recreatiewoningen is per locatie specifiek geregeld op het terrein.
In voorliggend bestemmingsplan is geregeld dat ten hoogste 668 chalets, stacaravans of andere accommodatievormen zijn toegestaan. Het maximaal aantal recreatiewoningen bedraagt 180. Het aantal toeristische standplaatsen is en blijft conform het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat ten hoogste 241. Hiermee wordt het totale aantal toegestane eenheden op het park dus verlaagd met 28 eenheden.
Centraal op het terrein is het voorzieningengebouw beoogd. Het gebouw blijkt in de toekomst toch te klein te zijn voor het beoogd aantal voorzieningen. Uitbreiding van het toekomstige gebouw is gewenst om een groter zwembad (met peuterbad) mogelijk te maken. De uitbreiding vindt aan de noordzijde van het gebouw plaats en is aangegeven met de letter B in figuur4.1.
De goot- en bouwhoogte van de uitbreiding sluiten aan op de beoogde gebouwhoogte aan deze zijde en bedragen maximaal 10 en 12,5 meter.
Op het terrein zijn twee bedrijfswoningen beoogd. Op basis van het vigerende bestemmingsplan Oranjeplaat zijn de bouwvlakken waar de bedrijfswoningen zijn beoogd zeer eng bestemd. Voor meer flexibiliteit en het mogelijk maken van een erf zijn de bouwvlakken in voorliggend bestemmingsplan vergroot. De maatvoering voor de bedrijfswoningen blijven hetzelfde als in het bestemmingsplan Oranjeplaat. Namelijk een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter, een maximale inhoud van 750 m³ en een bijgebouw van ten hoogste 50 m².
De bouwvlakken van de bedrijfswoningen zijn aangegeven met de letter C in figuur 4.1.
De propaantanks nabij de oude entree worden verplaatst naar de rand van het recreatieterrein. De locatie is aangegeven met de letter D in figuur 4.1. Het betreft 2 propaantanks met een maximale inhoud van 13 m³. De nieuwe tanks hebben een grotere inhoud dan de huidige, hierdoor is het mogelijk dat er minder vaak gevuld wordt. In de huidige situatie is dit namelijk circa 24 keer per jaar en met de nieuwe tanks circa 10 keer per jaar.
Binnen de veiligheidszone van de tanks geldt dat voor propaan kwetsbare objecten, zoals bedoeld in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (voor lpg) en het Activiteitenbesluit (voor propaan), niet zijn toegestaan. Dit is ook zodanig geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Karakter bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is toegespitst op een bepaald bouwplan.
Opzet verbeelding
De verbeelding bestaat uit het volledige Waterpark en heeft dus ook betrekking op gebieden waar geen wijzigingen aan de orde zijn. Hiervoor is gekozen om een logische begrenzing te creëren en toetsing aan het bestemmingsplan eenvoudiger te maken. De verbeelding bestaat uit de bestemmingen: 'Groen', 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' en 'Verkeer'. De precieze verkaveling is niet vastgelegd waardoor – afhankelijk van de behoefte – geschoven kan worden met de grootte van de kavels. De beperkingen voor het bouwen zijn weergegeven door maatvoeringsaanduidingen. Het maximale aantal woningen is tevens vastgelegd op de verbeelding.
Opzet planregels
Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:
Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.
In beginsel is aansluiting gezocht bij de bestemmingen en regels zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Oranjeplaat (2013). Voor een deel zijn deze regels ook ongewijzigd overgenomen.
De begrippen zijn overeenkomstig het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Middelburg.
De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn, conform de SVBP2012, onveranderd overgenomen.
De bestemming Bos voor het landschapspark behorende bij Waterpark Veerse Meer. Binnen deze bestemming is extensieve dagrecreatie toegestaan. Bovendien zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - 1’ sportvoorzieningen en een kinderboerderij toegestaan.
Binnen deze bestemming is het slechts toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen. Een uitzondering hierop vormen de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – 1’, ter plaatse zijn tevens dierenverblijven en sportvelden met bijbehorende lichtmasten toegestaan. Daarnaast is voor het uitvoeren van een groot aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden benodigd.
In het plangebied is tevens een aanduiding opgenomen voor de twee nieuwe propaantanks. Deze twee propaantanks mogen ter plaatse worden gerealiseerd.
In hoofdzaak is binnen het plangebied de bestemming Groen alleen opgenomen voor de belangrijkste
(groen)structuurbepalende elementen en voor groenstroken van enige omvang en ruimtelijke betekenis in gebied, waaronder een deel van het landschapspark. Het strand aan de zuidzijde van het eiland in het nieuwe landschapspark heeft een specifieke aanduiding gekregen. Hetzelfde geldt voor de strook groen ten zuiden van de Oranjeplaatweg, teneinde extensief dagrecreatief gebruik expliciet mogelijk te maken.
Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie
Binnen deze bestemming zijn kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen toegestaan, met de bijbehorende parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen. Op de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. In afwijking daarvan is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 12’ een openbare sanitaire voorziening toegestaan. Tevens is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 11’ een voorzieningencomplex toegestaan, dat onder meer voorziet in een receptie, overdekt zwembad, sauna en wellness, restaurant, bowlingcentrum, detailhandel, supermarkt en een overdekte speelvoorziening. In het voorliggende bestemmingsplan is de bebouwingsoppervlakte van het voorzieningencomplex vergroot ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Ten behoeve van het voorzieningencomplex is een bouwvlak opgenomen, dat zodanig is gepositioneerd, dat het niet binnen de veiligheidscontour van de luchthaven valt.
Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3
Voor Waterpark Veerse Meer is de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn is verblijfsrecreatie in de vorm van chalets, stacaravans en andere accommodatievormen toegestaan. Het aantal chalets, stacaravans of andere accommodatievormen bedraagt ten hoogste 668. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ en ‘recreatiewoning’ mede bestemd voor respectievelijk kamperen en recreatiewoningen. Op het 'kampeerterrein' zijn ten hoogste 241 toeristische standplaatsen toegestaan. Tot slot zijn in de bestemming tevens twee bedrijfswoningen, een receptiegebouw en een sanitairgebouw toegestaan.
Gebouwen waaronder recreatiewoningen dienen binnen het bouwvlak gepositioneerd te worden. Voor de nieuwe recreatiewoningen zijn ruime bouwvlakken opgenomen waarbinnen de recreatiewoningen kunnen worden gebouwd. In de verbeelding zijn diverse maatvoeringen aangegeven, alsmede een maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij de verhouding vaste/toeristische standplaatsen op het kampeerterrein minimaal 30/70 dient te bedragen. Daarnaast is expliciet geregeld dat permanente bewoning van recreatiewoningen niet is toegestaan.
De nieuwe toegangsweg tot het recreatieterrein is als zodanig bestemd. Voor het parkeerterrein nabij het voorzieningencentrum is een aanduiding ‘parkeren’ opgenomen, alsmede voor het parkeerterrein direct grenzend aan het kampeerterrein.
De bestemming Water beslaat een vrij groot deel van het plangebied. Algemene doeleinden van deze bestemming houden verband met het belang van behoud van doorstroming van waterlopen en van voldoende waterbergingscapaciteit.
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is verplicht voorgeschreven in het Bro en als zodanig onverkort overgenomen.
Artikel 10 Algemene bouwregels
Deze bepaling maakt kleine overschrijdingen voor ondergeschikte bouwdelen mogelijk.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Voor de luchtverkeerszone en de hoogteaanduiding ten behoeve van Zeeland Airport zijn bepalingen opgenomen. Tevens zijn bepalingen opgenomen voor de veiligheid rondom propaantanks.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor het afwijken van maten met 10%. Hiermee wordt voorkomen dat voor marginale afwijkingen een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
In lid 1 is een algemene flexibiliteitsregels opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Overigens geldt ook hier dat deze regels als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. Daar waar in de regels een specifieke regeling is getroffen voor het vergroten van bestemmingsvlakken, bouwvlakken, kan geen gebruik worden gemaakt van deze algemene regel
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit is (artikel 6.2.3. t/m 6.2.5. Bro) rechtstreeks bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt. Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal verplicht bij het vervaardigen van het wijzigingsplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (door een overeenkomst te sluiten met alle betreffende grondeigenaren in het gebied waar bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt of door volledig gemeentelijk grondeigendom).
De gemeente heeft met de ontwikkelaar van Waterpark Veerse Meer een anterieure overeenkomst gesloten over eventuele planschade. Het verhaal van eventuele kosten voor de gemeente vindt plaats via de verrekening van de grondprijs. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook gewaarborgd.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Met de wettelijke overlegpartners is afgesproken dat het vooroverleg kan worden overgeslagen. Hierdoor is ervoor gekozen om direct een ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen.