direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Noordweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPNOW-OH99

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages en bergplaatsen;
  • c. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvlak:
      • a. gebouwen;
      • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvlak:
      • a. bijgebouwen;
      • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "garage":
      • a. garageboxen;
  • b. als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tma': ten minste twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' tenminste 1 m;
    • 2. ter plaatse van gronden zonder aanduiding of met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tma ', tenzij de hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, tenminste 1 m.
  • d. de breedte van een woning bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tma ' ten hoogste 10 m;
    • 2. ter plaatse van gronden zonder aanduiding of met de aanduiding 'vrijstaand' ten hoogste 20 m;
  • e. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan zoals bestaand;
  • f. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' en de gronden buiten het bouwvlak op hetzelfde bouwperceel, bedraagt de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m;
  • g. van een bijgebouw ligt de voorgevel ten minste 3 m naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g. bedraagt de afstand tussen de voorgevel van een bijgebouw dat als garage wordt gebouwd en de perceelsgrens ten minste 5 m;
  • i. per bouwperceel zijn buiten het bouwvlak niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag uitsluitend een bijgebouw worden gebouwd;
  • k. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn, wordt de oppervlakte van bestaande gebouwen niet uitgebreid.

10.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  • a. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goothoogte;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goot- en bouwhoogte van garages bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goot- en/ of bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding -1" uitsluitend aanbouwen met een bouwhoogte van 7,5 meter;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen niet genoemd onder c en d, niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • h. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. per bouwperceel mag buiten het bouwvlak ten hoogste 40% worden bebouwd met aan- uit en bijgebouwen tot ten hoogste 40 m²;
  • j. in aanvulling op het bepaalde onder i. geldt voor een bouwperceel met de bestemming Wonen dat aan de achterzijde grenst aan de bestemming Tuin het volgende: voor de berekening van het percentage mag de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak worden vergroot met de oppervlakte van de bijbehorende gronden met de bestemming Tuin;
  • k. indien een gebied met de bestemming Wonen buiten het bouwvlak behoort bij meer dan één woning mag van dat gebied niet meer dan 40 % worden bebouwd met aan- uit of bijgebouwen, met ten hoogste 40 m² per woning;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder i. en k. is een bebouwingspercentage van 50 % tot ten hoogste 20 m² toegestaan indien de toelaatbare bebouwing minder zou bedragen dan 20 m².

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goot(-of boeibord)hoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.

10.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen, zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afstand voorgevel van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 sub g en sub h teneinde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. verlening van de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 10.2.2. sub b., g., h. en i genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. verlening van de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te worden dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4.2 Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 sub i, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken mag worden verleend om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
    • 2. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • b. bevoegdheid tot afwijken wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4.3 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 sub c en sub e inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. verlening van bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden met de bestemming wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden logies met ontbijt, voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief bijgebouwen ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten of aan-huis-gebonden logies met ontbijt in gebruik zal zijn;
    • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt.