direct naar inhoud van Regels
Plan: Mortiere fase 13
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMORF13-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Mortiere fase 13' van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0687.BPMORF13-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Mortiere fase 13.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 ander bouwwerk

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

een nevenactiviteit in bestaande woon- en slaapvertrekken in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.11 bedrijf aan huis

een bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebben op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bedrijven met showroom

bedrijven met een showroom voor detailhandel in keukens, sanitair, serres, kozijnen, dakkapellen, veranda's, zonweringen gecombineerd met het bedrijfsmatig plaatsen en/of installeren van deze goederen.

1.15 beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel en bedrijven die milieuplichtig zijn.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bruingoed

geluids- en beeldelektronica, zoals televisies, dvd-spelers, radio's en dergelijke alsmede ondergeschikte verkoop van daarmee samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen en materialen.

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.

1.32 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, fysiopraktijk, belwinkels, internetcafé, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen met uitzondering van een seksinrichting.

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.36 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.37 erfgrens

de grens van het erf.

1.38 garage

een niet bedrijfsmatige stallingsruimte voor motorvoertuigen, caravans en dergelijke al dan niet deel uitmakend van een complex van dergelijke stallingen (garageboxen).

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt en duurzaam is verbonden met de grond.

1.40 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.41 geluidswerende voorziening

een geluidsscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.

1.42 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.43 groen

Het totaal aan parken, plantsoenen, bermen, boomvakken en overige beplanting.

1.44 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.45 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.46 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

1.47 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.48 netto-bedrijfsvloeroppervlak

De vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf inclusief de etalageruimten, exclusief magazijnen en overige dienstruimten.

1.49 nok

hoogst gelegen snijlijn van twee dakvlakken bepalend voor de richting van de kap.

1.50 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.51 opslag

het bedrijfsmatig opslaan van goederen, gegevens etc.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.53 parkeergarage

een gebouwde voorziening waar automobilisten over het algemeen tegen betaling (overdekt) kunnen parkeren voor kortere of langere tijd.

1.54 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het water: NAP.
1.55 stedenbouwkundige supervisor

een door burgemeester en wethouders aangewezen stedenbouwkundige adviseur.

1.56 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.57 voorgevel-/achtergevelrooilijn

de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden.

1.58 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater.

1.59 wonen

de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

1.60 woning

een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.61 wonen aaneengebouwd

een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.62 wonen geschakeld
  • a. vrijstaande woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden;
  • b. woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
1.63 wonen gestapeld

een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.64 wonen patio

Een woning waarbij de buitenruimte is ingesloten door de bouwmassa van de woning en/of de aangrenzende woning(en).

1.65 wonen twee aaneen

Een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.66 wonen vrijstaand

een woning die met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco-units, liftopbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 verschillende goothoogte van een bouwwerk

indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.2 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. bermen;
  • c. bruggen;
  • d. water;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstwerken/objecten;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 12 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
    • 2. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen, met uitzondering van parkeren op gronden behorende bij tussenwoningen;
  • d. water;
  • e. wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent'.
4.2 Bouwregels

Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' is het bouwen van een accent toegestaan met een goot- respectievelijk bouwhoogte van maximaal 9 m en 12 m;
    • 2. de oppervlakte van erkers mag niet meer bedragen dan 6 m² per erker, de diepte mag maximaal 1,5 m bedragen en de hoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de rooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' een accent wordt gebouwd, mag de bouwhoogte van erf- of terreinafscheiding, op de voorgevelrooilijn alsmede op de zijgevelrooilijn ter hoogte van het accent, niet meer bedragen dan 1 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bestaande uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;
  • b. bruggen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. bermen;
  • f. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. beplanting;
  • i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer en -afvoer;
  • b. waterberging;
  • c. oevers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden gebouwd:

  • a. bruggen;
  • b. duikers;
  • c. keermuren voor de waterbeheersing;
  • d. oeverbeschoeiingen;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijde.
6.2.2 Maatvoering

De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3m   -  

 

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. ten behoeve van de bestemming behorende tuinen, erven, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en wegen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvlak:
      • hoofdgebouwen;
      • aan- en uitbouwen;
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvlak:
      • aan- en uitbouwen;
      • bijgebouwen;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
      • balkons;
  • b. als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”: aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatste van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - geschakeld”: geschakelde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding “twee-aaneen”: twee aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen.
    • 5. ter plaatse van de aanduiding “gestapeld”: gestapelde woningen;
  • c. van het hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste:
    • 1. bij vrijstaande woningen 2,5 m;
    • 2. bij twee aaneengebouwde woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m;
    • 3. bij geschakelde woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m.
  • d. van bijbehorende bouwwerken ligt de voorgevel 3 m naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder 7.2.1 sub d bedraagt de afstand tussen de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk dat als garage wordt gebouwd en de voorgevel, ten minste 5 m;
  • f. per bouwperceel zijn buiten het bouwvlak niet meer dan 2 (vrijstaande) bijgebouwen toegestaan;
  • g. voor zover gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan, wordt de oppervlakte van bestaande gebouwen niet uitgebreid niet anders dan erkers;
  • h. alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 7.1 verleend kan worden, dient inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij de in 7.5 sub c gestelde parkeernormen in acht moeten worden genomen;
  • i. op de percelen met de bestemming 'Wonen' mag alleen worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden.
7.2.2 Maatvoering

De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud en diepte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk    goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud   diepte  
a   hoofdgebouwen   -   zie maatvoeringsaanduiding   -   -  
b   bijbehorende bouwwerk   3m   6m   per bouwperceel buiten het bouwvlak 40% en 40 m2    
c   overkappingen   -   3 m   -   -  
d   erkers   -   4m   6 m2   -  
e   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent'   9m   12m   -   -  
f   erfafscheidingen voor de voorgevel   -   1 m   -   -  
g   erfafscheidingen achter de voorgevel en het verlengde daarvan   -   2m   -   -  
h   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m2   -  
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogten van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogten van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.
7.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen, zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.
7.3.3 Groene erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de soort en vorm van erfafscheidingen als bedoeld in lid 7.2.2 sub f voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. nadere eisen mogen worden gesteld voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling door te stellen dat het gedeelte van de erfafscheiding hoger dan 1 m met een groene beplanting wordt uitgevoerd.
7.3.4 Erkers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en vorm van erkers als bedoeld in lid 7.2.2 sub g voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen is er op gericht dat erkers dezelfde afmeting, vorm, afdekking en situering krijgen als bij woningen met een vergelijkbare vormgeving en architectuur, zodat een samenhangend straatbeeld wordt bereikt;
  • b. het stellen van nadere eisen kan resulteren in verschillende erkers op aangrenzende percelen bij woningen die in afmeting, vorm, afdekking en architectuur afwijken;
  • c. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken bouwwijze

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a en sub b voor het realiseren van patiowoningen, al dan niet buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 7,5 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid worden niet onevenredig aangetast;
  • c. aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken wordt geen onevenredig afbreuk gedaan;
  • d. de parkeerbalans van de woonwijk Mortiere mag niet worden verstoord;
  • e. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

7.4.2 Afwijken goothoogte bij platte kap

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub a voor het vergroten van de goothoogte, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing ontstaan geen grote veranderingen;
  • d. aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken wordt geen onevenredig afbreuk gedaan.

7.4.3 Uitbreiding gebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub d en sub e, teneinde voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning, bijgebouwen of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 7.2.2 sub b genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te zijn dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te vergaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.4 Afstand voorgevel van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub d en sub e teneinde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 7.2.2 sub b genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te worden dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4.5 Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub b, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken tot 50% mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat buiten het bouwvlak een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte wordt gehandhaafd van ten minste 25 m²;
  • b. bevoegdheid tot afwijken mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
  • c. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4.6 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 7.2.2 sub a bedoelde goothoogten en / of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van de dakopbouwen komt overeen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt;
  • b. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en / of de omvang hier aanleiding toe geven;
  • c. situering van een dakopbouw leidt niet tot een extra bouwlaag;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4.7 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub b inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.8 Bouwhoogte erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub d inzake de bouwhoogte teneinde hogere erkers te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de afwijking komt voor bij woningen met een vergelijkbare vorm en architectuur;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor vrije beroepen, voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;
    • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
    • 7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;
  • b. op de gronden met de bestemming Wonen zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;
  • c. voor het gestelde in artikel 7.2.1 sub h gelden voor de aanleg van parkeerplaatsen de volgende normen:
    • 1. woningen duur minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. woningen middelduur minimaal 1,7 en maximaal 1,9 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. woningen goedkoop minimaal 1,4 en maximaal 1,7 parkeerplaatsen per woning;
  • d. het aantal woningen binnen het plangebied Mortiere fase 13 bedraagt ten hoogste 56.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bedrijf aan huis en bed en breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in lid 7.5 teneinde het gebruik van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast toe te staan, voor zover:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;
  • e. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;
  • f. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  • g. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

Binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan, behoudens voor zover reeds hogere waarden zijn verleend op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 10 algemene bouwregels

10.1 bestaande maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
10.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    • 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid Tuin naar Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een aanvraag voor een grondgebonden woning de bestemming 'Tuin' op de verbeelding wijzigen naar de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de regels van de bestemming 'Wonen', zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing worden op de gewijzigde bestemming 'Wonen';
  • b. de wijziging beperkt blijft tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aan de te wijzigen bestemming 'Tuin' grenzende gronden met de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat de maximale hoogte van toegelaten bouwwerken, zoals aangegeven op de verbeelding, ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en grenzend aan de te wijzigen bestemming 'Tuin', niet mag worden overschreden;
  • c. de wijziging geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid;
  • d. de wijziging de parkeerbalans van niet verstoord;
  • e. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere;
  • f. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid tot het wijzigen van de bestemming 'Tuin' naar de bestemming 'Wonen' als bedoeld in Artikel 7 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken supervisor van het stedenbouwkundig plan 'Mortiere'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder a. omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan, voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in dit lid onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Mortiere fase 13'.