direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Mortiere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPMOR-VW02

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijbehorende erven, tuinen, parkeerplaatsen, ontsluitingspaden en water.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvak:
      • a. hoofdgebouwen;
      • b. aan- en uitbouwen;
      • c. bijgebouwen;
      • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvak:
      • a. aan- en uitbouwen;
      • b. bijgebouwen;
      • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. als woningtype is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: tenminste drie aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'twee aaneen' [tae]: ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'geschakeld' [sba-gsk]: ten hoogste twee aan elkaar geschakelde woningen;
    • 4. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'patio' [sba-pat]: ten minste drie aaneengebouwde woningen;
    • 5. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' [vrij]: vrijstaande woningen;
    • 6. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
  • c. van het hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste:
    • 1. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] 2,5 m;
    • 2. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'twee aaneen' [tae] tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m;
    • 3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'geschakeld' [sba-gsk] tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2,5 m;
    • 4. ter plaatse van gronden zonder aanduiding of met de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg], tenzij de hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd 1 m;
  • d. ter plaatse van gronden met de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] en de gronden buiten het bouwvak op hetzelfde bouwperceel, bedraagt de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m;
  • e. van een bijgebouw ligt de voorgevel ten minste 3 m naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de afstand tussen de voorgevel van een bijgebouw dat als garage wordt gebouwd en de voorgevel, ten minste 5 m;
  • g. per bouwperceel zijn buiten het bouwvak niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • h. voor zover gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan, wordt de oppervlakte van bestaande gebouwen niet uitgebreid niet anders dan erkers;
  • i. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan zoals bestaand, met uitzondering van het bepaalde in 15.2.1 onder j;
  • j. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.

15.2.2 Maatvoering

De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogten   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   hoofdgebouwen   zie maatvoerings-
aanduiding  
zie maatvoerings-
aanduiding  
-  
b.   aan- en uitbouwen en bijgebouwen   3 m   6 m   per bouwperceel buiten het bouwvak 40% en 40 m²  
c.   overkappingen   -   3 m   -  
d.   erkers   -   3,5 m   6 m²  
e.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent'   9 m   -   -  
f.   erfafscheidingen voor de voorgevel   -   1 m   -  
g.   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hekwerk - haagcombinatie'   -   2 m   -  
h.   overige erfafscheidingen   -   2 m   -  
i.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m²  

15.3 Nadere eisen
15.3.1 Bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogten van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogten van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.

15.3.2 Kapvormen en dakkapellen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te behouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de bestaande kapvorm / afdekking wordt behouden;
  • c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
  • d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen, zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.

15.3.3 Groene erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de soort en vorm van erfafscheidingen als bedoeld in lid 15.2.2 sub g voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. nadere eisen mogen worden gesteld voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld met groene uitstraling door te stellen dat het gedeelte van de erfafscheiding hoger dan 1 m met een groene beplanting wordt uitgevoerd.

15.3.4 Erkers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en vorm van erkers als bedoeld in lid 15.2.2 sub d voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen is er op gericht dat erkers dezelfde afmeting, vorm, afdekking en situering krijgen als bij woningen met een vergelijkbare vormgeving en architectuur, zodat een samenhangend straatbeeld wordt bereikt;
  • b. het stellen van nadere eisen kan resulteren in verschillende erkers op aangrenzende percelen bij woningen die in afmeting, vorm, afdekking en architectuur afwijken;
  • c. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Diepte bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub a onder 2 voor het toestaan van hoofdgebouwen buiten het bouwvak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van woningen mag niet meer 20 meter bedragen;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.4.2 Woningtype en nieuwe woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub b, sub i en lid 15.5 sub a teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wat betreft een ander woningtype:
    • 1. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'vrijstaand' [vrij] zijn tevens twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'twee aaneen' [tae] zijn tevens aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de gronden met een aanduiding 'gestapeld' [gs] zijn tevens zowel gestapelde als aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. toestaan van de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de parkeerbalans in de woonwijk Mortiere van mag niet worden verstoord;
  • e. deze bevoegdheid tot afwijken kan niet toegepast worden als ter plaatse de geluidsbelasting op de gevel van de woning groter is dan 48 dB.

 

15.4.3 Uitbreiding gebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub e en sub f, teneinde voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning, bijgebouwen of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 15.2.2 sub b genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te zijn dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te vergaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.4.4 Afstand voorgevel van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub e en sub h teneinde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken leidt er niet toe dat de in lid 15.2.2 sub b. genoemde maximale oppervlakte wordt overschreden;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. aangetoond dient te worden dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.4.5 Oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub b, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bevoegdheid tot afwijken tot 50% mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat buiten het bouwvak een aaneengesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte wordt gehandhaafd van ten minste 25 m²;
  • b. bevoegdheid tot afwijken mag worden toegepast om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;
    • 2. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.4.6 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 15.2.2 sub a bedoelde goothoogten en / of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van de dakopbouwen komt overeen met de hoofdvorm van dakopbouwen in de woonbuurt;
  • b. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en / of de omvang hier aanleiding toe geven;
  • c. situering van een dakopbouw leidt niet tot een extra bouwlaag;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.4.7 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub b inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

15.4.8 Bouwhoogte erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub d inzake de bouwhoogte teneinde hogere erkers te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de afwijking komt voor bij woningen met een vergelijkbare vorm en architectuur;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • d. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  • b. op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor vrije beroepen, voor zover:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;
    • 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
    • 7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;
  • c. op de gronden met de bestemming Wonen zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;
  • d. bij het oprichten van gebouwen dient de inrichting van een perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om in ten minste 1 parkeerplaats per woon perceel te voorzien.
15.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5 onder b ten uiteinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen' - in samenhang daarmee - ook het gebruik toestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast, voor zover:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;
  • e. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;
  • f. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  • g. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw.