direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Churchilllaan Middelburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Het project Churchilllaan is reeds sinds geruime tijd bekend in de omgeving. In het verleden is er veel afstemming geweest over een beoogd bouwplan. Voor dit bouwplan is in 2008 een ruimtelijke procedure ex artikel 19 lid 2 WRO gevoerd. Na afronding van deze procedure heeft Woonzorg Nederland gekozen om niet te starten met de bouw. Waarna in 2012 het proces wederom is gestart met een aangepast ontwerp. Intussen heeft VAZET realisatie b.v. de ontwikkeling van Woonzorg Nederland overgenomen.

1.2 Aanleiding en doel

VAZET realisatie b.v. is voornemens om aan de Sir Winston Churchilllaan (hierna Churchilllaan) zelfstandige seniorenappartementen en 12 grondgebonden woningen te realiseren. De locatie wordt weinig gebruikt en bestaat uit een grasveld.

De gemeente Middelburg wenst medewerking te verlenen aan het voorgenomen initiatief. Op basis van het geldende bestemmingsplan Klarenbeek past het beoogde bouwplan niet. Om dit initiatief toch planologisch mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dan ook noodzakelijk.

1.3 Plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de zuidoostzijde van de wijk Klarenbeek. Het plangebied maakt onderdeel uit van de zogenoemde maatschappelijke zone. In deze zone is een zorginstelling, internaat en een middelbare school aanwezig. Te midden van deze zone bevinden zich een sportveld die niet langer in gebruik is en dan ook heringevuld gaan worden (het plangebied). Het plangebied wordt begrensd door de Churchilllaan aan de westzijde. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de middelbare school (CSW). Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Gerrit van der Veenstraat. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een zevental vrijstaande woningen. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. globale ligging plangebied

1.4 Vigerende regeling

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan "Klarenbeek". Het plangebied is voorzien van de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer. Op het gebied is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De beoogde ontwikkeling is echter niet in te passen binnen deze wijzigingsbevoegdheid. De in 2008 verleende vrijstelling (Art 19 lid 2 WRO) is verwerkt in bestemmingsplan Klarenbeek. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan "Klarenbeek" weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan "Klarenbeek"

1.5 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
  • in hoofdstuk 4 is het voorgenomen project beschreven;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele aspecten plangebied

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur en opbouw

Zoals in paragraaf 1.2. aangegeven maakt het plangebied onderdeel uit van een maatschappelijke zone. Deze zone loopt vanuit het zuidwesten van de wijk en het plangebied zelf vormt de noordelijke afronding van deze zone. De massa van deze zone is grover dan grote delen van de rest van de wijk. De rest van de wijk bestaat voor een groot deel uit grondgebonden woningen. Op enkele locaties in de wijk, zoals bij de Noordsingel, zijn appartementen aanwezig. In figuur 2.1. is de gebiedszonering uit het geldende bestemmingsplan Klarenbeek opgenomen. Uit deze gebiedszonering blijkt de opbouw van de wijk. Tevens blijkt hieruit dat de beoogde ontwikkeling past in de ruimtelijke structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Gebiedszonering Klarenbeek

2.2 Verkeer

Ontsluiting

De ontsluiting van het appartementengebouw sluit aan op de Gerrit van de Veenstraat en de Sir Winston Churchilllaan. De naam die toegekend is aan deze straat is Koos Vorrinkstraat.

De ontsluitingsweg voor de bungalows ligt aan de voorzijde (noordzijde) van de woningen. Deze sluit ook aan op de Gerrit van de Veenstraat en de Sir Winston Churchilllaan. De naam die toegekend is aan deze straat is Anton de Komstraat.

Vanuit de Verkeerswerkgroep Noord is aangegeven dat het wenselijk is snelheidsremmende voorzieningen op de Churchilllaan te treffen in combinatie met de nieuwe zijstraten. Gedacht wordt om iets verhoogde plateaus te realiseren vergelijkbaar met die van het kruispunt van de Grote Sternstraat/Sportlaan.

Parkeren

De parkeernorm voor de woningen in het project zijn als volgt bepaald.

Voor het appartementencomplex wordt de norm (op basis van de CROW-publicatie) aangehouden voor die van een aanleunwoning/seniorenflat (1,1parkeerplaats per woning). Voor de grondgebonden bungalows is de norm voor middeldure woningen gesteld op 2 parkeerplaatsen per woning. Dat is iets hoger dan de norm. Door de nieuwe ontsluitingswegen komt een aantal bestaande parkeerplaatsen te vervallen. Deze worden door de hogere norm gecompenseerd.

Uit parkeertellingen blijkt dat het bezettingspercentage op de parkeervoorziening nabij de school overdag niet boven de 65% komt en in de avond niet boven de 20%. Bij woningen geldt dat de parkeerdruk in avond en nachtelijke uren het grootst is, terwijl de school overdag de grootste druk geeft.

In het plan zal de parkeervoorziening (55pp) uitgebreid worden met ca. 30 pp. Daarnaast zal langs de nieuwe straat bij de grondgebonden bungalows, de Anton de Komstraat, een aantal langsparkeervakken (ca.15) worden gerealiseerd. Tevens wordt voor de grondgebonden woningen een verplichting van 1 parkeerplaats op eigen erf opgenomen.

2.3 Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en wegen waarvan vaststaat dat de 50 dB(A)-contour op maximaal 10 meter uit de wegas ligt. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien.

De projectlocatie ligt in een gebied, waar een maximum snelheid geldt van 30 km per uur. Er is in het kader van de Wgh geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Wel moet worden onderzocht of een goed woon- en leefklimaat gegarandeerdkan worden. Langs het plangebied ligt de Churchilllaan met een relatief hoge verkeersintensiteit. Op de overige wegen rondom het plangebied is de verkeersintensiteit zodanig laag dat er geen overlast van het wegverkeerslawaai zal optreden.

Vanwege de verkeersintensiteiten op de Churchilllaan en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is met SRM1 een berekening uitgevoerd. Hiervoor zijn de cijfers van de verkeerskaart van Goudappel Coffeng gebruikt en geïndexeerd naar 2025. Het beoordelingsniveau op de naar de Churchilllaan gerichte gevels bedraagd 51 dB Lden, na aftrek van 5 dB volgens artikel 110 Wgh. Dat betekent dat de belasting op de gevels 56 dB bedraagt en de geluidsisolatie van de gevels 23 dB moet bedragen om in de woning aan het binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen. Als deze gevels voldoende geluid reduceren en gelet op de geringe overschrijding van de norm kan worden geconcludeerd dat een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.

2.4 Cultuurhistorie

2.4.1 Inleiding

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen (www.cultureelerfgoed.nl).

Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.

In lijn met de MoMo neemt de gemeente Middelburg voortaan in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.

Voor onderhavig bestemmingsplan wordt in onderstaande paragrafen ingegaan op de bouwhistorische waarden, de archeologische waarden en tenslotte de “overige cultuurhistorische waarden”.

2.4.2 Bouwhistorische waarden

In het plangebied en de directe omgeving bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

2.4.3 Overige cultuurhistorische waarden

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische waarden. De dichtst bij zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing bevindt zich aan de Nadorstweg.

2.4.4 Archeologie

Wettelijk en beleidskader

In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

Onderzoek

Uit het inventariserend onderzoek (bijlage 2) zijn de volgende conclusies en aanbevelingen naar voren gekomen. Het onderzoeksgebied aan de Sir Winston Churchilllaan ligt in het komgebied van naburige kreken. Het hele terrein bestaat uit Hollandveen bedekt met kalkarme zandige kleien waarin tenminste twee kleine crevassegeulen zijn ingesneden. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, maar wel op enkele plaatsen sporen van baksteen. De kalkarme kleilaag kan daarom tot een diepte van ongeveer 50 cm verstoord worden beschouwd. Er zijn dan ook geen archeologische vindplaatsen aangetroffen; echter op de overgang van het veen naar de klei kunnen vindplaatsen voorkomen uit de IJzertijd of Romeinse tijd die door hun lage dichtheid van vondsten of overwicht aan grondsporen met de huidige beperkte boordichtheid niet opgespoord kunnen worden. Omdat de kansen op dergelijke vindplaatsen echter laag is, wordt geadviseerd om enkel bodemingrepen die dieper reiken dan 0,5 meter archeologisch te laten begeleiden. Gezien het archeologisch beleid van de gemeente Middelburg betreft dit echter geen verplichting.

De Walcherse Advies Dienst (WAD) heeft geadviseerd om bij ontgravingen in het plangebied dieper dan 1,3 meter de WAD in de gelegenheid te stellen om de top van de in de ondergrond aanwezige veenlaag op de aanwezigheid van archeologie middels een inspectie te controleren. Bij bodemingrepen die niet dieper reiken dan 1,3 meter, wordt geen archeologische inspectie noodzakelijk geacht.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat bouwwerkzaamheden tot 1,3 meter onder maaiveld zonder begeleiding kunnen plaatsvinden. Er worden geen bodemingrepen uitgevoerd dieper dan 1,3 meter. Aanvullend archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk.

2.5 Water

Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Toekomstig watersysteem

Aan de hand van de watertoetscriteria is nagegaan of de beoogde uitbreiding strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

thema en water(schaps)doelstelling   uitwerking  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.  
Er zijn geen consequenties voor waterkeringen, het plan is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een primaire of regionale waterkering.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.  
Het verhard oppervlak neemt in de nieuwe situatie toe ten opzichte van de bestaande situatie. Met deze toename is rekening gehouden in het kader van de verleende vrijstelling ex art. 19.2 WRO. De compensatie heeft in 2010 plaats gevonden door verbreding van de Sint Laurens watergang. Door aanleg van een nieuwe schoonwaterriolering kan het hemelwater worden afgevoerd via de sloot achter de Laan van Nieuwenhoven naar de Middelburgse Vest.

 
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van
(schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van over-storten.  
ITen aanzien van de riolering wordt gesteld dat deze bij de nieuwbouw tot op de erfgrens met
de Churchilllaan 100% gescheiden wordt aangelegd. Op korte termijn wordt onderzocht of het mogelijk is om een nieuw aan te leggen hemelwaterriolering aan te sluiten op de sloot achter de Laan van Nieuwenhoven of op de sloot die gelegen is op het schoolterrein. De d.w.a-riolering wordt aangesloten op de bestaande riolering in de Churchilllaan of in de Gerrit van der Veenstraat. Het hergebruik van regenwater, in het zogenaamde grijswatercircuit, geniet de voorkeur boven directe lozing op de riolering.
 
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
Het plan ligt niet binnen waterschapscontouren.  
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
Geen  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van oppervlaktewater, en het afvalwater zal afgevoerd worden met behulp van de riolering. De ontwikkeling heeft daarmee geen (negatieve) invloed op de volksgezondheid.
 
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De bodem binnen het plangebied is sterk zettingsgevoelig. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de realisatie van de woningen. Dit heeft in principe geen negatieve effecten voor de waterhuishouding.  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
In de huidige situatie is er geen sprake van grondwateroverlast. Ten gevolge van de ontwikkeling zal de kans op grondwateroverlast niet toenemen.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.  
De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de oppervlaktewaterkwaliteit. Het oppervlaktewater ligt op zeer ruimte afstand van de ontwikkeling en tijdens de bouw zullen geen uitlogende materialen gebruikt worden.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.  
Ook voor de grondwaterkwaliteit geldt dat dit niet negatief beinvloed wordt door de ontwikkeling. Omdat bij de realisatie van de ontwikkeling geen uitlogende materialen gebruikt worden, zijn er geen effecten voor het grondwater.  
Verdroging
(Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.  
De ontwikkeling heeft geen effecten voor het aspect 'verdroging'. De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater en ligt niet binnen een hydrologisch beinvloedingsgebied.  
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
In de directe omgeving van de ontwikkeling is geen natte natuur aanwezig. De ontwikkeling heeft hier dan ook geen effect op.
 
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.  
In de directe omgeving van de ontwikkeling zijn geen waterlopen aanwezig. De ontwikkeling vormt geen belemmeringen voor het onderhoud van watergangen.  

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.6 Milieu

2.6.1 Milieuhinder omliggende functies

In de directe omgeving van het plangebied ligt het scholencomplex van CSW. Een scholencomplex heeft een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de nieuwe woningen en het scholencomplex is meer dan 30 meter. Aan de richtafstand wordt dus voldaan.

2.6.2 Bodemonderzoek

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In januari 2005 is een verkennend bodemonderzoek (IDDS) op locaties aan de Sir Winston Churchilllaan, de Gerbrandylaan en de Olmenlaan te Middelburg uitgevoerd. Uit de resultaten van het onderzoek voor het plangebied aan de Sir Winston Churchilllaan is het volgende naar voren gekomen. In de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met voornamelijk puin en baksteen waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. De grond is niet verontreinigd met de onderzochte metalen, PAK, minerale olie en EOX. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie. In bijlage 1 is het bodemonderzoek opgenomen.

Conclusie

De bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de beoogde woningbouw.

2.6.3 Leidingen en telecommunicatieverbindingen

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

2.6.4 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig (bron: www.risicokaart.nl).

Vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen is hier niet aan de orde, aangezien dit vervoer niet plaatsvindt in de omgeving(bron: www.risicokaart.nl).

2.6.5 Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  

  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).


In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

Onderzoek

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 12 grondgebonden woningen en 41 appartementen. Een dergelijke ontwikkeling past binnen de categorie projecten die is opgenomen in het Besluit niet in betekenende mate; woningbouw tot 1.500 woningen. Daarmee is de ontwikkeling uitgesloten van toetsing aan de Wet milieubeheer, en is nader onderzoek niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is op basis van de Monitoringstool luchtkwaliteit inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse. Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen in de omgeving van het plangebied de concentratie stikstofdioxide en fijn stof aanzienlijk minder bedraagt dan de grenswaarden: 22,5 µg/m3 voor stikstofdioxide, 20,0 µg/m3 voor het jaargemiddelde fijn stof en het 24-uursgemiddelde voor fijnstof wordt maximaal 8 dagen per jaar overschreden. hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden uit de Wet Milieubeheer. Bekend is overigens dat de luchtkwaliteit in Nederland in de loop der jaren zal verbeteren (onder andere door het gebruik van schonere auto's en geavanceerde technieken).

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

2.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventuele ecologische waarden in of nabij het plangebied. Op dit aspect zijn een tweetal wetten van toepassing, namelijk gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998, het EHS-beleid en soortenbescherming middels de Flora- en Faunawet.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden, dient een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het projectgebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het gebied Westerschelde & Saeftinghe en ligt op circa 5,8 km afstand van de ontwikkeling. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is gelegen op circa 700 meter en betreft bestaande natuur.

Dit project betreft de realisatie van twaalf woningen en een appartementengebouw, te midden van een bestaande woonwijk. Het project heeft gezien de aard en de omvang geen invloed op het op 5,8 km afstand gelegen Natura 2000-gebied, en het op 700 meter gelegen EHS-gebied. Het project is daarom niet in strijd met de Natuurbeschermingswet en het EHS-beleid. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

stikstofdepositie

De nieuwe woningen zorgen voor een aantal extra verkeersbewegingen. Het aantal verkeersbewegingen is echter zodanig beperkt dat dit geen significante effecten zal opleveren op Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing

Het plangebied betreft een sportveld met rondom diverse bomen. Deze bomen moeten worden gerooid.

Het sportveld is niet geschikt voor de vestiging van licht beschermde grondgebonden zoogdieren (veldmuis, mol) en amfibieën (gewone pad, bastaardkikker). Voor deze tabel 1-soorten van de Ffw geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw.

De aanwezige bomen rondom het sportveld zijn relatief te jong voor vaste nest-/verblijfplaatsen. tijdens een veldverkenning zijn daarnaast ook geen verblijfsplaatsen waargenomen. Hierdoor kunnen de bomen buiten het broedseizoen gewoon worden gerooid.

De ontwikkeling zorgt daarmee niet voor verstoring of vernietiging van matig of zwaar beschermde planten- en/of diersoorten. Daarmee is er geen strijd met de Flora- en faunawet. Voor alle soorten blijft onverkort de zorgplicht van kracht. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.

In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het plangebied geformuleerd.

Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro die moeten worden geregeld.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018

Algemeen

Het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied.

Woningbouw

Voor woningbouw zijn de volgende beleidslijnen relevant.

  • Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.
  • De Provincie Zeeland stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren. Dynamisch zijn, met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering en van de bestaande woningvoorraad.
  • Als gevolg van financieel-economische en demografische veranderingen zijn regionale woningmarktafspraken nodig op basis van nieuw realisme, regionale samenwerking, afstemming en sturing.
  • Woningbouw vindt voornamelijk plaats in het bestaand bebouwd gebied, zoals dat op kaarten is begrensd.
  • Gemeenten hebben ook een opgave in verbetering van de bestaande woningvoorraad. Verbeteren, veranderen, vernieuwen, vervangen en verminderen (5V's) zijn daarbij de sleutelwoorden.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland

In de verordening is ten aanzien van woningbouw aangegeven dat in de toelichting bij een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat het plan voorziet in een aantoonbare regionale behoefte waarbij in die behoefte primair wordt voorzien binnen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.

De locatie ligt binnen het gebied dat is aangeduid als bestaand stedelijk gebied het betreft echter geen toename van het aantal planologisch toegestane woningen. De woningen zijn op basis van de verleende vrijstelling al planologisch mogelijk gemaakt.

Besluit ruimtelijke ordening

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder).

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; en
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden onderbouwd hoe met de genoemde voorwaarden rekening is gehouden.

Toetsing

  • 1. de ontwikkeling is onderdeel van de Walcherense woningmarktafspraken. Het beleid van de gemeente is om zoveel mogelijk in te spelen op woonwensen die leven. In dat kader is de keuze gemaakt om op verschillende aantrekkelijke locaties een aanbod te creëren, zodat er keuze mogelijkheden zijn. Dit is ook verwerkt in de Walcherense woningmarktafspraken. De locatie Churchilllaan is een van deze locaties. Concreet is er sprake van diverse belangstellenden voor de grondgebonden woningen op deze locatie.
  • 2. de ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied.
  • 3. niet van toepassing aangezien de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied plaats vindt.

3.3 Gemeentelijk beleid

Kwaliteitsatlas Middelburg

De Kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven welke veranderingen op moeten treden om in 2030 tot de gewenste situatie te zijn gekomen. Eind 2008 is de herijking van de 2e en 3e fase van de kwaliteitsatlas gepresenteerd. De herziene kwaliteitsatlas is op 18 januari 2010 vastgesteld.

De Kwaliteitsatlas Middelburg ging in 1998 nog uit van het realiseren van kwaliteit door groei. De gemeente realiseerde nieuwe gebieden met een hoger voorzieningenniveau. Inmiddels is deze gedachtegang veranderd en wil de gemeente kwaliteit (nog meer) voorop stellen. Mensen moeten graag in de gemeente Middelburg willen blijven wonen. De gemeente wil de komende jaren investeren in binnenstedelijke ontwikkelingen.

De voorliggende ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en sluit hiermee aan op de kwaliteitsatlas.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

Woon(zorg)complex

Het plan omvat de bouw van een levensloopbestendig woon(zorg)complex en 12 grondgebonden woningen. Het wooncomplex betreft een hoefijzervormig gebouw dat grotendeels haaks op de Churchilllaan en de Gerrit van der Veenstraat en grenzend aan het huidige parkeerterrein is gesitueerd. Een kleiner deel is dan gericht op de Churchilllaan en een ander kleiner deel op de Gerrit van der Veenstraat. Er wordt een ruime afstand tot genoemde straten aangehouden. Deze delen van het gebouw zijn met elkaar verbonden door een galerij. Door deze oriëntatie wordt voorkomen dat het gebouw als één massaal blok oogt. Het gebouw bestaat hierdoor uit een plint met daarboven drie bouwlagen met een plat dak.

De maximale totale hoogte bedraagt 10 en 11 meter. De hoofdentree van het gebouw bevindt zich aan de Koos Vorrinkstraat. In het wooncomplex worden 41 appartementen voorzien.

Grondgebonden woningen

De beoogde grondgebonden woningen worden in drie blokken van vier woningen gerealiseerd. Deze woningen worden tevens haaks op de Churchilllaan gebouwd. De woningen kunnen zowel worden gerealiseerd in één bouwlaag, als ook met een beperkte tweede bouwlaag voor een slaapkamer. De maatvoering betreft dan 3,5 meter voor één bouwlaag en 6,5 meter voor twee bouwlagen.

Ontsluiting

Direct ten noorden van deze woningen wordt een nieuwe straat aangelegd (Anton de Komstraat). Deze straat dient ter ontsluiting van de woningen. Aan deze straat worden ook enkele langsparkeerplaatsen aangelegd.

Groene zone

Tussen het woon(zorg)complex en de grondgebonden woningen wordt een groene zone gerealiseerd. Deze zone krijgt een openbaar karakter. Deze zone wordt ingericht met bomen en eventueel waterpartijen. Deze groene zone zal bijdragen aan de woonkwaliteit van de beoogde woningbouw en de omgeving. Door de zone zal een wandelpad worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01_0004.jpg"

Figuur 5.1. ontwerp patio's

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPKLACHU-VG01_0005.jpg"

Figuur 5.2. Ontwerp appartementengebouw

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen(SVBP)

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

5.2 Opzet van het nieuwe bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Karakter bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is direct toegespitst op een bepaald bouwplan. Het betreft een gedetailleerd bestemmingsplan dat beperkte ruimte laat voor andere bouwplannen.

Opzet verbeelding

De verbeelding bestaat uit vier bestemmingen: 'Groen', 'Tuin', 'Wonen' en 'Verkeer'. De woningen zijn mogelijk binnen een bouwvlak in de bestemming 'Wonen'.

Het het type woningen (aaneengebouwd of gestapeld) is wel bepaald. De hoogtebeperkingen voor het bouwen zijn weergegeven met maatvoeringsaanduidingen.

Opzet planregels

Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:

  • in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel;
  • hoofdstuk 4 (slotregel) ten slotte de titel van het plan.

Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

Artikel 3 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan de groene zone. In deze zone mogen tevens paden worden aangelegd en speelvoorzieningen worden gerealiseerd.

Artikel 4 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor de voortuinen bij de bijbehorende rijwoningen. Per voortuin is het van belang dat één parkeerplaats wordt gerealiseerd en gehandhaafd.

Artikel 5 Verkeer

De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de bestemmingen mogen worden gebruikt voor geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Binnen deze bestemmingen kunnen voor nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd. De oppervlakte en bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.

Artikel 6 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen en bijbehorende erven, toegangs- en achterpaden. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de delen van de woonpercelen waarop bebouwing mogelijk is (bebouwingsvlakken en (achter)erven).

Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar in hoofdzaak hoofdgebouwen en bijgebouwen (binnen het bouwvlak) of uitsluitend bijgebouwen (erf, buiten het bouwvlak) zijn toegestaan.

Ten behoeve van de regeling inzake bebouwing op een woonperceel is nagegaan welke ruimtelijke kenmerken op de verbeelding aangegeven moeten worden en in de bestemmingsregeling moeten worden verwerkt. Daarbij is het volgende van belang.

  • De bebouwingstypologie (aaneengebouwd en gestapeld) is vastgelegd.
  • De ligging van rooilijnen is vastgelegd door een bebouwingsvlak voor het hoofdgebouw op de verbeelding aan te geven. In de regeling zijn voorts regels opgenomen inzake de vereiste afstand van uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
  • De oriëntatie van woningen vloeit voort uit de ligging van de verkeersbestemming die als zodanig op de verbeelding is opgenomen.
  • De achtererven zijn zo veel mogelijk als bebouwbare delen van het woonperceel aangemerkt.

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat vrije beroepen zijn toegestaan. Op basis van jurisprudentie blijkt dat in elk geval de volgende beroepen gezien worden als vrij beroep.

Advocaat   Medisch specialist  
Accountant-administratieconsulent   Nagelstylist  
Acupuncturist   Notaris  
Alternatieve genezer   Oefentherapeut Cesar/Mensendieck  
Bouwkundig architect   Organisatieadviseur  
Belastingsconsulent   Orthopedagoog  
Dierenarts voor kleine huisdieren   Psycholoog  
Fysiotherapeut   Raadgevend adviseur  
Gerechtsdeurwaarder   Redacteur  
Grafisch ontwerper/webdesigner   Registeraccountant  
Huidtherapeut   Schoonheidsspecialist  
Huisarts   Stedenbouwkundige  
Interieurarchitect   Tandarts  
Juridisch adviseur   Tandartsspecialist  
Kunstschilder/kunstenaar   (al dan niet beëdigd) Tolk-vertaler  
Logopedist   Tuin- en landschapsarchitect  
Makelaar   Verloskundigenpraktijk  

Door een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan zijn tevens een bedrijf aan huis en logies toegestaan.

Artikel 7 Waarde – Archeologie 3 (dubbelbestemming)

Voor gronden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde is de dubbelbestemming Waarde –

Archeologie 3 opgenomen. De dubbelbestemming is overeenkomstig SVBP2012 met een arcering apart

op de verbeelding weergegeven. De bestemming valt samen met een aantal andere bestemmingen.

De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid

van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke

organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel

3.1.1 Bro.

Informatieavond

Op 21 januari 2015 heeft een informatieavond met de omgeving plaatsgevonden.

Resultaten vooroverleg

Het conceptbestemmingsplan is toegezonden aan de overlegpartners zoals de Provincie Zeeland, het waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio Zeeland. Alle drie de instanties hebben aangegeven dat het vooroverleg kan worden overgeslagen.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

De grond waar het bestemmingsplan betrekking op heeft is volledig in eigendom van de initiatiefnemer. De gemeente Middelburg zal middel een anterieure overeenkomst de financiële uitvoerbaarheid van de gemeentelijke kosten borgen.

De initiatiefnemer zal de ontwikkeling volledig bekostigen. Hiervoor zijn voldoende middelen beschikbaar.