Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Bestemmingsplan Essenvelt.

Bestemmingsplan Essenvelt


Regels

 

 

 

Status: vastgesteld

Datum: 23 oktober 2017

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 10

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11

Artikel 3 Groen 11

Artikel 4 Groen - Wonen 12

Artikel 5 Tuin 14

Artikel 6 Tuin - 1 16

Artikel 7 Verkeer 17

Artikel 8 Water 18

Artikel 9 Wonen 19

Artikel 10 Wonen - 1 24

Artikel 11 Woongebied 27

Artikel 12 Groen - Wonen - Uit te werken bestemming 32

Hoofdstuk 3 Algemene regels 34

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel 34

Artikel 14 Algemene bouwregels 35

Artikel 15 Algemene gebruiksregels 36

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels 37

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels 39

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 41

Artikel 18 Overgangsregels 41

Artikel 19 Slotregel 42

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

Het plan

Het bestemmingsplan “Essenvelt” van de gemeente Middelburg.

 

Het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0687.BPESV-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

De verbeelding

De verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan “Essenvelt”.

 

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken.

 

Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangeduide percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

Bedrijf aan huis

Een bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeers-aantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebben op detailhandel of horeca-gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

 

Beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel en bedrijven die milieuplichtig zijn.

 

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

Dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidswering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB.

 

Eindwoning

Half-vrijstaande woning die geschakeld is aan één woning (middels bijbehorende bouwwerken) of aan meerdere woningen (rijwoning of patio-woning).

 

Erfafscheiding

Bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een bouwperceel, erf, tuin of terrein

 

Landelijke woonvorm
Een landelijke woonvorm bestaat uit:

een vrijstaand (grondgebonden) hoofdgebouw met ten hoogste 5 woningen of zorgwoningen, danwel, een ensemble van ten hoogste 3 vrijstaande woningen;

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Geluidgevoelige objecten

Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

Gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven figuur die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden door hoofdgebouwen. Bij het ontbreken van een gevellijn staat de gevellijn niet vast, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Hoekwoning

Vrijstaande of half-vrijstaande woning die aan twee zijden grenst aan openbaar gebied.

 

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

Huishouden

Van een huishouden wordt gesproken indien sprake is van continuïteit in de samenstelling van de bewoners en van onderlinge verbondenheid van deze bewoners.

 

Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

(Bouw)perceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

Patiowoning

Geschakelde of aaneengebouwde woning in één laag, al dan niet met een gedeeltelijke opbouw, met een door bouwwerken omsloten tuin.

 

Perceelsgrens

De grens van een (bouw)perceel.

 

Peil

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Bebouwingspercentage

Een aangegeven bebouwingspercentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Speelvoorziening

Voorzieningen voor speelgelegenheden, sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

 

Straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

  • verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken

  • telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame.

  • Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afvalinzamelingssystemen.

 

Urban Villa

Een Urban Villa betreft één hoofdgebouw dat bestaat uit gestapelde, woningen of zorgwoningen.

 

Voorgevel

De gevel(-s) van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel(-s) kan worden aangemerkt.

 

Voorgevelrooilijn

De op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) niet mag worden overschreden.

 

Water

Permanent en semipermanent watervoerende oppervlaktewateren; verschijningsvormen zijn: kanaal, beken, sloten, regenwaterbuffers en watergangen.

 

Waterkering

Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding, als bedoeld een lijnvormig object die het water keert.

 

 

Wonen

De huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

 

Wonen aaneengebouwd

Woningen die deel uitmaken van een blok van meer dan twee woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

Wonen geschakeld

Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd met uitzondering van hoekwoningen.

 

Wonen gestapeld

Woningen die deel uitmaken van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

 

Wonen twee-aan-een

Woningen die deel uitmaken van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

Wonen vrijstaand

Woningen die met inbegrip van aan- en uitbouwen los staan van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

 

Woning

Een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

 

Zorgwoningen

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

Afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een:

  1. gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

  2. overig bouwwerk;

 

Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.

 

Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.

 

Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

 

Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water, bruggen en duikers;

  3. speelvoorzieningen;

  4. voet- en fietspaden;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. perceelontsluitingen t.b.v. aangrenzende woon- en/of tuinbestemmingen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens voor een geluidscherm;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – talud’: tevens een talud;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens volkstuinen.

 

3.2 Bestemmingsomschrijving

3.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’: gebouwen ten behoeven van de volkstuin;

  3. overige bouwwerken;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – talud’: uitsluitend overige bouwwerken, geen erfafscheidingen zijnde.

 

 

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte per stuk

1

Gebouwen

 

3 m

15 m²

2

Centrale berging ten behoeve van de volkstuin

 

4 m

100 m²

3

Gebouwen ten behoeve van de volkstuin

 

2,5 m

5% van de individuele tuinoppervlakte met een maximum van 15 m²

4

Overige bouwwerken

-

3 m

50 m²

5

Overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – talud’

 

1 m

10 m²

3

Lichtmasten

-

9m

-

 

 

Artikel 4 Groen - Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. wonen in een woning;

  3. zorgwoningen;

  4. water, bruggen en duikers;

  5. voet- en fietspaden;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. perceelontsluitingen t.b.v. aangrenzende woon- en/of tuinbestemmingen;

  8. tuinen bij de bijbehorende hoofdgebouwen;

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

  1. hoofdgebouwen;

  2. aan-, uit- of bijgebouw;

  3. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak uitsluitend overige bouwwerken;

  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van een Urban Villa of een Landelijke Woonvorm worden gebouwd, met een maximum van 7 Urban Villa’s of Landelijke Woonvormen;

  3. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten minste 3.000 m²;

  4. hoofdgebouwen worden ten minste 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;

  5. per Urban Villa of Landelijke Woonvorm is ten hoogste 1 aan-, uit- of bijgebouw toegestaan;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van Urban Villa’s en Landelijke Woonvormen gedraagt ten hoogste 4.200 m².

 

4.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte

1

Urban Villa

 

15 m

600 m²

2

Landelijke Woonvorm

 

12 m

600 m²

3

Aan,- uit-, of bijgebouw

3

6 m

60 m²

3

Nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

4

Erfafscheidingen

 

1 m

 

5

Overige bouwwerken

-

3 m

50 m²

 

 

 

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Extra vloeroppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub 1 en 2 om een extra vloeroppervlak toe te staan bij een Urban Villa of een Landelijke Woonvorm, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 750 m²;

  2. de totale oppervlakte van Urban Villa’s of Landelijke Woonvormen bedraagt ten hoogste 4.200 m²;

  3. het bouwplan past in het beeldkwaliteitsplan;

  4. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. per Urban Villa zijn ten hoogste 16 woningen toegestaan;

  2. per Landelijke Woonvorm zijn ten hoogste 5 woningen toegestaan;

  3. ter plaatse wordt ten hoogste 30 % van het bouwvlak verhard;

  4. ter plaatse worden ten minste twee openbare voetpaden aangelegd tussen de ontsluitingsweg en het park;

  5. voor Urban Villa’s worden per woning ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;

  6. voor een Landelijke Woonvorm worden ten minste 2 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden.

 

 

Artikel 5 Tuin

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, parkeerplaatsen, paden, nutsvoorzieningen en water.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.

 

5.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

oppervlakte / inhoud

a.

erfafscheidingen

-

1 m

-

b.

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

3 m

6 m²

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Uitbreiding erker, portaal of accent in tuin voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, teneinde een erker, portaal of accent te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 6 m² en de hoogte niet meer dan de bouwhoogte van het aangrenzende hoofdgebouw;

  3. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  4. de hoogtes niet meer mogen bedragen dan in artikel 5 lid 2.2. onder b. is opgenomen;

  5. de afstand tot het openbaar gebied niet minder zal bedragen dan 3 meter;

  6. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. per bouwperceel dienen op het eigen perceel, afhankelijk van het type woning, parkeervoorzieningen te worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden:

  1. bij vrijstaande woningen ten minste twee opstelvakken / parkeerplaatsen.

  2. bij twee aan één gebouwde woningen per woning één opstelvak / parkeerplaats.

  3. bij geschakelde woningen één opstelvak / parkeerplaats per woning.

  4. individuele garages worden niet meegerekend bij de hiervoor genoemde regels onder 1 t/m 3.

  1. parkeervoorzieningen mogen niet voor de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw worden gerealiseerd, behalve als sprake is van een inpandige garage in het hoofdgebouw dan zijn parkeervoorzieningen uitsluitend toegestaan voor de garage.

 

 

Artikel 6 Tuin - 1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen en water.

 

6.2 Bouwregels

  1. op deze gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen worden gebouwd in de vorm van een gaashekwerk in combinatie met een groenvoorziening met een hoogte van 2 meter;

  2. in afwijking van het gestelde onder a bedraagt de bouwhoogte van deze erfafscheidingen aan de waterzijde ten hoogste 1 m.

 

6.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 6.2. onder a om andere bouwwerken toe te staan met inachtneming van de volgende regels:

  1. het doorzicht vanuit het aangrenzende landschap niet onevenredig wordt belemmerd;

  2. de bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m;

  3. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

 

Artikel 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – 2': uitsluitend een langzaamverkeersverbinding;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsgebouwen, bruggen, straatmeubilair, parkeervoorzieningen, duikers, water en groen.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden kunnen worden gebouwd:

  1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;

  2. overige bouwwerken met uitzondering van overkappingen.

 

7.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Opp. / Inhoud per stuk

Oppervlakte per stuk

1

Gebouwen voor nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

 

2

Overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting

-

9 m

-

-

3

Overige bouwwerken

-

8 m

-

10 m²

 

 

Artikel 8 Water

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voet- en fietspaden;

  4. bruggen, steigers, stuwen en duikers.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan.

 

8.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Opp. / Inhoud per stuk

1

Bruggen

-

8 m (gemeten vanaf waterpeil)

-

2

steigers

-

3 m (gemeten vanaf waterpeil)

-

3

Lichtmasten

-

9 m

-

4

Overige bouwwerken

-

3 m

50 m²

 

 

Artikel 9 Wonen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. tuinen bij de woningen;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, water en groen.

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. overige bouwwerken;

  1. als woningtype is toegestaan:

  1. ter plaatse van gronden met de aanduiding “vrijstaand”: vrijstaande woningen;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – geschakeld”: geschakelde woningen;

  3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “twee aaneen”: ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;

  4. ter plaatse van gronden met de aanduiding "aaneengebouwd": aaneengebouwde woningen in blokken van maximaal vier woningen aaneen;

  1. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij een “vrijstaande woning” gemiddeld 3 meter, waarbij dit wordt gemiddeld per zijde;

  2. de afstand van het hoofdgebouw bedraagt bij tweeaaneen en eindwoningen aan één zijde ten minste 3 meter;

  3. van een bijbehorend bouwwerk ligt de voorgevel minimaal 1 meter naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

  4. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter;

  5. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1  meter;

  6. op een bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 40 m² bedragen en ten hoogste 40% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak van het betreffende bouwperceel;

  7. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' moeten hoofdgebouwen met een gevel in de gevellijn worden gebouwd;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen per aanduidingsvlak niet meer dan aangegeven in de verbeelding;

  9. in de bestemming mogen ten hoogste 134 woningen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

  1. De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte per stuk

1.

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2.

Bijbehorende bouwwerken

3 m

5 m

Per bouwperceel maximaal 40 m² en niet meer dan 40% van het gronden buiten het bouwvlak

3

Nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

4

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

 

1 m

 

5

Indien erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied worden uitgevoerd met een groene vegetatie uitstraling

 

1,8 m

 

6

Overige erfafscheidingen

 

2 m

 

7

Lichtmasten

-

3 m

-

8

Overige bouwwerken

 

3 m

50 m²

 

9.3 Nadere eisen

9.3.1 Kapvormen en dakkapellen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te realiseren en behouden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van reeds gerealiseerde hoofdvormen van kapvormen te waarborgen.

 

9.3.2 Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. nadere eisen mogen worden gesteld aan een garage, waarbij mag worden geëist dat de afstand van de garage tot aan de voorperceelgrens minimaal 6 meter bedraagt;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld als een gezamenlijke parkeervoorziening bij rijwoningen noodzakelijk is, waarbij mag worden geëist dat deze achter de rooilijn wordt gesitueerd en de ontsluiting wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein;

  3. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein;

  4. Het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.4.1 Kleinere afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 sub d en sub e ten einde een kleinere afstandsmaat te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het vrijstaande of half-vrijstaande karakter van de woning gewaarborgd blijft;

  2. de afstand minimaal 2 m bedraagt;

  3. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  5. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

9.4.2 Kleinere afstand bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 sub h ten einde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het (half-)vrijstaande karakter van het hoofdgebouw gewaarborgd blijft, door bijbehorend bouwwerk los te houden van hoofdgebouw;

  2. als bijbehorend bouwwerk gekoppeld wordt met eenzelfde bijbehorend bouwwerk op naastliggend perceel kan tot op de perceelsgrens worden gebouwd;

  3. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  5. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

9.4.3 Platte afdekking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 9.2.2. sub 1 bedoelde goothoogte teneinde een derde bouwlaag te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. de derde bouwlaag beslaat ten hoogste tussen de 50% en 100% van de 2e bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 meter;

  4. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.4.4. Niet bouwen in de gevellijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1. sub j teneinde niet in de gevellijn te bouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. het hoofdgebouw wordt ten hoogste 3 meter achter de figuur gevellijn gebouwd;

  3. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden met de bestemming 'Wonen' is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een beroep aan huis, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van een beroep aan huis in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het beroep niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw;

  1. op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;

  2. per bouwperceel dienen op het eigen perceel, afhankelijk van het type woning, parkeervoorziening te worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden:

  1. bij vrijstaande woningen ten minste twee opstelvakken / parkeerplaatsen;

  2. bij twee aan één gebouwde woningen per woning één opstelvak / parkeerplaats;

  3. bij geschakelde woningen één opstelvak / parkeerplaats per woning;

  4. individuele garages worden niet meegerekend bij de hiervoor genoemde regels onder 1 t/m 3.

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.5 onder b teneinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen'- in samenhang daarmee - ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel of horeca plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het bedrijf aan huis en/of de bed en breakfast niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw.

 

 

Artikel 10 Wonen - 1

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. tuinen bij de bijbehorende woningen;

  3. water;

  4. parkeervoorzieningen.

 

 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

  1. hoofdgebouw;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. overige bouwwerken;

  1. ten hoogste 1 hoofdgebouw per bouwvlak;

  2. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' moeten hoofdgebouwen met een gevel in deze gevellijn worden gebouwd;

  3. per bouwperceel mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd.

 

10.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

  1. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van gebouwen en overige bouwwerken, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte per stuk /inhoud

1.

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2.

Bijbehorende bouwwerken

3 m

5 m

 

3

Nutsvoorzieningen

-

3 m

15 m²

4

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

 

1 m

 

5

Indien erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied worden uitgevoerd met een groene vegetatie uitstraling

 

1,8 m

 

6

Overige erfafscheidingen

 

2 m

 

7

Overige bouwwerken

-

3 m

10 m²

10.3 Nadere eisen

10.3.1 Dakvormen en dakkapellen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te realiseren en behouden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van reeds gerealiseerde hoofdvormen van kapvormen te waarborgen.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 10.2.2. sub 1 bedoelde goothoogte teneinde een tweede bouwlaag te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;

  3. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden met de bestemming 'Wonen' is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een beroep aan huis, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van een beroep aan huis in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;

  1. op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;

  2. per woning wordt ten minste 1 parkeerplaats in de bestemming 'Wonen-1' te worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' is wonen uitsluitend toegestaan indien de zuidgevel doof is uitgevoerd of er plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm is gerealiseerd over een lengte van 50 meter met een hoogte van 3 meter.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4 onder b teneinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen'- in samenhang daarmee - ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel of horeca plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het bedrijf aan huis en bed en breakfast niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw.

 

 

Artikel 11 Woongebied

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. tuinen bij de bijbehorende woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor ontsluitingswegen;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsgebouwen, straatmeubilair, voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer, parkeervoorzieningen, duikers, water, wegen en groen.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Op deze gronden zijn toegestaan:

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. overige bouwwerken;

  1. hoofdgebouwen mogen vrijstaand, geschakeld, twee aaneengebouwd, patio-woningen of aaneengebouwd worden gebouwd;

  2. aaneengebouwde woningen worden in blokken van maximaal 6 woningen toegestaan;

  3. patio-woningen worden in blokken van maximaal 6 woningen aaneengebouwd toegestaan;

  4. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij een “vrijstaande woning” gemiddeld 3 meter, waarbij dit wordt gemiddeld per zijde;

  5. de afstand van het hoofdgebouw bedraagt bij tweeaaneen, geschakelde of eindwoning aan één zijde ten minste 3 meter;

  6. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter;

  7. de diepte van hoofdgebouwen, gemeten uit de voorgevel, bedraagt ten hoogste:

  1. bij vrijstaande woningen: 15 meter;

  2. bij twee-aaneengebouwde, geschakelde- en aaneengebouwde woningen: 12 meter.

  1. voor patio-woningen mag van de gronden waar ingevolge deze bestemming een hoofdgebouw is toegestaan ten hoogste 70% van het perceel worden bebouwd;

  2. op het bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 40 m² bedragen en ten hoogste 40% van de oppervlakte van de gronden van het betreffende bouwperceel;

  3. van een bijbehorend bouwwerk ligt de voorgevel minimaal 1 meter naar achteren ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

  4. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter;

  5. de afstand van bijbehorende bouwwerken op hetzelfde bouwperceel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 meter;

  6. in het gebied mogen ten hoogste 105 woningen worden gebouwd;

 

11.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of overig bouwwerk bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Totale oppervlakte

1

Hoofdgebouwen

m.u.v. patio-woningen

-

zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Patio-woningen

 

3 m;

 

3

Bijbehorende bouwwerken

3 m

4,5 m

Bij een patio-woning ten hoogste 3 m

Per bouwperceel maximaal 40 m² en niet meer dan 40% van het bouwperceel

4

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

-

1 m

-

5

Erfafscheidingen met een groene vegetatie uitstraling, niet voor de voorgevel van de woning en grenzend aan openbaar gebied

 

1,8 m

 

7

Overige erfafscheidingen

-

2 m

-

8

Overige bouwwerken

-

3 m

10 m²

 

11.3 Nadere eisen

11.3.1 Kapvormen en dakkapellen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de kapvorm en situering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te realiseren en behouden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;

  2. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van reeds gerealiseerde hoofdvormen van kapvormen te waarborgen.

 

11.3.2 Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. nadere eisen mogen worden gesteld aan garages, waarbij mag worden geëist dat de afstand van de garage tot aan de voorperceelsgrens minimaal 6 meter bedraagt.

  2. nadere eisen mogen worden gesteld aan een gezamenlijke parkeervoorziening, waarbij mag worden geëist dat deze achter de rooilijn wordt gesitueerd en de ontsluiting wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein.

  3. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein.

  4. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

 

 

 

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.4.1 Kleinere afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub e en sub f ten einde een kleinere afstandsmaat te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het vrijstaande of half-vrijstaande karakter van de woning gewaarborgd blijft;

  2. de afstand minimaal 2 m bedraagt;

  3. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

  5. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

11.4.2 Kleinere afstand bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub m ten einde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. als het (half-)vrijstaande karakter van het hoofdgebouw gewaarborgd blijft, door bijbehorend bouwwerk los te houden van hoofdgebouw;

  2. als bijbehorend bouwwerk gekoppeld wordt met eenzelfde bijbehorend bouwwerk op naastliggend perceel kan tot op de perceelsgrens worden gebouwd;

  3. de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een te verregaande beperking is;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..

  5. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

11.4.3 Platte afdekking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 11.2.2. sub 1 bedoelde goothoogte teneinde een derde bouwlaag te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. de derde bouwlaag beslaat ten hoogste tussen de 50% en 100% van de 2e bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 meter;

  4. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.4.4. tweede bouwlaag bij een patio-woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 11.2.2. sub 2 bedoelde bouwhoogte teneinde een tweede bouwlaag bij een patio-woning te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de afwijking wordt ondersteund door het beeldkwaliteitsplan;

  2. de oppervlakte van de tweede bouwlaag bedraagt ten hoogste 50 m²;

  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m;

  4. aangetoond is dat de tweede bouwlaag geen onevenredige hinder oplevert voor de bezonning van de aangrenzende gronden;

  5. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': zijn ontsluitingswegen toegestaan met een profiel van ten hoogste 5 meter rijbaan en 8 meter voor parkeren en trottoirs;

  2. op de gronden met de bestemming 'Wonen' is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor beroepen aan huis, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van een beroep in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het beroep niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw;

  1. op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een bedrijf aan huis en bed en breakfast niet toegestaan;

  2. per bouwperceel dienen op het eigen perceel, afhankelijk van het type woning, parkeervoorziening te worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden:

  1. bij vrijstaande woningen ten minste twee opstelvakken / parkeerplaatsen;

  2. bij twee aan één gebouwde woningen per woning één opstelvak / parkeerplaats;

  3. bij geschakelde woningen één opstelvak / parkeerplaats per woning;

  4. bij patio-woningen één opstelvak / parkeerplaats per woning;

  5. individuele garages worden niet meegerekend bij de hiervoor genoemde regels onder 1 t/m 3.

  1. parkeervoorzieningen mogen niet voor de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw worden gerealiseerd, behalve als sprake is van een inpandige garage in het hoofdgebouw dan zijn parkeervoorzieningen uitsluitend toegestaan voor de garage.

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.6.1 Kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5 onder c teneinde ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen'- in samenhang daarmee - ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed en breakfast, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed en breakfast in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het bedrijf aan huis en bed en breakfast niet wordt beoefend in een (vrijstaand) bijgebouw.

 

11.6.2 Parkeervoorzieningen op eigen terrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5. sub d voor een parkeervoorziening op eigen terrein met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. indien er sprake is van een perceel kleiner dan 200 m²;

  2. dat op openbaar terrein voldoende parkeerplaatsen voorzien zijn;

  3. het samenhangend straatbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast;

  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

 

11.6.3. Parkeervoorzieningen bij patio-woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5 sub e voor het realiseren van parkeervoorzieningen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bij patio-woningen met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de voorgevel van patio-woning ten minste 6 meter breed is;

  2. het samenhangend straatbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.

 

11.6.4. Extra woonstraat

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 11.1 sub c ten behoeve van een extra woonstraat, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. de op de verbeelding aangegeven ontsluitingsstructuur niet wordt gewijzigd;

  2. de toegevoegde weg ondergeschikt is aan de op de verbeelding aangegeven ontsluitingsstructuur;

  3. de breedte van de toegevoegde weg niet meer mag bedragen dan 5 meter.

 

 

 

 

Artikel 12 Groen - Wonen - Uit te werken bestemming

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken bestemming' gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. zorgwoningen;

  3. tuinen bij de bijbehorende woningen;

  4. groen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

12.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 12.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  1. de uitwerking voorziet in ten hoogste één appartementengebouw;

  2. de bebouwing wordt maximaal 5 bouwlagen hoog;

  3. het appartementengebouw bevat ten hoogste 22 appartementen;

  4. de oppervlakte van de begane grond bedraagt ten hoogste 750 m²;

  5. het appartementengebouw wordt overwegend op het zuiden georiënteerd;

  6. het appartementengebouw wordt ten minste 40 meter uit de achterste perceelsgrens van de woningen aan het Belfort 77 t/m 93 gebouwd;

  7. bij de planuitwerking dient op basis van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; daarbij wordt tevens rekening gehouden met het gemeentelijk hogere waardenbeleid.

  8. bij de uitwerking dienen voldoende parkeerplaatsen te worden voorzien, waarbij de parkeernormen uit de toelichting worden aangehouden;

 

12.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 14 Algemene bouwregels

 

14.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door;

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;

  2. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;

  3. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

 

 

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

 

15.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het is verboden gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, of in strijd met het gebruik, waarvoor ingevolge de regels van dit artikel toestemming is verleend te gebruiken of laten gebruiken;

  2. onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. de opslag van bagger en grondspecie;

  2. de opslag van vaten, kisten, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;

  3. de opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan;

  4. opslag van consumentenvuurwerk;

  5. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

  6. de plaatsing van toer – en stacaravans, woonwagens, vaartuigen en soortgelijke verblijfsvoorzieningen;

  7. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan, tenzij het vormen van opslag of plaatsing betreft die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemming toegelaten gebruik of die zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik.

  8. reclamemasten, reclamezuilen en andere reclame-uitingen.

 

15.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

 

16.1 Vrijwaringszone molenbiotoop

16.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone molenbiotoop' gelden de volgende bouwregels:

  1. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/75 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

 

16.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1 onder a indien:

  1. door het bouwplan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element niet onevenredig in gevaar brengt of kan brengen;

  2. de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig worden geschaad;

  3. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 16.1.1. onder a, geldt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

 

16.1.3 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van werken of werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone molenbiotoop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;

  2. het ophogen van gronden.

 

16.1.4 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid16.1.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

  3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend;

  4. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op hetzelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de molen.

 

16.1.5 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

  1. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element;

  2. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering;

  2. de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element onevenredig in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht.

 

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

  1. het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) en aantallen met ten hoogste 10%;

  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  3. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 m bedraagt;

  4. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 m bedragen;

  5. het realiseren van een transparante erfafscheiding ter ondersteuning van beplanting, bijvoorbeeld een gaashekwerk, grenzend aan openbaar gebied met een hoogte van maximaal 2 meter.

  1. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 18 Overgangsregels

 

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  2. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Essenvelt'.