direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Volkstuinen Kweeklust complex Zuid 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van dit bestemmingsplan

Het volkstuincomplex Kweeklust Zuid 1 aan de Oosterse Lageweg kon als gevolg van de start van de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk Essenvelt eind 2019 niet meer worden gehandhaafd.

Aanvankelijk was de gemeente Middelburg voornemens de volkstuinen te herhuisvesten aan de Oude Vlissingseweg tegen de gemeentegrens. Deze locatie heeft echter niet de voorkeur heeft van het huidige bestuur van de volkstuinenvereniging. Overeengekomen is de locatie te ruilen met een perceel langs het spoor, in het verlengde van de bestaande volkstuinen aan het Erasmuspad. Een tekening waarop de oorspronkelijke locatie aan de Oude Vlissingseweg en de nieuwe locatie zijn weergegeven, is opgenomen in bijlage 1. Op deze tekening is een oppervlakte vermeld van 5.910 m2. De volkstuinenvereniging heeft echter aangegeven op dit moment maximaal circa 4.000 m² te willen huren.

Voor de beoogde locatie geldt op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied', een agrarische bestemming, waarbinnen het gebruik als volkstuinencomplex niet is toegestaan. Het is dus noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien. Met voorliggend bestemmingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Plangebied en omgeving

In figuur 1.1 zijn de ligging van het plangebied en de begrenzing van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt ten zuiden van het volkstuinencomplex Kweeklust Zuid 2. Aan de noord- en oostzijde is een brede waterloop aanwezig. Om te voorkomen dat er een snipper van het bestemmingsplan Buitengebied blijft gelden, is de waterloop meegenomen in dit bestemmingsplan. Aan de westzijde van het plangebied bevinden zich de spoorlijn Middelburg- Vlissingen en het Kanaal door Walcheren. Aan de zuidoostzijde wordt het plangebied begrensd door de toekomstige woonwijk Essenvelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01_0001.png"
Figuur 1.1. Ligging plangebied (kaart en foto: google)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 28 september 2009). In de figuur 1.2 is de uitsnede van verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

Iafbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01_0002.png"

Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied (globale weergave plangebied rood omrand)

De gronden hebben daarin de bestemmingen Agrarisch - Landschapswaarden (enkelbestemming; lichtgroen), Water (enkelbestemming; lichtblauw) en Waarde - Archeologie – 3 (dubbelbestemming, weergegeven met kruisarcering). De ontwikkeling van een volkstuin is binnen de agrarische bestemming niet mogelijk.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft het voorgenomen project.
  • In hoofdstuk 3 wordt toegelicht op welke wijze de aanwezige functies in het plangebied zijn bestemd en geregeld.
  • In hoofdstuk 4 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan het relevante ruimtelijke beleidskader.
  • Hoofdstuk 5 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de omgevingsaspecten (sectorale toetsen en onderzoeken).
  • In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Toelichting op het plan voor het nieuwe volkstuinencomplex

Om paden en watertappunten te kunnen aanleggen, is door de gemeente een verkavelingsopzet voor het nieuwe volkstuinencomplex vervaardigd (zie figuur 2.1). De verkaveling van de volkstuinen is daarin indicatief weergegeven. De exacte indeling van het complex en de begrenzing van de individuele volkstuinen zijn namelijk de verantwoordelijkheid van de volkstuinenvereniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01_0003.png"

Figuur 2.1. Indicatieve verkavelingsopzet volkstuinencomplex Kweeklust 1 (globaal rechts op de tekening ligt het noorden)

Aan de zuidzijde wordt het nieuwe volkstuinencomplex begrensd door een nieuw gegraven sloot. Het nieuwe complex is daarmee aan drie zijden omsloten door water. Langs de watergangen worden stroken met een breedte van 7 tot ruim 9 meter vrijgehouden voor het onderhoud aan de waterlopen. Ten zuiden van de nieuw gegraven sloot tot aan de gemeentegrens is een agrarisch perceel (links op de tekening in figuur 2.1) waarvan het gebruik niet wijzigt.

Het nieuwe volkstuinencomplex is alleen bereikbaar via een halfverharde weg langs volkstuinencomplex Kweeklust 2. Om dit geschikt te maken voor het grotere aantal gebruikers, zal dit pad worden verbeterd. Het volkstuinencomplex is alleen toegankelijk via een verhard pad over de inlaat in het water tussen beide volkstuincomplexen. Hier bevindt zich ook een afsluitbare hoge toegangspoort (zie figuur 2.2). De poort is dusdanig smal dat het terrein niet toegankelijk is voor auto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01_0004.png"

Figuur 2.2. De toegang(spoort) over de inlaat in het water tussen de volkstuincomplexen Kweeklust 1 en 2.

Parkeren ten behoeve van het volkstuinencomplex dient dan ook te geschieden aan noordzijde van de waterloop, langs de rand met volkstuinencomplex Kweeklust 2. Hier is voldoende ruimte aanwezig. In de uiteindelijke situatie zal een kortere verbinding vanuit de nieuwe wijk Essevelt tot stand worden gebracht.

Voor de veiligheid is langs het pad over de inlaat een betonnen wand geplaatst die een hoogte heeft van circa 1 meter.

De verplaatsing van het volkstuinencomplex is al in gang gezet. Er zijn door de gemeente paden en waterleidingen met watertappunten aangelegd en er is organisch materiaal beschikbaar gesteld om de structuur van de grond te verbeteren. Op enkele volkstuinen zijn door huurders al kleine gebouwen en kassen geplaatst. De actuele situatie is te zien op de afbeeldingen in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMVTKWEEK-VG01_0005.png" Figuur 2.3. Actuele situatie op het terrein

Hoofdstuk 3 Toelichting op de juridische regeling in dit bestemmingsplan

3.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

3.2 Gehanteerde bestemmingen

Opzet verbeelding

Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming en aanduidingen voort. In andere gevallen zullen de planregels moeten worden geraadpleegd. Uitsluitend ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd.

Binnen het plangebied zijn 2 enkelbestemmingen nodig, namelijk een voor het volkstuinencomplex en een voor de brede waterlopen aan de noord- en oostzijde. Daarnaast is 1 dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden in de bodem. De bestemmingen worden hierna toegelicht.

Regeling volkstuinencomplex

Voor de bestemmingsregeling van het nieuwe volkstuinencomplex wordt aangesloten op de bestemmingsregeling van het volkstuinencomplex Zuid 2. Dat betekent dat het perceel voorzien wordt van de bestemming 'Recreatie' (artikel 3) met de functieaanduiding 'volkstuin'. In de bestemmingsomschrijving is voorts bepaald dat de bestemming mag worden gebruikt voor bijbehorende voorzieningen. Daarvan is in de regeling een niet-limitatieve opsomming opgenomen.

Om verstening te voorkomen mag op elke volkstuin ten hoogste 15 m2 aan bergkasten en hobbykasten worden gebouwd en bedraagt de maximum oppervlakte van beheergebouwen voor het gehele volkstuincomplex 150 m². Met een aanduiding zijn de maximum goot- en bouwhoogte vastgelegd.

Regeling waterlopen

De bestemming 'Water' (artikel 4) is toegepast bij de structurele waterlopen in het gebied die ook als zodanig behouden dienen te blijven.

Bescherming archeologische waarden
Omdat voor de gronden een middelhoge en hoge verwachtingswaarde geldt, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' (artikel 5) overgenomen uit het bestemmingsplan Zuid. Voor bouw- of sloopactiviteiten die zorgen voor een bodemverstoring met een oppervlakte 500 m² en dieper dan 40 cm beneden het peil geldt dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Aan de omgevingsvergunning zijn voorwaarden verbonden. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

3.3 Toelichting op de algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 7)

In dit artikel (lid 7.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Overige regels (Artikel 8)

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk een lid 'Werking wettelijke regelingen'. Deze bepaling is opgenomen omdat in de regels wordt verwezen naar een (andere) wettelijke wet of regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

3.4 Toelichting op de overgangs- en slotregels

In artikel 9 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 9.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 9.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Artikel 10 bevat de citeertitel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie infrastructuur en Ruimte

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.

Een van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan.

Voor het overige is in de SVIR geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De SVIR genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro die moeten worden geregeld.

4.2 Provinciaal ruimtelijk beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018 en Provinciale Omgevingsverordening 2018

In het Omgevingsplan Zeeland 2018 geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.

Een aantal onderwerpen uit het Provinciale Omgevingsverordening 2018 is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen). De regels uit deze verordening zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.

Als de beoogde ontwikkeling wordt getoetst aan het omgevingsplan en omgevingsverordening dan blijkt dat er geen belangrijke onderwerpen of thema's van belang zijn. Sectorale toetsen, die ook worden vermeld in het provinciale toetsingskader, worden getoetst in hoofdstuk 5.

4.3 Gemeentelijk ruimtelijk beleid

Kwaliteitsatlas Middelburg

Voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling is alleen de Kwaliteitsatlas Middelburg (vastgesteld door de gemeenteraad van Middelburg op 18 januari 2010) relevant. Daarin worden volkstuinen beschouwd als onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De groenstructuur draagt in belangrijke mate bij aan de (woon)kwaliteit van de stad, zowel in ruimtelijke als maatschappelijke zin. Zorg voor behoud en versterking van de groenstructuur zijn essentiële doelstellingen als Middelburg haar kwalitatieve ambities waar wil maken. De investering in een nieuw volkstuincomplex past binnen deze doelstellingen.

Hoofdstuk 5 Toetsing aan omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.

5.2 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

Het volkstuincomplex zorgt niet voor een knelpunt in de verkeersafwikkeling. Het complex ligt aan dezelfde wegenstructuur als de oude locatie en daar zorgde het complex ook niet voor problemen in de verkeersafwikkeling. Net als in de oude situatie zullen veel tuinders met de fiets komen en verspreid in de tijd. Parkeren kan niet op het nieuwe volkstuinencomplex. Dit vindt plaats aan de noordzijde van de waterloop, tegen de zuidrand van volkstuincomplex Kweeklust 2.

De toegangsweg is op dit moment in eigendom van het Waterschap inclusief beheer. De gemeente zal op dit moment géén plaats buiten het terrein realiseren voor het parkeren van auto's en fietsen (op grond van waterschap). Er is immers een (half)verharde strook aanwezig. De toegangsweg kan tijdelijk worden gebruikt door maximaal vijf auto's tegelijk in verband met de beperkte ruimte.

5.3 Archeologie

Beleidskader
In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd.

Conclusie

Met het oog op de voorgenomen ontwikkeling is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Ter bescherming van het archeologisch erfgoed is er een dubbelbestemming opgenomen in de juridische regeling van dit bestemmingsplan.

5.4 Water

Beleidskader

Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.

Om na te gaan of een plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, wordt de beoogde ontwikkeling doorgaans getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Die criteria zijn terug te vinden in een aanmeldformulier Watertoets die door het Waterschap wordt gehanteerd. De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is echter zo eenvoudig en ligt zo dicht bij het voormalige agrarische gebruik, dat is afgezien van het invullen van het formulier. Duidelijk is dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Langs de waterlopen worden voldoende brede onderhoudsstroken aangehouden. Er is nauwelijks sprake van verharding in het gebied. Eventueel afstromend hemelwater wordt hergebruikt binnen het complex.

5.5 Bodemkwaliteit

Beleidskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de (economische) uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

In de gemeentelijke bouwverordening (artikel 2.4.1.) is een verbod opgenomen om te bouwen indien de bodem zodanig verontreinigd is dat er onaanvaardbare risico's te verwachten zijn.

Onderzoek en conclusie

Uit onderzoek is gebleken dat de grond van het perceel geschikt is voor de doeleinden van de volkstuinvereniging. In de grond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen met molybdeen. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met cadmium, xylenen en naftaleen. Gelet op het brede pakket geanalyseerde stoffen voldoet de grond aan de Achtergrondwaarde. De Achtergrondwaarde voldoet voor de bodemfunctie 'Moestuinen en Volkstuinen'. Hoewel er praktisch van schone grond gesproken kan worden, wordt er (al heel lange tijd) niet gewerkt met de term 'Schone grondverklaring'. Gesteld kan worden dat de grond geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

5.6 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Op grond van de Wet natuurbescherming kan een nieuwe ontwikkeling niet plaatsvinden als dat leidt tot extra stikstofdepositie op al overbelaste habitats in Natura 2000-gebieden.

Beleidskader

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Toetsing en conclusie

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. In de directe omgeving zijn evenmin dergelijke gebieden aanwezig. Daarmee is er geen risico op verstoring.

Voordat het perceel in gebruik is genomen als volkstuin, waren de gronden in gebruik voor akkerbouw. Vanwege dit gebruik waren geen bijzondere en te beschermen natuurwaarden in het plangebied aanwezig. Het gebruik als volkstuinencomplex is nog steeds agrarisch gerelateerd, maar door het aanplanten van vaste begroeiing zal er meer schuilgelegenheid voor diersoorten (vooral vogels) zijn. De ecologische waarde van het terrein verbetert daarmee.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële aspecten

6.1.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de herhuisvesting zijn aanzienlijk, namelijk circa € 35.000,-. Uitgangspunt voor de gemeente is éénmalig bij te dragen in de basis zodat vereniging en de tuinders snel aan de slag kunnen. Volkstuinvereniging Kweeklust is een huurder van de gemeente en de gemeente heeft er zelf belang bij dat de huurders via de vereniging hun hobby kunnen uitvoeren. In tegenstelling tot de sociale initiatieven CityCeeds en Buurttuin Stromentuin wordt tegemoet gekomen om ook een deel van de inrichting (paden, watertappunten enz.) gereed te maken. Een professionele volkstuinvereniging kan namelijk geen beroep doen op middelen via wijkteam/ wijktafel, fondsen, subsidies en sponsoren, dit in tegenstelling tot sociale initiatieven.

6.1.2 Kostenverhaal en grondexploitatie

In verband met verhaal van gemeentelijke kosten dient de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen als er sprake is van een aangewezen bouwplan. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd wat onder een aangewezen bouwplan wordt verstaan. Dit is onder andere de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. Een exploitatieplan is niet verplicht in gevallen waarin:

  • a. het totaal van de exploitatiebijdragen dat (..) kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,-;
  • b. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4., onderdelen b tot en met f van het Bro;
  • c. de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4., onderdelen b tot en met f, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Een exploitatieplan is evenmin verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd (artikel 6.12 lid 2 onder a van het Bro) door een overeenkomst te sluiten met de betreffende grondeigena(a)r(en) in het gebied waar bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt of door volledig gemeentelijk grondeigendom.

Dit laatste is relevant. De gemeente blijft eigenaar van de gronden. Hiermee is het opstellen van een exploitatieplan niet verplicht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

De gemeente heeft uitvoerig met de volkstuinenvereniging gesproken over eisen en wensen. Naar aanleiding daarvan zijn paden en watertappunten aangelegd. Voor het overige zijn er geen omwonenden of belanghebbenden waarmee rekening moet worden gehouden.

Het ontwerpbestemmingspIan heeft van 25 juni 2020 tot en met 5 augustus 2020 voor een ieder ter inzage heeft gelegen en is voor overleg toegezonden aan de provincie en het waterschap. De reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.