direct naar inhoud van 7.1 Bestemmingsmethodiek
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

7.1 Bestemmingsmethodiek

Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied zal na de inwerkingtreding van de nieuwe Wro als ontwerp ter inzage worden gelegd. Dat betekent dat de nieuwe Wet ruimtelijke ordening het wettelijk kader vormt voor het bestemmingsplan.

Vanaf 1 juli 2009 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.

Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro. Deze standaard is opgesteld door de werkgroep "Standaard Vergelijkbaarheid" in het kader van Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen (DURP). De standaard bouwt voort op de Digitale Leest. Vooruitlopend op de verplichte toepassing wordt SVBP2008 toegepast in de planregels en plankaart.

Opzet plankaart

Algemeen

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.

Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.

Bestemmingen

Op de plankaart wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen "Groen", "Natuur" en "Verkeer" in het algemeen geen gebouwen worden opgericht. In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin er mag worden gebouwd.

Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals A voor "Agrarisch", H voor "Horeca" en W voor "Wonen".

Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 6 kaartbladen en renvooi, op een schaal van 1:5.000, 1 kaartblad schaal 1:1.000 (detailbladen) en 1 kaartblad schaal 1:25.000 (archeologie). Ieder kaartblad is voorzien van een overzichtskaartje, waarop de ligging van het kaartblad ten opzichte het totale plangebied is weergegeven. Voor vier bebouwingsconcentraties is een gedetailleerder kaartbeeld gewenst. Het gaat daarbij om Kleverskerke, het Oude Dorp ten zuiden van Nieuw en Sint Joosland, de bebouwingsstrook langs de Nieuwlandseweg en de bebouwingsstrook langs de Oude Vlissingseweg.

Aanduidingen

Kleine letters tussen haakjes direct achter de bestemming geven een aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven (functieaanduiding), zoals A(iv) "Agrarisch", tevens voor intensieve veehouderij. Ten slotte worden aanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en / of bouwhoogte, maatvoeringaanduiding) en het aantal (dienst)woningen.

Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008. Omdat het aantal aanduidingen in SVBP2008 echter beperkt is en niet alle functies die in het buitengebied aanwezig zijn omvat, zijn aanvullende aanduidingen gebruikt. Deze aanduidingen worden voorzien van een specifieke lettercode (bijvoorbeeld sr - 2: specifieke vorm van wonen, vrijkomende agrarisch bebouwing). Ook bij in de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden de SVBP2008-benamingen van de aanduidingen gebruikt (bijvoorbeeld nieuwe minicamping: wijziging bestaat uit het opnemen van de aanduiding specifieke vorm van recreatie – 3). In de aanhef van dergelijke wijzigingsbevoegdheden is verklaard waartoe de wijziging bedoeld is.

Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2008 is de opbouw van de planregels als volgt:

  • inleidende regels (Hoofdstuk I);
  • bestemmingsregels (Hoofdstuk II);
  • algemene regels (Hoofdstuk III);
  • overgangs- en slotregels (Hoofdstuk IV).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk II, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • ontheffing van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • ontheffing van de gebruiksregels;
  • aanlegvergunningen;
  • wijzigingsbevoegdheden.


Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Onderscheid bouwen en gebruik

In het kader van SVBP2008 wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt in bouwen en gebruik. Dat heeft onder andere als gevolg dat de ontheffingsregels worden gesplitst in ontheffingen voor bouwen en ontheffingen voor gebruik. In beginsel zou dat betekenen dat voor een nieuw gebouw zowel een ontheffing voor het bouwen als een ontheffing voor het gebruik nodig zou zijn. Om onnodige extra regels te voorkomen, wordt er in het bestemmingsplan echter van uitgegaan, dat een ontheffing voor bouwen tevens een ontheffing voor het daarmee samenhangende gebruik inhoudt.

Regels per bestemming

Op grond van jurisprudentie en de digitale toegankelijkheid gaat de SVBP-methodiek ervan uit dat bestemmingsregels voor zover mogelijk per bestemmingsartikel worden geregeld. Uitzondering op deze regel is alleen een aantal algemene regels, waarin ook een aantal algemene ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, die niet gekoppeld zijn aan een bestemming. Dat heeft als gevolg dat identieke regels moeten worden opgenomen bij alle relevante bestemmingsartikelen.

Bouwmaten en -oppervlakten

In de meeste bestemmingen zijn tabellen opgenomen met bouwhoogtes en -oppervlakten. Het opnemen van deze maten in een tabel wijkt af van de SVBP-systematiek, maar de leesbaarheid en toegankelijkheid van de planregels wordt daardoor vergroot.

Bijlagen

Naast de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de Staat van Horeca-activiteiten, zijn in een aantal bijlagen bij de planregels de uitbreidingsmogelijkheden voor diverse bedrijfsfuncties vastgelegd. Het gaat daarbij om de maximale bedrijfsvloeroppervlakte voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijvigheid, detailhandel, horeca en recreatieve functies. De bijlagen geven in overzichtelijke kolommen weer tot welke oppervlakte bedrijfsactiviteiten rechtstreeks mogen uitbreiden en welke oppervlaktematen gelden na ontheffing of wijziging van het plan. De uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijfsfuncties zijn op deze wijze zo expliciet en concreet mogelijk benoemd, overeenkomstig de beleidsruimte zoals opgenomen in hoofdstuk 5.

Flexibiliteitsregels

Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6.c Wro, het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6.d Wro op te nemen of een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6.a Wro. Dit flexibiliteitinstrumentarium kent zekere begrenzingen.

Het is niet mogelijk een ontheffing te gebruiken om een bestemmingswijziging tot stand te brengen. Een nadere eis mag slechts worden gesteld per afzonderlijk geval en geen algemene regel inhouden. Bovendien moet het bestemmingsplan al een regel bevatten omtrent het punt ten aanzien waarvan een nadere eis wordt gesteld. Het is niet mogelijk een rechtstreekse parkeernorm of een voorwaarde met betrekking tot afschermend groen op te nemen. Logisch gevolg is dat dit dus ook niet als nadere eis kan.

Op basis van het vorenstaande wordt voor het opnemen van flexibiliteitsregels de volgende benadering gehanteerd. Flexibiliteitregels alleen gebruiken als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn, voor de onderbouwing waarvan de toelichting de noodzakelijke bouwstenen bevat. Bij het besluit tot het opnemen van flexibiliteit planschade risico meewegen. Ontheffingen niet gebruiken voor gebruikswijzigingen. Nadere eisen alleen stellen als er als regels zijn opgenomen met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

Advies van deskundigen

Daar waar dat gelet op de aard van de ingrepen, een objectieve toepassing van de regels en rechtszekerheid gewenst is, is in de regels de voorwaarde van deskundigenadvisering opgenomen. Het kan daarbij – afhankelijk van de belangen en waarden gaan om de agrarisch deskundige, de archeologisch deskundige. de landschaps- (en natuurbeschermings)deskundige, de molendeskundige of om de verkeersdeskundige, Daar waar specifieke belangen aan de orde zijn wordt advies ingewonnen van de voor deze belangen verantwoordelijke instantie (wegbeheerder, waterkeringbeheerder of de leidingbeheerder.