direct naar inhoud van 5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Arnestein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPARS-OH99

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Inleiding

Het voorontwerpbestemmingsplan Arnestein heeft vanaf 8 december 2011 tot en met 18 januari 2012 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar mening over het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Het voorontwerpplan is op drie manieren beschikbaar gesteld:

Daarnaast is het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke vooroverleg aan een aantal partners toegezonden. Gedurende de inspraaktermijn zijn de volgende inspraak- en vooroverlegreacties ontvangen.

Inspraakreacties:

  • 1. 1. Van der Feltz Advocaten, Postbus 85615, 2508 CH Den Haag, namens Eastman Chemical Middelburg BV;
  • 2. ZLTO, Postbus 46, 4460 BA Goes, namens A. Kluijfhout en M.J. Kluijfhout-de Nooyer, Waldammeweg 3 te Middelburg.

Vooroverlegreacties:

  • 1. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen;
  • 2. Waterschap Scheldestromen, Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg;
  • 3. Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, Postbus 165, 4330 AD Middelburg.

Inspraakreacties

Inspraakreactie 1

Van der Feltz Advocaten, namens Eastman Chemical Middelburg BV

Postbus 85615

2508 CH Den Haag

  • a. Ten aanzien van paragraaf 3.2 (Geluidshinder) van de toelichting wordt aangegeven dat tussen gemeente en Eastman een convenant is gesloten, waarbij is afgesproken dat de gemeente (onder voorwaarden) een procedure zal starten om de geluidszone in noordoostelijke richting te verruimen. Tot op heden is door Eastman nog geen aanvraag ingediend voor nakoming van dit convenant. Eastman geeft in de reactie aan dat zij haar rechten uit dit convenant niet prijs geeft, ook als zij in de procedure voor dit bestemmingsplan niet reageert op de ongewijzigde geluidscontour.
  • b. In de toelichting (pagina 19) is aangegeven dat het volledige bedrijventerrein wordt aangewezen als industrieterrein in de zin van artikel 40 Wet geluidhinder. Eastman gaat ervan uit dat dit niet betekent dat de zone geen ruimte meer zou bieden voor de aan Eastman vergunde geluidsemissies. Voor de duidelijkheid zou beter aangesloten kunnen worden bij de terminologie van de wet.
  • c. Aangegeven wordt dat op het terrein van het bedrijf installaties staan die hoger zijn dan de toegestane bouwhoogte van 20 m. De installaties zijn nu tussen de 35 en 40 m hoog. In de toekomst zal vanwege technische eisen zal een bouwhoogte van 40-45 m hoog noodzakelijk zijn. Verzocht wordt daarom voor de percelen in eigendom van Eastman een maximum bouwhoogte van 45 m op te nemen.
  • d. Voor het terrein van het bedrijf is in het bestemmingsplan een maximum bebouwingspercentage van 75% opgenomen (met een afwijkingsmogelijkheid voor 10%). Het huidige perceel van het bedrijf is reeds zeer dicht bebouwd als gevolg van de chemische processen in het bedrijf. Vanwege technische eisen is het soms noodzakelijk bebouwing zeer dicht op elkaar te concentreren, waardoor het bebouwingspercentage op het terrein hoger kan worden. Ook het naastgelegen perceel dat door Eastman is aangekocht zal op een dergelijke manier ingericht worden. Aangegeven wordt dat de ruimtelijke impact van de bebouwing gering kan zijn, omdat het voor zal komen dat de bebouwing niet boven het maaiveld uitkomt (opslagtanks etc.). Verzocht wordt daarom om voor de beide percelen in eigendom van Eastman (direct of via afwijking) een bebouwingspercentage van 90% toe te staan.
  • e. Op het terrein van Eastman is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' opgenomen. Aangegeven wordt dat de grond van het bebouwde kavel van elders is aangevoerd. In ieder geval voor de eerste laag van 50 cm is het naar mening van Eastman uitgesloten dat hier archeologische vondsten worden gedaan. Verzocht wordt de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' van het perceel, in ieder geval van het reeds bebouwde perceel, te verwijderen.
  • f. Aangegeven wordt dat het bedrijf niet in de juiste bedrijfscategorie is benoemd. Aangezien het bedrijf kunsthars produceert, kwalificeert het bedrijf als een bedrijf met SBI-code 2416.

Reactie gemeente

  • a. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Tussen gemeente en Eastman is inderdaad een convenant gesloten. Dit bestemmingsplan brengt daar geen wijziging in aan.
  • b. Het aanmerken van het bedrijventerrein Arnestein als industrieterrein voor geluidshinderlijke inrichtingen, heeft geen gevolgen voor de geluidszone van Arnestein, dus ook niet voor reeds vergunde geluidsemissies.
  • c. In het voorontwerpbestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bouwhoogte te wijzigen naar 25 m. Maar hiermee kan nog niet aan de wens van Eastman voldaan worden. In het provinciaal beleid zijn beperkingen opgenomen voor hoogbouw in de provincie. In paragraaf 4.9.2 van het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 staat aangegeven dat voor bouwwerken een maximale bouwhoogte van 25 m is toegestaan in het stedelijk gebied van (onder andere) Middelburg. Op grond van het provinciaal beleid is het dus niet mogelijk een standaardbouwhoogte van 45 m voor de percelen van Eastman op te nemen. Wij hebben onderzocht in hoeverre er binnen het provinciaal beleid mogelijkheden zijn om aan het verzoek tegemoet te komen. Uit de inspraakreactie begrijpen wij dat de hoogte van 45 m alleen nodig is voor technische installatie. Wij gaan ervan uit dat daarmee gedoeld wordt op bouwwerken, geen gebouw zijnde.
    Het provinciaal beleid geeft duidelijk aan dat de 25 m aangehouden moet worden als maximale bouwhoogte voor bouwwerken, waarbij de hoogtemaat betrekking heeft op de nokhoogte bij gebouwen met een kap of een goothoogte van gebouwen met een plat dak. Dit betekent dat een afwijking voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogelijk is. De bedrijfsvoering van Eastman is erg specifiek. Voor de uitoefening van de bedrijfsvoering is het noodzakelijk om technische installaties op te richten die hoger zijn dan de toegestane 25 m.
    Bedrijven met een soortgelijke bedrijfsvoering komen elders in Middelburg niet voor. Vanwege de unieke situatie bij dit bedrijf, wordt een afwijkingsbevoegdheid in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen, die uitsluitend bij dit specifieke bedrijf de bouw van technische installaties, te weten bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale bouwhoogte van 45 m mogelijk maakt. In deze afwijkingsbevoegdheid zal in ieder geval de voorwaarde worden opgenomen dat bestaande contouren van het beschermd stadsgezicht Middelburg door de afwijking niet onevenredig mag worden aangetast.
  • d. Zoals in de inspraakreactie wordt aangegeven, kent het voorontwerpbestemmingsplan de mogelijkheid om met 10% af te wijken van het maximale bebouwingspercentage van 75%. Daarmee kan een bebouwingspercentage van 85% bereikt worden. In het bestemmingsplan is daarnaast de eis opgenomen dat een afstand aangehouden moet worden tot de perceelsgrens. Het huidige perceel is inderdaad zeer dicht bebouwd. Wij betwijfelen echter of hier een bebouwingspercentage van meer dan 85% gerealiseerd is. Daarnaast vragen wij ons af in hoeverre het daadwerkelijk mogelijk zal zijn om het nieuw aangekochte perceel voor 90% vol te bouwen.
    Wij zijn van mening dat een bebouwingspercentage van 75% (+ de afwijkingsmogelijkheid met 10%) voldoende ruimte biedt om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken.
  • e. De verplichting om archeologie op te nemen in een bestemmingsplan, komt voort uit het Verdrag van Malta dat in Europees verband door Nederland is ondertekend. Dit verdrag is in Nederlandse wetgeving vertaald door de wijziging van de Monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ).
    Uitgangspunt van de wetgeving is het dat archeologisch erfgoed zoveel mogelijk behouden moet blijven. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid, waaronder het opstellen van een bestemmingsplan, moet het archeologisch belang vanaf het begin worden meegewogen. De gemeente Middelburg heeft in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren en de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008 aangegeven op welke percelen in de gemeente een archeologische verwachtingswaarde rust. Deze beleidsnota vormt de basis voor de archeologische bestemmingen zoals die in het voorontwerpbestemmingsplan Arnestein zijn opgenomen.
    Als gemeente zijn wij dus verplicht archeologie in het bestemmingsplan op te nemen. Bij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' is aangegeven dat bij werkzaamheden die niet dieper gaan dan 40 cm geen archeologisch onderzoek vereist is. Maar voor werkzaamheden dieper dan deze 40 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk, om archeologische vondsten in lagere grondlagen te behouden. Als in het verleden inderdaad 50 cm grond op het perceel is opgebracht, dan zal dit bij een vergunningaanvraag door de Walcherse Archeologische Dienst meegewogen worden.
  • f. De SBI-code zal in bijlage 2 van de toelichting worden aangepast.

Inspraakreactie 2

ZLTO

Postbus 46

4460 BA Goes

  • a. Gevraagd wordt waarom op de gronden van het bedrijf aan de Waldammeweg 3 een archeologische verplichting rust. De vraag wordt gesteld of deze archeologische bestemming goed onderbouwd is en er voldoende onderzoek is verricht. Verzocht wordt de archeologische bestemming te schrappen en in de regels van het bestemmingsplan aan te vullen dat de kosten van een eventueel archeologisch onderzoek voor rekening van de gemeente dient te komen.
  • b. Op de percelen van de heer Kluijfhout mag slechts tot een hoogte van 2 m gebouwd worden. Verzocht wordt de hoogte aan te houden die ook elders in het plangebied is toegestaan (20 m).

Reactie gemeente

  • a. De verplichting om archeologie op te nemen in een bestemmingsplan, komt voort uit het Verdrag van Malta dat in Europees verband door Nederland is ondertekend. Dit verdrag is in Nederlandse wetgeving vertaald door de wijziging van de Monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Uitgangspunt van de wetgeving is het dat archeologisch erfgoed zo veel mogelijk behouden moet blijven. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid, waaronder het opstellen van een bestemmingsplan, moet het archeologisch belang vanaf het begin worden meegewogen. In de WAMZ is voor wat betreft de kosten van het archeologisch onderzoek opgenomen dat 'de verstoorder betaalt'. Met andere woorden: de initiatiefnemer (aanvrager van de omgevingsvergunning) draagt alle kosten die gemaakt moeten worden voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek.
    De gemeente Middelburg heeft in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren en de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008 aangegeven op welke percelen in de gemeente een archeologische verwachtingswaarde rust. Deze beleidsnota vormt de basis voor de archeologische bestemmingen zoals die in het voorontwerpbestemmingsplan Arnestein zijn opgenomen. Als gemeente zijn wij dus verplicht archeologie in het bestemmingsplan op te nemen en de verplichting op te nemen dat de kosten voor archeologisch onderzoek voor rekening van de aanvrager komen.
  • b. Op de verbeelding die onderdeel uitmaakt van het voorontwerpbestemmingsplan, is voor het perceel van de heer en mevrouw Kluijfhout aangegeven dat hier een bouwhoogte van 20 m geldt. De stelling dat slechts tot 2 m hoog gebouwd zou mogen worden, berust op een misverstand.

Vooroverlegreacties

Vooroverlegreactie 1

N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 19 9700 MA Groningen

  • a. Aangegeven wordt dat de ligging van gastransportleiding Z-567-04 niet correct op de plankaart is weergegeven. Verzocht wordt het leidingtracé aan de hand van een toegezonden tekening correct op de plankaart op te nemen.
  • b. In het plangebied ligt daarnaast een tweede gastransportleiding (Z-567-10) die niet op de plankaart is opgenomen. Verzocht wordt dit leidingtracé aan de hand van de toegezonden tekening alsnog op te nemen.
  • c. Binnen de bestemming 'Leiding - Gas liggen twee afsluiterschema's. Aangegeven wordt dat voor beide een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van het schema op de plankaart opgenomen zou moeten worden, om een veilig transport te waarborgen en gevaar voor personen in de directe omgeving te beperken. Verzocht wordt dit op de plankaart op te nemen.
  • d. Verzocht wordt de diameter van de leiding in de bestemmingsomschrijving niet expliciet te noemen, zodat bij een grotere diameter een wijziging van het bestemmingsplan niet nodig is.
  • e. Verzocht wordt de regels van het artikel 'Leiding - Gas' zodanig aan te passen, dat ingeval van strijdigheid bij een dubbelbestemming, de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
  • f. Tot slot wordt verzocht om artikel 8.4.1 zodanig aan te passen dat ook het permanent opslaan van goederen zonder vergunning van burgemeester en wethouders niet is toegestaan.

Reactie gemeente

  • a. Het leidingtracé zal aan de hand van de aangeleverde gegevens ingetekend worden.
  • b. Het leidingtracé zal aan de hand van de aangeleverde gegevens ingetekend worden.
  • c. De afsluiterschema’s en de belemmeringenstrook van 4 m aan weerzijden zullen op de verbeelding binnen de dubbelbestemming opgenomen worden, voor zover dat nu nog niet het geval is.
  • d. Het niet opnemen van de diameter van de leiding zou tot gevolg hebben dat een grotere diameter zonder meer toegepast kan worden. Gelet op het externe veiligheidsaspect rondom het transport van aardgas, zijn wij van mening dat het ongewenst is om zonder planologische toets een wijziging in het gebruik van de leiding, zoals het toepassen van een grotere druk of het gebruiken van een buisleiding met een andere diameter, zonder meer toe te staan. In het bestemmingsplan zal een afwijkingsmogelijkheid opgenomen worden, waarmee afgeweken kan worden van de genoemde diameter in het bestemmingsplan.
  • e. De regels van dit artikel zijn zodanig opgesteld, dat bestaande rechten niet beperkt worden én dat bij nieuwe ontwikkelingen de bescherming van de leidingstrook wordt meegewogen. In de systematiek van bestemmen in het bestemmingsplan is er geen sprake van bestemmingen die prevaleren boven een andere bestemming. Een dergelijke regeling zou geen recht doen aan de belangenafweging die per geval gemaakt moet worden. Wij zijn van mening dat de belangen van de leidingbeheerder voldoende zijn geborgd door te bepalen dat alleen vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken zonder meer mogelijk is. Voor alle overige werkzaamheden of bouwwerken, moet middels een afwijkingsprocedure een afweging van belangen plaatsvinden. Op die wijze zijn de belangen van de leidingbeheerder voldoende geborgd.
  • f. Dit zal in het artikel worden toegevoegd.

Vooroverlegreactie 2

Waterschap Scheldestromen, Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg

  • a. In een aantal situaties kan binnen 7 m vanaf de insteek van het oppervlaktewater worden gebouwd. In de Keur Waterschap Scheldestromen 2011 zijn binnen 7 m van het oppervlaktewatersysteem regels opgesteld voor bouw- en aanlegwerkzaamheden. Voor verlening van een omgevingsvergunning is advies en/of een vergunning van de waterbeheerder vereist. Verzocht wordt dit te benoemen in de waterparagraaf of bij de omschrijving van de gebruikte bestemmingen.
  • b. Verzocht wordt de beschermingszones A en B voor de waterkeringen op de verbeelding op te nemen, zodat voorkomen kan worden dat vergeten wordt te toetsen aan de regels die in de Keur zijn opgenomen voor het bouwen en gebruik binnen deze beschermingszones.

Reactie gemeente

  • a. Een opmerking hieromtrent zal worden toegevoegd aan de toelichting/waterparagraaf.
  • b. De beschermingszones rondom de waterkeringen zijn, zoals in de reactie wordt aangegeven, geregeld in de Keur. Als deze beschermingszones in de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen zouden worden, betekent dit dat bij een wijziging in de Keur ook het bestemmingsplan gewijzigd moet worden. Dit lijkt ons niet gewenst, aangezien een dergelijke wijziging een langdurige en dure aangelegenheid is. Daarnaast is de bescherming van de waterkeringen al op één plaats geregeld. Het is ons inziens niet nodig om deze bescherming op twee verschillende manieren te regelen.

Vooroverlegreactie 3

Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, Postbus 165, 4330 AD Middelburg

  • a. De waterkerende dijk rondom Arnestein zou, conform de provinciale verordening, primair de bestemming 'Waterstaat - waterkering' moeten krijgen en secundair als 'Natuur (beschermde dijk)'. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing die geen verband houden met de natuurfunctie mogen positief worden bestemd. Daarnaast moet voor deze dijk het afwegingskader EHS opgenomen worden.
  • b. Gevraagd wordt in hoeverre er bewust voor is gekozen om de laanbeplanting aan de Waldammeweg aan de ene zijde van de weg te bestemmen als 'Verkeer' en de andere zijde van de weg als 'Groen'.
  • c. Aangegeven wordt dat Arnestein wordt uitgebreid met 4 ha door een boerderij als bedrijventerrein te bestemmen. Deze toevoeging zal opgenomen moeten worden in het regionale bedrijventerreinprogramma.
  • d. Gevraagd wordt naar de motivatie om de locatie van de watersportboulevard te verschuiven naar de meest westelijke punt van Arnestein. Voorheen was hiervoor de locatie CZAV en Herstaco voorzien.
  • e. De provincie onderschrijft de wens om een kwaliteitsverbetering op Arnestein door te voeren. Aangegeven wordt dat initiatief van de overheid hierbij van groot belang is, zoals opgenomen in het regionale Bedrijventerreinenprogramma Walcheren. De provincie verwacht dat de ambitie van de gemeente tot herstructurering van dit bedrijventerrein zich vertaald in een actieve gemeentelijke rol in dit proces.
  • f. In de toelichting wordt nog geen aandacht besteed aan archeologie en cultuurhistorie. De toevoeging van deze onderwerpen in het ontwerpplan wordt afgewacht.
  • g. Het onderwerp Externe Veiligheid is nog onvoldoende omschreven. De toevoeging hiervan in het ontwerpplan wordt afgewacht. Aangegeven wordt dat de conclusie in paragraaf 2.2 dat Arnestein niet als regionaal bedrijventerrein wordt beschouwd, niet correct is. Door Arnestein niet als regionaal bedrijventerrein te beschouwen, zou de 10-6-contour van Eastman binnen het eigen terrein teruggebracht moeten worden. Dit is niet in de lijn met de afspraken uit het regionale bedrijventerreinprogramma Walcheren 2010. Hierin is Arnestein als grootschalig bedrijventerrein aangewezen. Verzocht wordt deze paragraaf aan te passen aan het vastgestelde regionale bedrijventerreinprogramma. Aanbevolen wordt Eastman in de huidige situatie te faciliteren, maar planologisch geen ruimte te bieden voor nieuwvestiging van bedrijven met een externe veiligheidscontour.

Reactie gemeente

  • a. Deze dijk valt in een tweetal bestemmingsplannen, in het bestemmingsplan Arnestein en het bestemmingsplan Buitengebied. Voor de bestemming is in dit voorontwerp aansluiting gezocht bij de bestemming van het verlengde van de dijk, dat in het plan Buitengebied valt. De dijk heeft in dit bestemmingsplan ook de bestemming 'Agrarisch - Beschermde Dijk', met een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het systeem van bestemmen via SVBP 2008 kent geen primaire of secundaire bestemmingen. Binnen SVBP is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen om op de verbeelding de waterkeringen aan te duiden. Binnen de regels is de bescherming van de waterkering opgenomen.
    Door een dubbelbestemming toe te passen, moet bij het wijzigen van de bestemming of het uitvoeren van bepaalde werken een afweging gemaakt worden of dit aanvaardbaar is. Wanneer een werkzaamheid of bouwwerk die is toegestaan via de ene bestemming, schade toebrengt aan of strijd oplevert met de andere bestemming, kan de werkzaamheid of bouwwerk niet uitgevoerd worden. Een dubbelbestemming biedt dus dezelfde bescherming als een primaire bestemming.
    Daarnaast wordt de waterkering beschermd via de Keurzone van het Waterschap. Wij zijn van mening dat met deze twee beschermingsregimes de bescherming van de waterkering afdoende is geregeld.
    In het Omgevingsplan Zeeland is de dijk rondom Arnestein, voor zover wij kunnen nagaan, niet aangeduid als EHS of bestaande natuur. De bestemming 'Natuur' ligt naar onze mening ook niet voor de hand, gezien de ligging van deze dijk langs een bedrijventerrein. De bestemming 'Natuur' kan onnodige beperkingen met zich meebrengen die de exploitatie en revitalisering van dit bedrijventerrein belemmeren.
  • b. De wijze van intekening van de Waldammeweg heeft te maken met de eigendomsgrenzen in dit gebied. Aan de ene zijde van de Waldammeweg is slechts een zeer smalle strook in eigendom van de gemeente en daarmee openbaar gebied.
    Aan de andere zijde van de weg is deze strook veel breder. De ruimte is niet ingericht als rijbaan, zodat het niet voor hand ligt de volledige strook de bestemming 'Verkeer' te geven. Omdat het gaat om openbaar gebied en gronden die in eigendom van de gemeente zijn, is gekozen voor een bestemming 'Groen'.
  • c. Er is geen sprake van een uitbreiding van Arnestein met 4 ha. Ook in het vigerende plan hebben deze gronden de bestemming 'Industrie'. Het gaat hier dus om een voortzetting van bestaand beleid en rechten, zodat er geen toevoeging in het regionaal bedrijventerreinprogramma plaats hoeft te vinden.
  • d. Er is geen sprake van een verschuiving van de geplande locatie van de watersportboulevard. De tekst in de toelichting is niet duidelijk genoeg omschreven. Dit zal worden aangepast in: 'het gebied aan het Kanaal door Walcheren, direct oostelijk van het aquaduct'.
  • e. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangegeven dat voor de herstructurering geen planologische wijzigingen nodig zijn, die in dit voorontwerpbestemmingsplan een plaats moesten krijgen. Een al dan niet actieve rol van de gemeente in dit herstructureringstraject vormt geen onderdeel van een bestemmingsplanprocedure.
  • f. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • g. De opmerking wordt op dit moment voor kennisgeving aangenomen. In de uiteindelijke PlanMER zal het onderwerp Externe Veiligheid verder uitgewerkt worden. In het Regionaal Bedrijventerreinprogramma wordt in de tabel op pagina 7 voor Arnestein het profiel 'grootschalig traditioneel bedrijventerrein' genoemd. In het bedrijventerreinprogramma wordt echter niet de conclusie getrokken dat dit gevolgen heeft voor de 10-6-contour van bedrijven op het bedrijventerrein. Ook het Besluit externe veiligheid inrichtingen geeft niet aan dat bij een grootschalig bedrijventerrein op een andere wijze omgegaan moet worden met de 10-6-contour. Bedrijventerrein Arnestein is in feite een regionaal bedrijventerrein. De aanduiding grootschalig in het bedrijventerreinprogramma is uitsluitend opgenomen vanwege de aanwezigheid van Eastman. Arnestein is qua profilering echter verre van een grootschalig bedrijventerrein. Zo zijn op het terrein op verschillende plaatsen bedrijfswoningen en (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en planologisch toegestaan. Als gemeente kunnen wij niet verantwoorden waarom bedrijfswoningen en (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR-contour zouden komen te vallen. Om deze reden hebben wij gekozen voor de regeling zoals die nu in het bestemmingsplan is opgenomen. De huidige 10-6-contour van Eastman loopt grotendeels over het eigen terrein. Slechts een klein deel valt buiten het eigen terrein, op het terrein van het naastgelegen bedrijf Wielemaker. Eastman zal in zoverre gefaciliteerd worden, dat deze bestaande contour in het bestemmingsplan overgenomen zal worden. Er zal echter geen ruimte geboden worden voor wijziging van de contour.