Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Smokkelhoek 1e herziening (Kloosterweg)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0678.smokkelhoekHZ001-VAST
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1. plan
het bestemmingsplan Smokkelhoek 1e herziening (Kloosterweg) van de gemeente Kapelle.
 
1.2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.smokkelhoekHZ001.VAST met de bijbehorende regels.
 
1.3. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5. aan- en/of uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6. achterste perceelsgrens
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
 
1.7. archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.8. bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9. bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.10. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende ma-gazijnen en overige dienstruimten.
 
1.11. bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.12. bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
 
1.13. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15. bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.16. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17. bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.18. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende be-bouwing is toegelaten.
 
1.19. bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.20. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.21. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indi-rect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.22. bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.23. buitenshowroom
een buitenruimte bij een bedrijf waar producten van het betreffende bedrijf worden gepresenteerd op een kwalitatief hoogwaardig manier.
 
1.24. consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
 
1.25. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.26. dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze construc-tie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.27. deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van des-kundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeolo-gisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
 
1.28. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.29. dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.30. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.31. geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding geluidzone - industrie aangegeven geluidzone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
 
1.32. gezoneerd industrieterrein
terrein zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een ge-deelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
 
1.33. grootschalige detailhandel
detailhandel die vanwege de omvang van het bedrijf plaatsvindt buiten de reguliere winkelcentra, niet behorend tot de foodsector zoals een supermarkt.
 
1.34. hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.35. houtgewas
plant met houten delen, waaronder begrepen: bomen, struiken en hagen
 
1.36. kantoor(ruimte)
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.37. motorvoertuigen
  1. categorie 1 (motorrijwielen): motorvoertuigen op twee wielen, al dan niet voorzien van zijspan-wagen;
  2. categorie 2 (lichte motorvoertuigen): motorvoertuigen op drie of meer wielen, met uitzondering van categorie 3 en 4 motorvoertuigen;
  3. categorie 3 (middelzware voertuigen): gelede en ongelede autobussen, alsmede andere motor-voertuigen die ongeleed zijn en voorzien van een enkele achteras waarop vier banden zijn ge-monteerd;
  4. categorie 4 (zware motorvoertuigen): gelede motorvoertuigen, alsmede motorvoertuigen die zijn voorzien van een dubbele achteras, met uitzondering van autobussen.
1.38. ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie en uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van een onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaar-digde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de on-derneming.
 
1.39. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, scha-kelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.40. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.41. peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
  3. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aan-wijzen.
1.42. perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende be-bouwing is toegestaan.
 
1.43. perifere detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
  1. auto's;
  2. boten;
  3. brand- en explosiegevaarlijke goederen en bestrijdingsmiddelen;
  4. landbouwwerktuigen;
  5. caravans;
  6. grove bouwmaterialen;
  7. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.
1.44. risicovolle-inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.45. Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (bijlage 1) die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.46. voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
 
1.47. voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
 
1.48. voorzieningen
een voorziening gericht op het publiek, al dan niet in combinatie met het ondergeschikt verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, niet inbegrepen iedere vorm van verblijf, waaronder in ieder geval wel de volgende activiteiten zijn worden verstaan:
  1. autorijschool met buitenoefenruimte;
  2. fitnesscentrum of sportschool;
  3. indoor speelhal;
  4. voorzieningen voor niet-medische verzorging van personen, zoals een fitnessruimte, schoon-heids- en pedicurehandelingen of massageruimte;
  5. voorzieningen gelieerd aan of behorend tot bedrijvigheid binnen het plangebied in de vorm van trainingscentrum, technische bureaus of gedeelten van de bedrijfsactiviteiten;
  6. horeca behorend bij de voorzieningen in hetzelfde gebouw (geen zelfstandige vestiging);
  7. en daarmee naar aard en omvang en ruimtelijke effecten voor een dorpscentrum vergelijkbare voorzieningen (omvang, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk).
1.49. Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluid-hinder kunnen veroorzaken.
 
1.50. zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.
 
2.3. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daar-mee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6. de breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.
 
2.7. de bouwhoogte van een ander bouwwerk
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
 
2.8. de afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen wor-den daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf 'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste catego-rie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘buitenshowroom’: een buitenshowroom en tevens een parkeerter-rein zoal bedoeld in artikel 4.3 sub a;
  3. detailhandel in auto's, boten en caravans;
  4. waterberging;
  5. webshops;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting uitgesloten' zijn geen risicovolle-inrichtingen toegestaan;
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeer-voorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2. Bouwregels
 
3.2.1. Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 80% van het bouwperceel;
  3. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 5 meter;
  4. de afstand van een gebouw en/of overkapping tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens be-draagt ten minste 3 meter;
  5. de oppervlakte van een bedrijfsgebouw bedraagt ten minste 100 m2.
3.2.2. Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogten, bouwhoogte en oppervlakte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedra-gen ten hoogste:
  
 
bouwwerk
  
goothoogte
  
bouwhoogte
  
1
bedrijfsgebouwen en overkappingen  
gelijk aan bouwhoogte  
zie maatvoeringsaanduiding  
2
terreinafscheiding voor de gevel van het hoofdgebouw
 
1 m
3
terreinafscheiding achter de voorgevel van het hoofdgebouw
 
2 m  
schoorstenen en vergelijkbare bouwwerken  
 
25 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 
3 m  
 
3.3. Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1. Bedrijfsactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.1:
  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het be-trokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzon-dere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (Bijlage 1) zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.3.2. Verkleinen bebouwingsafstand
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c en d voor het ver-kleinen van de aangegeven afstand, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt ge-bruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  2. door het verkleinen van de afstand kan nog steeds worden voldaan aan de eisen van brandvei-ligheid; alvorens vergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover advies aan de ge-meentelijke brandweer;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast.
3.4. Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1. Buitenshowroom
Met betrekking tot een buitenshowroom als bedoeld in lid 1.23 gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de buitenshowroom is toegestaan het presenteren van producten in vrije opstel-ling en in rekken;
  2. de te presenteren producten hebben een directe relatie met de bedrijfsactiviteiten van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  3. de producten worden gepresenteerd op een kwalitatief hoogwaardige manier;
  4. opslag van materialen en grondstoffen is niet toegestaan;
  5. een buitenshowroom moet landschappelijk worden ingepast in overeenstemming met het beeld-kwaliteitsplan.
3.4.2. Detailhandel en voorzieningen
Met betrekking tot het detailhandel en voorzieningen als bedoeld in lid 1.48 gelden de volgende regels:
  1. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel zoals genoemd in lid 3.1;
  2. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  3. voorzieningen zijn niet toegestaan.
3.4.3. Geluidhinderlijke en risicovolle inrichtingen
Met betrekking tot geluidhinderlijke en risicovolle-inrichtingen gelden de volgende regels:
  1. activiteiten van Wgh-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden als bedoeld in lid 3.1 onder a;
  2. ten aanzien van risicovolle inrichtingen:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicovolle inrichting uitgeslo-ten' zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan;
3.4.4. Kantoren
Met betrekking tot kantoren gelden de volgende regels:
  1. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  2. kantoorvloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren die meer bedraagt dan 50% van de be-drijfsvloeroppervlakte met een maximum oppervlakte van 200 m² per bedrijf, is niet toegestaan.
3.4.5. Opslag
Met betrekking tot opslag gelden de volgende regels:
  1. opslag van goederen voor de voorgevel van gebouwen en/of langs interne ontsluitingsstructuur en/of langs randen van het bedrijventerrein is niet toegestaan;
  2. opslag van goederen is voorts uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  3. opslag van goederen buiten gebouwen is alleen toegestaan tot een stapelhoogte van 6 meter;
  4. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  5. onder opslag wordt niet verstaan het presenteren van producten als bedoeld in artikel 3.4.1.
3.4.6. Perceel
Met betrekking tot een perceel gelden de volgende regels:
  1. per perceel is ten hoogste één zelfstandig bedrijf toegestaan;
  2. de omvang van een perceel bedraagt niet minder dan 500 m2;
3.4.7. Webshops
Met betrekking tot webshops gelden de volgende regels:
  1. detailhandel vindt in hoofdzaak via internet plaats;
  2. ter plaatse van de webshop vindt in overwegende mate opslag- en distributie van goederen plaats;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen, afrekenen en uitstallen van producten bedraagt niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m²;
  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroor-zaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.
3.5. Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1. Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1:
  1. om bedrijven toe te laten twee categorieën hoger dan in lid 3.1 voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschij-ningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezo-neerd industrieterrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.5.2. Opslag
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.5 en lid 3.2.2:
  1. voor het toestaan van opslag van goederen anders dan in lid 3.4.5 onder a en b bedoeld;
  2. opslag van goederen dient te worden afgeschermd door een erfafscheiding met een hoogte van ten minste 2 meter en ten minste gelijk aan de hoogte van opgeslagen goederen;
  3. de erfafscheiding bestaat uit een hekwerk met beplanting, zodanig dat sprake is van een groene afscherming.
3.6. Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1. Aanduidingen
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduidingen binnen de bestemming wijzigen in een bestem-ming zonder functieaanduiding of met een andere aanduiding, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met be-langhebbenden is overeengekomen;
  2. wijziging is toegepast indien geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  3. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  4. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.2. Grootschalige detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'detailhandel grootschalig' ten einde de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:
  1. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat:
    1. de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente (geen ontwrichting);
    2. geen geschikte locatie beschikbaar is op het bedrijventerrein Marconi in Goes of op een andere geschikte locatie in Goes;
  2. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte van een grootschalig detailhandels-bedrijf niet minder bedraagt dan 1.500 m²;
  3. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbe-drijf geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbe-drijf voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt op de openbare ruimte;
  5. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. planwijziging is niet toegestaan ten behoeve van detailhandel in de foodsector zoals voor een su-permarkt;
  7. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  8. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
"Artikel A Bestemmingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig': tevens grootschalige detailhandel.
Artikel B Specifieke gebruiksregel Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel: de oppervlakte van een grootschalig detailhandelsbedrijf bedraagt niet minder dan 1.500 m²."
 
3.6.3. Beëindiging grootschalige detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'detailhandel grootschalig' schrappen, met in acht-neming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met be-langhebbenden is overeengekomen;
  2. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.4. Perifere detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aandui-ding 'detailhandel perifeer' ten einde de vestiging van een perifere detailhandelsbedrijf mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:
  1. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat de vestiging van een perifere detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente (geen ontwrichting);
  2. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een perifere detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een perifere detailhandelsbedrijf voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en geen onevenredige parkeerdruk ver-oorzaakt op de openbare ruimte;
  4. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.5. Beëindiging perifere detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'detailhandel perifeer' schrappen, met in achtneming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met be-langhebbenden is overeengekomen;
  2. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.6. Risicovolle bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aandui-ding 'risicovolle inrichting -2' teneinde de vestiging van een risicovol bedrijf met een plaatsgebonden risico-contour 10
-6 binnen de inrichting mogelijk te maken, met in achtneming van de volgende regels:
  1. de maatgevende risicocontour van het plaatsgebonden risico (contour met kans 10-6 per jaar) is gelegen binnen het bestemmingsvlak van het risicovol bedrijf.
  2. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven ge-bruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.7. Beëindiging risicovolle bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'risicovolle inrichting -1' en 'risicovolle inrichting -2' schrappen, met in achtneming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met be-langhebbenden is overeengekomen;
  2. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.8. Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de categorie-indeling van de bij dit artikel behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd in-dustrieterrein' mag worden gewijzigd, indien en voor zover wijziging van de belasting van de daarin opgenomen typen van bedrijven op het milieu daartoe aanleiding geeft, dan wel het Inrich-tingen en Vergunningen besluit van de Wet milieubeheer met betrekking tot geluid producerende inrichtingen wordt gewijzigd;
  2. voor de vaststelling van een wijziging wordt de milieudeskundige schriftelijk advies gevraagd om-trent de voorgenomen wijziging.
3.6.9. Voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aandui-ding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen' teneinde de vestiging van voorzieningen mogelijk te maken, met in achtneming van de volgende regels:
  1. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien uit een onderzoek blijkt dat geen geschikte vesti-gingslocaties in het stedelijk gebied beschikbaar zijn, in verband met:
    1. de omvang;
    2. de verkeersaantrekkende werking;
    3. de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  2. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de voorziening heeft een binding met de gemeente Kapelle, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en (toekomstig) klantenbestand;
  3. de vestiging van een voorziening heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  4. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven ge-bruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  7. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen: "Artikel A Bestemmingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen': tevens voorzie-ningen."
3.6.10. Beëindiging voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen' schrappen, met in achtneming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met be-langhebbenden is overeengekomen;
  2. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
3.6.11. Kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kleine lokale detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen' ten einde de vestiging mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:
  1. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat de vestiging geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeen-te (geen ontwrichting);
  2. planwijziging is uitsluitend toegestaan voor zover wordt aangetoond dat de vestiging een lokaal karakter heeft, waarbij onder meer wordt ingegaan op de relatie met het centrumgebied, het ver-zorgingsgebied en brancheontwikkeling;
  3. planwijziging is toegestaan indien de vestiging geen nadelige invloed heeft op de normale afwik-keling van het verkeer;
  4. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt op de openbare ruimte;
  5. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. planwijziging is toegestaan die vanwege de omvang van het bedrijf en de verkeersontsluiting plaatsvindt buiten de reguliere winkelcentra, niet zijnde detailhandel in de foodsector zoals een supermarkt;
  7. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  8. in het wijzigingsplan kunnen bepalingen worden opgenomen als waarborg van het lokale ka-rakter.
Artikel 4 Groen
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. ontsluiting van een aangrenzend bedrijfsperceel direct op een aangrenzende weg;
  5. plantsoen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. wandel- en fietspaden;
  8. water;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein.
4.2. Bouwregels
 
4.2.1. Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse zijn uitsluitend toegestaan:
    1. nutsgebouwen en ontmoetingsplaatsen;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2. Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogten, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen ge-bouw zijnde, bedragen ten hoogste:
   
 
bouwwerk
  
goothoogten
  
bouwhoogte
  
oppervlakte / inhoud
  
1  
nutsgebouwen  
3,5 m  
5 m  
25 mper gebouw  
2  
terrein afscheiding  
 
2 m  
 
3  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 
5 m  
 
  
4.3. Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein voor de nabij gelegen bedrijven toegestaan voor zover de gronden mede worden gebruikt voor een landschappelijke inpassing van het parkeerterrein waarbij het bestemmingsvlak Groen over ten minste 1/3 van de breedte van het perceel – gemeten over de langste zijde van het perceel - als groen wordt ingericht en wordt voldaan aan het leidingbelang als bedoeld in de bestem-ming Leiding - Leidingstrook.
Artikel 5 Leiding - Leidingstrook
 
5.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
  1. de aanleg en instandhouding van ondergrondse buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
  2. zodanig, dat is aangetoond dat de risicocontour en oriënterende waarde groepsrisico van de be-treffende leidingen ligt binnen 110 meter van de bestemmingsgrens Leiding - Leidingstrook; wan-neer op kortere afstand woonwijken of zogeheten bijzonder objecten categorie I (bejaardentehui-zen, verpleeginrichtingen, scholen en winkelcentra, hotels en kantoorgebouwen voor meer dan 50 personen) aanwezig zijn, dan moet de veiligheidsafstand van de betreffende leidingen binnen die kortere afstand liggen.
5.2. Bouwregels
 
5.2.1. Bouwregels voor de dubbelbestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse zijn uitsluitend toegestaan:
    1. gebouwen met een maximale hoogte van 2,50 meter;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2. Bouwregels voor de overige bestemmingen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
5.3. Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te laten met in achtneming van de volgende regels:
  1. de instandhouding van de leidingstrook (het leidingbelang) wordt niet onevenredig geschaad;
  2. het bevoegd gezag wint alvorens af te wijken van de bouwregels advies in van de leidingbeheer-der.
5.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk-zaamheden
 
5.4.1. Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Leidingstrook zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  2. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de gronden;
  3. het beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen.
5.4.2. Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid is 5.4.1 niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 5.2 en 5.3 bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
5.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
 
6.1. Bestemmingsomschrijving
 
de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorko-mende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeolo-gische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
 
6.2. Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwer-ken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtne-ming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden ge-bouwd, indien:
    1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de ar-cheologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastge-steld;
    3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeolo-gische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de opper-vlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst;
    4. een bouwwerk ter plaatse van gronden waarvan aan de hand van archeologisch onder-zoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk-zaamheden
 
6.3.1. Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie – 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drai-nage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2. Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  4. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  5. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  7. ter plaatse van gronden waarvan aan de hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.3.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen ar-cheologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld; onder een rapport wordt ook verstaan een peilbesluit van het waterschap zonder nadelige gevolgen voor archeolo-gische waarden;
  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden ge-schaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    2. het doen van opgravingen;
    3. dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
6.4. Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het be-stemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschou-wing.
  
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1. Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aandui-dingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funde-ringen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
8.2. Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op de-zelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt ge-daan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1. Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthe-tisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in ver-band met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m be-dragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
10.2. Verkeer, Groen en Water
 
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingen wijzigen in de bestemmin-gen Verkeer , Groen en Water, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  2. de oppervlakte aan waterberging dient te worden behouden of elders te worden gecompenseerd;
  3. wijziging wordt toegepast nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1. Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1. Bouwen in strijd met het plan
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bou-wen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veran-derd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid onder a met maximaal 10%;
  3. Het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2. Gebruik in strijd met het plan
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Smokkelhoek 1e herziening (Kloos-terweg)’.