Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Frisostraat 2 Schore
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ011-VAST
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Frisostraat 2 Schore’ met identificatienummer NL.IMRO.0678.xxxxxxxx-OW01 van de gemeente kapelle.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 ander bouwwerk
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.8 archeologisch deskundige
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.10 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 bouwwerk geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.19, niet zijnde een gebouw.
 
1.24 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.25 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.26 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
 
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 gestapelde woning
een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en al dan niet tevens naast elkaar zijn gesitueerd en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf een weg of langzaam verkeersroute.
 
1.29 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.30 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.
 
1.31 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.33 maatschappelijke dienstverlening
voorzieningen en instellingen, gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende dienstverlening, met dien verstande dat geen kinderdagverblijf is toegestaan.
 
1.34 maatvoeringsaanduiding
alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.
 
1.35 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.38 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang); in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.39 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.40 voorgevelrooilijn
de lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
 
1.41 wonen
het gehuisvest zijn in een woning.
 
1.42 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk
tussen het peil en de snijlijn tussen de bovenkant van het dakbeschot en de buitenkant van de gevel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen - voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan/ en liftopbouwen daar niet onder begrepen.
 
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 de breedte, lengte of diepte van een gebouw
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin (T)
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken
 
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.
 
3.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
 
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een bouwwerk bedraagt ten hoogste:
 
 
bouwwerk
  
goothoogte
  
bouwhoogte
  
oppervlakte / inhoud
  
1  
terreinafscheidingen voor de gevel van het hoofdgebouw
-  
1 m  
-  
2  
overige terreinafscheidingen  
 
2 m  
 
3  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-  
3 m  
-  
    
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
3.3.1 Aan- of uitbouwen en overkappingen
 
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1, ter plaatse van de bestemming, voor het aan- of uitbouwen van gebouwen en overkappingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, met inachtneming de volgende regels:  
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m², de goothoogte niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  2. verlening van afwijking mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  3. afwijking mag niet worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 4 Wonen (W)
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in een woning;
  2. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. aan-, uit- en bijgebouw zijn toegestaan op het bouwperceel;
  3. tenzij anders is bepaald, is per bouwvlak ten hoogste één woning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  4. het hoofdgebouw wordt op de voorste bouwgrens gebouwd;
  5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste
    1. in het geval van vrijstaand bouwen, 3 m;
    2. in het geval van twee-aan-één bouwen, tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m;
  6. de afstand van aan-, uit- en bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  7. de afstand van gebouwen onderling, niet aaneengebouwd, bedraagt ten minste 1 m;
  8. van aan-, uit- en bijgebouwen ligt de voorgevel ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.2.2 Bouwen buiten bouwvlakken
Buiten bouwvlakken zijn toegestaan:
  1. aan-, uit-, en bijgebouwen;
  2. terreinafscheidingen.
4.2.3 Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een bouwwerk bedraagt binnen het
bestemmingsvlak ten hoogste:
 
   
bouwwerk 
 
goothoogte 
 
bouwhoogte 
 
oppervlakte / inhoud 
 
1    
Woning
Zie maatvoerings-aanduiding
5 m hoger dan de goothoogte
750 m³ tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum volume' anders is aangegeven 
2    
aan-, uit- en bijgebouw inclusief overkappingen
3 m  
6 m  
60 m² tenzij met een maatvoeringsaanduiding anders aangegeven 
3   
terreinafscheiding grenzend aan openbaar gebied 
-  
1 m  
-  
d.    
overige terreinafscheidingen
-  
2 m  
-  
e.    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
-  
3 m  
-  
 
4.3 Afwijkingen van de bouwregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
 
4.3.1 Afstand tot zijdelingse perceelgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 voor het
bouwen van gebouwen op een kleinere afstand tot de perceelsgrens, met inachtneming van de
volgende regels:
  1. afwijking wordt verleend indien de vorm van het perceel onevenredig nadelig is voor de bouwen gebruiksmogelijkheden van een perceel;
  2. de afstand moet ten minste 1 m bedragen.
4.3.2 Oppervlakte bijgebouwen en aanbouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.2 en lid 4.2.3
voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en aanbouwen buiten het bouwvlak,
met inachtneming van de volgende regels:
  1. ter plaatse van percelen:
    1. vanaf 450 m² tot 800 m² een gezamenlijke oppervlakte van 100 m²;
    2. percelen vanaf 800 m² een gezamenlijke oppervlakte van 120 m²;
  2. afwijking wordt verleend indien niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak worden bebouwd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 voor het
uitoefenen van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning, aanbouwen
en/of bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie van het bouwperceel;
  2. kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend op het bouwvlak toegestaan;
  3. de gebruiker van de woning is tevens degene die de kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten uitvoert bij de woning;
  4. afwijking leidt niet tot verkeersaantrekkende werking of onevenredige parkeerdruk;
  5. detailhandel, anders dan verkoop van de beroeps of bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  6. het gezamenlijk oppervlak voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning, aanbouwen en bijgebouwen is voor ten hoogste 50 m² toegestaan;
  7. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen, functies en indien van toepassing cultuurhistorische waarden;
  8. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  9. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie (WR-A)
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van stads- en dorpskernen met een archeologische verwachtingswaarde.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
5.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
 
Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
 
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk
2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  4. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m;
  5. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 3 en 4 voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. voor de bouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming Waarden - Archeologie de bouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² is toegestaan.
9.2 Paardenbakken
 
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. het aanleggen en in samenhang daarmee plaatsen van omheiningen voor een hobbymatig te gebruiken paardenbak in aansluiting op een bijbehorend agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak met de bestemming Tuin en Wonen;
  2. indien sprake is van aansluiting op een bestemmingsvlak Tuin en Wonen wordt afwijking uitsluitend verleend indien hier daadwerkelijk sprake is van bewoning door de gebruiker(s) van de paardenbak;
  3. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 600 m²;
  4. de afstand van een paardenbak tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  5. het gebruik van verlichting of een geluidsinstallatie is niet toegestaan;
  6. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in de aanleg en instandhouding van een adequate landschappelijke inpassing van de paardenbak, bestaande uit een dichte rij met streekeigen bomen en of struiken;
  7. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
 
10.2 Waarde archeologie
 
10.2.1 Wijziging ten behoeve van de verwijdering van de bestemming
 
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken de van bestemming Waarde – Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. 
10.2.2 Wijziging voor verandering van een bouwvlak
 
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien dit op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, met inachtneming van de volgende regels:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen. 
11.2 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Frisostraat 2 Schore’.