Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wemeldinge 6e herziening (garageboxen Spoorlaan)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0678.WemeldingeHZ006-VAST
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Wemeldinge 6e herziening (garageboxen Spoorlaan)’ van de gemeente Kapelle.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.WemeldingeHZ006-VAST met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 achterste perceelsgrens
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan.
 
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en / of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in grondgebonden bedrijf:
  1. een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, nader te onderscheiden in:
    1. akker- en vollegrondtuinbouw:de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruit-teelt;
    2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    7. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.
  2. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
    1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
    3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang en / of uitloopmogelijkheden, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
    4. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.13 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.15 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
 
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.19 bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.27 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
 
1.28 cultuurhistorische waarde
  1. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  2. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen.
1.29 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.30 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.31 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
 
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.33 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. tuincentra;
  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. bouwmarkten.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.35 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.37 grens gezoneerd industrieterrein
de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
 
1.38 grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
 
1.39 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.40 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.41 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
 
1.42 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
 
1.43 kantoor(ruimte)
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.44 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
 
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.46 lijst van MIP-panden
de lijst van MIP-panden (Monumenten Inventarisatie Project) die van de regels deel uitmaakt.
 
1.47 logies
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben.
 
1.48 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, regie, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.
 
1.49 natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde met de aanwezige flora en fauna.
 
1.50 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.51 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.53 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': 'bovenkant spoorstaaf'.
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
  4. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kan het bevoegd gezag een peil aanwijzen.
1.54 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
 
1.55 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.56 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
 
1.57 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
 
1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (bijlage 1) die van deze regels onderdeel uitmaakt.
 
1.59 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2) die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.60 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
 
1.61 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
 
1.62 voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
 
1.63 voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan.
 
1.64 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht
 
1.65 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
1.66 zendmast
bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
 
1.67 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
1.68 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
 
1.69 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw:
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.
 
2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk:
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
 
2.8 de afstanden:
Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bermen en bermsloten;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. parkeerplaatsen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
  6. bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse zijn uitsluitend toegestaan:
    1. bushokjes en andere abri's;
    2. nutsgebouwen;
    3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor spoorwegen alsmede een
    4. wandel- en fietstunnel;
    5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
 
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen
gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
 
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in een woning;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: uitsluitend garages voor wonen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de afstand van gebouwen onderling, niet aaneengebouwd, bedraagt ten minste 1 meter;
4.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste:
 
 
4.3 Nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. toetsing aan welstand.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.4.1 Aanduidingen
Het bevoegd gezag kan de aanduidingen en bouwaanduidingen binnen de bestemming wijzigen in een bestemming zonder functie- of bouwaanduiding of met een andere functie- of bouwaanduiding, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan, gelet op de aanwezige functie en woningtypen in de omgeving, tegen verandering van functie- of bouwaanduiding;
  2. wijziging is toegepast indien geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  3. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  4. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Bouwregels voor de dubbelbestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd mogen worden ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen wordt alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  3. indien uit het onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. het bepaalde onder b en c is niet van toepassing indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
    2. het bouwwerk en de fundering komen niet dieper te liggen dan 40 cm beneden het maaiveld, met uitzondering van paalfunderingen;
    3. het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt niet meer dan 100 m².
5.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een bouwwerk bedraagt ten hoogste:
 
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Archeologisch onderzoek
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) die niet aan de in lid 5.2.1 onder b genoemde voorwaarden voldoen, met dien verstande dat de archeologische waarden niet onevenredig mogen worden geschaad.
 
5.3.2 Afwijken met archeologisch onderzoek
De bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden toegepast indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan het afwijken regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
 
5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing zoals bedoeld in lid 5.2.1 of omgevingsvergunning is verleend;
  2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  2. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
  3. werken en / of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning;
  4. werken en / of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  5. werken of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
  6. archeologisch onderzoek.
5.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt in ieder geval verleend indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
5.5.1 Wijziging voor verwijdering van de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Bouwregels voor de dubbelbestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd mogen worden ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen wordt alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  3. indien uit het onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. het bepaalde onder b en c is niet van toepassing indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
    2. het bouwwerk en de fundering komen niet dieper te liggen dan 40 cm beneden het maaiveld, met uitzondering van paalfunderingen;
    3. het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt niet meer dan 250 m².
6.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een bouwwerk bedraagt ten hoogste:
  
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Archeologisch onderzoek
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) die niet aan de in lid 6.2.1 onder b genoemde voorwaarden voldoen, met dien verstande dat de archeologische waarden niet onevenredig mogen worden geschaad.
 
6.3.2 Afwijken met archeologisch onderzoek
De bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden toegepast indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan het afwijken regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
 
6.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing zoals bedoeld in lid 6.2.1 of omgevingsvergunning is verleend;
  2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  2. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
  3. werken en / of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning;
  4. werken en / of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  5. werken of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 250 m²;
  6. archeologisch onderzoek.
6.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt in ieder geval verleend indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
6.5.1 Wijziging voor verwijdering van de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
8.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een vergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning- tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds van de bevoegdheid tot afwijken gebruik gemaakt kan worden- afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikt voor een vlaggenmast van ten hoogste 8 meter;
  4. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%.
  3. Het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het vastgesteld bestemmingsplan Wemeldinge 6e herziening (garageboxen Spoorlaan)’.