direct naar inhoud van Regels
Plan: Gouden Ham/De Schans, correctie 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.GHScorrectie2015-BOH1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In het plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Gouden Ham/De Schans, correctie 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0668.GHScorrectie2015-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage(n); 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven;

1.20 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.23 hoofdverblijf

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene(n);

1.24 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.25 jachthaven

een bedrijfsmatig geëxploiteerde verzameling van vaste ligplaatsen onder gemeenschappelijk beheer ten behoeve van recreatievaartuigen;

1.26 kiosk

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, waarbij de verkoop zich uitsluitend aan het loket voltrekt;

1.27 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht (een en ander zoals nader omschreven is in de bij het plan behorende toelichting);

1.28 normaal onderhoud, gebruik en beheer

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.29 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.31 overnachtingsplaats

een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 slaapplaats is;

1.32 permanente bewoning

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.33 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.34 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.35 recreatievaartuig

elk vaartuig gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.36 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.37 rivierbed van de Maas

het gebied dat in de Waterwet en in het bijbehorende Koninklijk Besluit (Waterbesluit) van 22 december 2009 is begrensd;

1.38 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.40 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.41 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.42 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.44 woonboot/woonschip

een vaartuig ten behoeve van een woning.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2

Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van artikel 2.1 niet meegerekend voor de:

inhoud

bijgebouwen;

bouwhoogte

ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, masten, lichtkoepels, windvanen en daksierelementen;

goothoogte

maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Jachthaven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stroomvoerende en waterbergende functie in het rivierbed van de Maas;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. een jachthaven;
  • e. horeca en detailhandel ten dienste van de jachthaven;
  • f. reparatie en onderhoud van recreatievaartuigen ten dienste van de jachthaven;
  • g. nutsdoeleinden in de vorm van een transformatiehuisje en een drukverdelingskast;
  • h. een reclame- / bewakingsmast;
  • i. stalling van boten en trailers;
  • j. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • k. logiesverbijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesverblijven', met dien verstande dat het totaal aantal logieseenheden niet meer dan 21 logieseenheden mag bedragen;
  • l. een watersportgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersportgebouw', met dien verstande dat horeca en detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte functie;

met bijbehorende bouwwerken, gemeenschappelijke voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, kiosken, bergingen, ontsluitings-, parkeer-, groen-, en speelvoorzieningen en aanlegsteigers.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal de oppervlakte zoals aangegeven in 'Bijlage, oppervlaktetabel 5a: Recreatie-Jachthaven' onder de kolom "aanwezig", met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersportgebouw' de maximale oppervlakte van het gebouw 936 m2 mag bedragen;
  • c. oppervlakte van aanlegsteigers maximaal de oppervlakte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)';
  • d. goothoogte maximaal 4,5 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 10 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte' is een bouwhoogte van maximaal 13,75 m toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte watersportgebouw' is een bouwhoogte van 10,70 m toegestaan.
3.2.2

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt;

  • a. maximaal 13 m voor de aanwezige reclame- / bewakingsmast;
  • b. maximaal 3 m voor overige gebouwen geen gebouw zijnde.
3.2.3

Het is niet toegestaan om een bestaand gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie of één of meerdere bestaande gebouwen te vervangen door één of meerdere nieuwe gebouwen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1 sub b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de in 'Bijlage, oppervlaktetabel 5a: Recreatie-Jachthaven' genoemde gebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de gebouwen na vergroting niet meer mag bedragen dan per gebouw onder de kolom "toegestaan" is aangegeven;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2.1 sub b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersportgebouw', met dien verstande dat de oppervlakte van het gebouw na vergroting niet meer mag bedragen dan 1.030 m2;
  • c. het bepaalde in artikel 3.2.1 sub c ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de aanlegsteigers met 10%;
  • d. het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk herbouwen van een gebouw op, dan wel het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een gebouw naar een andere locatie dan de bestaande locatie, mits de herbouw op respectievelijk verplaatsing naar de andere locatie niet leidt tot een verslechtering van:
    • 1. de stroomvoerende en waterbergende functie in het rivierbed van de Maas;
    • 2. de waterhuishouding;
    • 3. de mogelijkheden voor aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • e. het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het vervangen van meerdere gebouwen door één nieuw gebouw, dan wel door een kleiner aantal nieuwe gebouwen, mits dit niet leidt tot een verslechtering van:
    • 1. de stroomvoerende en waterbergende functie in het rivierbed van de Maas;
    • 2. de waterhuishouding;
    • 3. de mogelijkheden voor aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit.
3.3.2

Toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.3.1 sub e mag er niet toe leiden dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen meer bedraagt dan zoals genoemd onder kolom "toegestaan" in 'Bijlage, oppervlaktetabel 5a: Recreatie-Jachthaven'.

3.3.3

De in artikel 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden nadat de rivierbeheerder in de gelegenheid is gesteld advies uit brengen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat binnen het plangebied in voldoende parkeergelegenheid voor gemotoriseerd verkeer en fietsen wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de Nota Parkeren van de gemeente West Maas en Waal.

3.4.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1 dient ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' te worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen voor gemotoriseerd verkeer op eigen terrein in overeenstemming met het dijkverbeteringsplan Boiten, zoals opgenomen in de bijlagen bij deze regels.

3.4.3

Onder verboden gebruik in verband met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen en hebben van een logiesverblijf voor permanente bewoning.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de stroomvoerende en waterbergende functie in het rivierbed van de Maas;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. (bedrijfs)verkeer te water;
  • e. waterberging en waterlopen;
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. het behoud en versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;
  • h. een oversteekplaats voor een veerpont ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - veerpont';
  • i. het stallen en aanleggen van boten alsmede een boothelling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  • j. een aanlegplaats voor een rondvaartboot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - aanlegplaats rondvaartboot';
  • k. voorzieningen van openbaar nut;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals voorzieningen ten behoeve van het waterbeheer en het recreatief gebruik zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van afmeerpalen maximaal 6 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m mag bedragen;
  • c. aanlegsteigers uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - veerpont', 'aanlegsteiger' en 'specifieke vorm van recreatie - aanlegplaats rondvaartboot';
  • d. oppervlakte van aanlegsteigers maximaal de oppervlakte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de aanlegsteigers met 10%;

4.3.2

De in artikel 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden nadat de rivierbeheerder in de gelegenheid is gesteld advies uit brengen.

Artikel 5 Waterstaat - Bergend regime

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater.

5.2 Bouwregels
  • a. In of op de voor 'Waterstaat - Bergend regime' bestemde gronden wordt voor alle activiteiten toestemming verleend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
  • b. Voor de in artikel 5.2 genoemde activiteiten stelt het bevoegd gezag de rivierbeheerder in de gelegenheid om binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daartoe een advies uit te brengen.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlagen van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.

Artikel 6 Waterstaat - Stroomvoerend regime

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend regime' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de afvoer en doorstroming van rivierwater.

6.2 Bouwregels
  • a. In of op de voor stroomvoerend regime bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
  • b. De riviergebonden activiteiten zijn:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de bouw of wijziging van scheepswerven;
    • 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    • 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    • 6. de realisatie van natuur;
    • 7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    • 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
    • 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  • c. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    • 1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    • 2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    • 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
    • 4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  • d. De activiteiten genoemd onder artikel 6.2 sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatwerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
    • 5. en specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
  • e. In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke bouwwerken toegestaan. Deze betreffen:
    • 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    • 2. activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
    • 3. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;
    • 4. tijdelijke activiteiten.
  • f. Voor de in artikel 6.2 genoemde activiteiten stelt het bevoegd gezag de rivierbeheerder in de gelegenheid om binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daartoe een advies uit te brengen.
  • g. Een toestemming voor de in artikel 6.2 genoemde activiteiten wordt geacht te zijn verleend indien voor de activiteiten een Watervergunning is verleend.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

7.2 Bouwregels
7.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.3

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Waterstaat - Waterkering is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 en worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het scheuren van grasland;
  • c. het bebossen van gronden ten behoeve van productiebos;
  • d. het vellen en rooien van houtgewas;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken.
7.4.2

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.
7.4.3

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning stelt het bevoegd gezag de rivierbeheerder in de gelegenheid om binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daartoe een advies uit te brengen.

7.4.4

Geen omgevingsvergunning is vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.1.1

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamhedengelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.1.2

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil;
  • e. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
9.1.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

9.3 Bestaande afstanden en maten
9.3.1

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.3.2

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.3.3

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. een gebruik voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel voor zover dat uitdrukkelijk is toegestaan in de regels van dit plan;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

11.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken op de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden bedragen:

  • a. tot 100 m uit de as van de molen, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', maximaal 4 m;
  • b. tussen 100 m en 400 m uit de as van de molen: de maximale hoogte zoals die mogelijk is op grond van de onderstaande berekening:
    Hx = X/75 + (0,2 x z)
    • 1. voor de molenbiotoop plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is de ingevulde berekening van toepassing: Hx = X/75 + (0,2 x 14,50);
      Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
      Hx = toegestane hoogte van een obstakel op afstand x;
      X = afstand van het obstakel tot de molen;
      een en ander met dien verstande, dat de ingevolge de onderliggende bestemming maximaal toegestane hoogte niet mag worden overschreden;
11.1.3 Uitzondering bestaande bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.2 sub a en b geldt dat, voor zover de bouwhoogte van een bestaand bouwwerk hoger is dan op grond van het bepaalde onder a of b is toegestaan, de bouwhoogte van het nieuwe bouwwerk dat wordt gebouwd ter plaatse van het bestaande bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bestaande bouwwerk.

11.1.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de desbetreffende afdeling van de provincie.

11.1.5 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
    • 2. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
    • 3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.
  • b. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
  • c. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
  • d. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is nodig voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Gouden Ham/De Schans, correctie 2015.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 september 2015.