direct naar inhoud van Regels
Plan: Dreumel, Industrieweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.DREIndustrieweg-BON1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Dreumel, Industrieweg' met identificatienummer NL.IMRO.0668.DREIndustrieweg-BON1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 bedrijf aan huis:

een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder, met uitzondering van een internetwinkel voor zover geen sprake is van een afhaalmogelijkheid of van uitstalling van goederen ter plaatse;

1.9 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;

1.10 bestaand:
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerken met een dak;

hieronder worden begrepen:

aanbouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 carport:

een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (motor)voertuig;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 internetwinkel:

een activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet;

1.26 Kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.27 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.28 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 2,6 m beneden peil;

1.29 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.30 overkluizing

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ter overdekking, op maaiveldniveau, van water;

1.31 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.32 perceelgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.33 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 uitbouw:

een bijbehorende bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

1.36 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met nummer NL.IMRO.0668.DREIndustrieweg-BON1;

1.37 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.38 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.39 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • b. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • d. horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;

  • e. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • f. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • g. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • h. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' uitsluitend bedrijven die staan vermeld in de categorie 1 van de Lijst van bedrijven zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' waarbij per aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:

bedrijfswoning     maximaal    
goothoogte     5 m    
bouwhoogte     10 m    
inhoud     650 m3
   

bedrijfsgebouwen     maximaal    
goothoogte     6 m    
bouwhoogte     12,5 m    
maximale omvang oppervlakte bebouwing   1.850 m2  

bijbehorende bouwwerken     maximaal    
goothoogte     3 m    
bouwhoogte     6 m    
oppervlakte     80 m2    
    minimaal    
bijebehorende bouwwerken behorende bij de bedrijfswoning achter de voorgevel van de woning op een afstand van     1 m    

andere bouwwerken     maximaal    
bouwhoogte perceelsscheidingen     1 m    
bouwhoogte vóór de voorgevel van de bedrijfswoning     1 m    
bouwhoogte achter de voorgevel van de bedrijfswoning     2 m    
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte van de gebouwen;
  • d. de oriëntering van de gebouwen;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 3.2.1, sub b, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding tot een maximum van 800 m³ moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  • b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in art. 3.2.1, sub b, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:

  • a. deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

3.4.3 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.2.1, sub b, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten bij sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  • a. van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken boven 150 m² mag 50% worden teruggebouwd met een maximum van in totaal 250 m²;
  • b. de totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  • c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.

3.4.4 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1 aanhef om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. de aanleg van een paardenbak in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  • c. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • d. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • f. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

3.4.5 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.2.1, sub a, om de goothoogte van de bedrijfswoning te vergroten onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 7 meter bedragen;
  • b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en een positief advies vanuit de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is verleend.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen, materialen, grondstoffen zoals zand, grind en grond indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de bedrijfswoning als bedoeld in 3.1, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.1, sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders, uitsluitend voor agrarische activiteiten toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft werknemers voor de ter plaatse uitgeoefende agrarische bedrijfsactiviteit;
  • b. de huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in tijdelijke units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  • c. er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in gebruik zijn geweest;
  • b. functieverandering van vrijgekomen bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  • d. een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • e. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  • f. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. de initiatiefnemer heeft bij sloop de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    • 1. bij sloop van alle bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:

gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2     extra uitbreiding woning in m3    
0 -750 m    0,5 m3 per gesloopte m2    
>750 m    0,35 m3 per gesloopte m2    
    • 1. bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:

gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2     volume extra woning in m3    
0 - 1000 m    bouw extra woning niet mogelijk    
>1000 m    bouw extra woning maximaal 800 m3    

    • 1. om voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m²;
      • alle overige vrijgekomen bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    • 2. bij sloop van alle bijbehorende bouwwerken mag 60% van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m² bedraagt.
  • h. vooraf dient een positief advies van Rijkswaterstaat te zijn verkregen indien het bedrijf in de uiterwaard is gelegen;
  • i. de bestemming 'Bedrijf' vervalt;
  • j. de regels van de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied West Maas en Waal' met identificatienummer NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1 zijn overeenkomstig van toepassing

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. ontsluitingswegen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen op maximaal 20% van het bestemmingsvlak;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
    • 2. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2 .

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. oeververbindingen (bruggen);
  • h. terrassen;
  • i. in- en uitritten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
    • 2. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2 .

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de maximale bouwhoogte van een overkapping 3 m, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn gerealiseerd wordt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van:
    • 1. lichtmasten maximaal 12 m bedragen;
    • 2. een antenne-installatie maximaal 15 m bedragen.

5.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. maximaal twee kruisingen/ overbruggingen ten behoeve van paden en/ of verkeersdoeleinden;
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m2;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen.
7.2 Aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

7.3 Bouwregels
7.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.

7.3.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 2 m aan één zijde en minimaal 3 m aan de andere zijde;
    • 2. bij woningen twee-aaneen minimaal 2 m aan één zijde;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen minimaal 2 m aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.

7.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 m;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, bedraagt:
totale oppervlakte per bouwperceel   maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 tot 500 m2   80 m2  
van 500 tot 750 m2    90 m2   
van 750 tot 1000 m2    100 m2   
van 1000 m2 en meer   150 m2   

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 7.3.1 sub a.

7.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. voor overkappingen, niet zijnde carports geldt dat de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een geluidscherm met een minimale hoogte van 2 meter.

7.3.5 Carports

Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van een carport bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m2 bedraagt;
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van kamerbewoning;
  • c. splitsing van woningen waardoor meer woningen ontstaan dan volgens de bouwregels maximaal gebouwd mogen worden;
  • d. seksinrichtingen.

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting akoestiek

Ter borging van een goed woon- en leefklimaat ten behoeve van de omliggende woningen dient:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een geluidscherm zoals bedoeld in Bijlage 2 met een hoogte van ten minste 2 meter, gemeten vanaf de voet, gerealiseerd en in stand gehouden te worden, met dien verstande dat:
    • 1. het geluidsscherm gesloten dient te worden uitgevoerd en geen te openen delen mag bevatten;
    • 2. de isolatie van het scherm 10 dB hoger dient te zijn dan de afschermende werking;
    • 3. een massa van 40 kg/m² dient te bedragen.

7.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in 7.1, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. een internetwinkel met opslag en verzending;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2;
  • g. in de kernen Beneden-Leeuwen en Dreumel kappers uitsluitend toegestaan zijn binnen een winkelconcentratiegebied.

7.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4 sub a voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één vergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • g. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • h. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen
8.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 100 m² en hoger dan 70 cm alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

8.2.2 Uitzonderingsregeling

Het bepaalde in artikel 8.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.

8.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in artikel 8.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

8.2.4 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

8.2.5 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 8.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 8.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen
9.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 150 cm of/dan wel ophogen groter dan 1.000 m² en hoger dan 70 cm alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

9.2.2 Uitzonderingsregeling

Het bepaalde in artikel 9.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.

9.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in artikel 9.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

9.2.4 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

9.2.5 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 9.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  • b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 9.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone watergang

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse en bovengrondse watergangen (beschermingszone watergang).

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

10.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

11.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
13.1.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

13.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is per perceel maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regelingen voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in dit plan in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil;
  • e. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
13.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' voor zover ondergeschikte bouwdelen leiden tot een hogere bouwhoogte dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.

13.3 Bestaande afstanden en maten
13.3.1 Bestaande afstanden en maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

13.3.2 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

13.3.3 (her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 13.3.1 en 13.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Overige zone - spuitvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - spuitvrije zone' is het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten niet toegestaan.

Voor het overige blijven de regels en verbeelding van de hieronder genoemde bestemmingsplannen en de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan onherroepelijke vergunningen onverminderd van kracht.

Bestemmingsplan   Vastgesteld   IDN  
'Buitengebied West Maas en Waal'   27 juni 2013   NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1  
'Buitengebied West Maas en Waal correctie 2014'   2 april 2015   NL.IMRO.0668.BUIcorrectie2014-BOH1  
'Bestemmingsplan archeologie West Maas en Waal'   3 december 2015   NL.IMRO.0668.WMWArcheo-BOH1  
'Buitengebied, West Maas en Waal correctie 2016'   20 oktober 2016   NL.IMRO.0668.BUIcorrectie2016-BOH1  
'Thematische herziening Grootschalig grondverzet'   12 maart 2020   NL.IMRO.0668.BUIGROVZ-BOH1  
'Thematische herziening Agrarische bedrijven 2020'   20 augustus 2020   NL.IMRO.0668.WMWthemaherz-BOH1  

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt en een maximale bouwhoogte van 3 m heeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • a. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • b. binnen de bebouwde kom uitsluitend op bedrijventerreinen en sportparken
    • 1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen (minimale bouwhoogte 14 m); bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
15.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van ten behoeve van een Bed and Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • g. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • i. de Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m².

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

16.2 Parkeren
16.2.1 Parkeernorm
  • 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient op eigen terrein en/of in de directe omgeving voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en in standgehouden.
  • 2. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van (fiets)parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeren 2019 van de gemeente West Maas en Waal, vastgesteld op 24 januari 2019, of de rechtsopvolger(s) daarvan. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  • 3. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 2. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening c.q. fietsenstalling die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub 2., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • 4. Indien het beleidsdocument als bedoeld onder sub 2. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met de wijziging.

16.2.2 Gebruikswijziging
  • 1. Het is verboden om de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming indien daardoor een toename van de parkeerbehoefte ontstaat.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 van dit artikel indien er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 16.2.1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dreumel, Industrieweg'.