direct naar inhoud van 7.4 Planregels
Plan: Buitengebied, Zijvond 4 Dreumel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIzijvond4drml-OH01

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming “Agrarisch”.

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met zorg als nevenfunctie, watergangen ten behoeve van de waterhuishouding en daaraan ondergeschikt zorgvertrekken ter plaatse van de functieaanduiding ‘zorgboerderij’, met bijbehorende voorzieningen zoals een kantoorruimte, en extensieve dagrecreatie. Bij het agrarisch bedrijf is één dienstwoning toegestaan. In de huidige situatie is reeds sprake van één dienstwoning. Het bouwvlak slechts een deel van het plangebied, gelijk aan het bouwvlak zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. De functieaanduiding ‘zorgboerderij’ volgt de grenzen van de dienstwoning alsmede de hieraan gebouwde vleugel. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd. Voor bedrijfsgebouwen geldt hierbij een bouwhoogte van maximaal 12,5 m. Voor bedrijfsgebouwen ten dienste van de zorgvertrekken (aanduiding 'zorgboerderij') is op basis van het provinciale beleid voor niet-agrarische nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven een maximum gezamenlijk bebouwd oppervlak opgenomen, zijnde 25% van de bestaande oppervlakte. Voor de dienstwoning geldt een maximale goothoogte van 4,5 m, een maximale bouwhoogte van 9 m en een maximale inhoud van 650 m³. In het geval van een grotere bestaande goot- en bouwhoogte of inhoud geldt de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud zoals die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van de dienstwoning mag niet meer bedragen dan 80 m², waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m. De bouwhoogte van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sleufsilo’s en mestopslagplaatsen mag niet meer bedragen dan 6 m.

Burgemeester en wethouders kunnen bij de toetsing van een aanvraag om een omgevingsverguning nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bijgebouwen bij de dienstwoning, voor zover deze bijgebouwen zijn geprojecteerd op een afstand van meer dan 50 m gemeten uit het hoofdgebouw. Nadere eisen kunnen worden gesteld in verband met de bescherming van de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied en om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling , de a lgemene bouwregels , de algemene ontheffingsregels , de algemene wijzigingsregels , de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels . In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.