Plan: | Buitengebied, Zijvond 4 Dreumel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0668.BUIzijvond4drml-OH01 |
In de structuurvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid. In dit opzicht is de structuurvisie te vergelijken met het huidige Streekplan Gelderland 2005.
Het plangebied ligt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctioneel gebied, onderdeel ‘multifunctioneel platteland’. Op de Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling is het gebied getypeerd als zoekzone windenergie. Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten gericht op:
- grondgebonden landbouw: de landbouw is en blijft een belangrijke economische drager voor een vitaal platteland;
- vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan ‘dorps’ wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijk programma tegelijk wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recreatieve omgevingskwaliteit;
- nieuwe economische dragers: het betreft hier het bieden van werkgelegenheid buiten de landbouw. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral geaccommodeerd worden in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing.
In het provinciaal beleid worden nieuwe economische dragers in het buitengebied geaccommodeerd ter ontwikkeling van het multifunctioneel gebied. Één van de doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied betreft daarom onder andere het bieden van mogelijkheden voor land- en tuinbouwbedrijven om niet-agrarische nevenfuncties te vervullen. Het streekplan bevat een toetsingskader voor niet-agrarische nevenfuncties . Hierbij is het mogelijk om voor agrarische bedrijven in bestemmingsplannen te regelen dat bij recht maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen te gebruiken is voor niet-agrarische nevenfuncties . Randvoorwaarde is dat de nevenfunctie wat betreft oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt blijft aan de agrarische hoofdfunctie. Verevening hoeft niet te worden toegepast bij bedrijfsmatige nevenfuncties op agrarische bedrijven. Wel geldt als voorwaarde dat geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreedt en dat geen detailhandel plaatsvindt anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten. Ook voor nevenfuncties is buitenopslag niet toegestaan.
Voorliggend plan betreft de realisatie van een agrarisch bedrijf van het type zorgboerderij met als nevenfunctie het bieden van woonruimte in zorgvertrekken aan cliënten van de zorgboerderij. Hiervoor wordt bestaande bebouwing verbouwd. Voor de zorgvertrekken voor deze cliënten wordt circa 180 m² van de bestaande bebouwing aan de Zijvond 4 gebruikt. Daarnaast zal een oppervlakte van circa 30 m2 binnen de bestaande grote keuken in de agrarische bedrijfswoning gebruikt gaan worden als gezamenlijke ruimte; hier zullen gezamenlijk de maaltijden worden genuttigd en bevindt zich de wasgelegenheid.
De beoogde oppervlakte ten dienste van de zorgboerderij bedraagt minder dan 25% van de bestaande bebouwing. De nevenfunctie blijft wat betreft oppervlak ondergeschikt aan de agrarische hoofdfunctie. Bij de nevenfunctie treedt geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking op, temeer vanwege het feit dat de cliënten ter plaatse wonen en derhalve niet elke dag gehaald en gebracht hoeven te worden, en is geen sprake van detailhandel. Wat betreft inkomensvorming dient de nevenfunctie eveneens ondergeschikt aan de agrarische hoofdfunctie te blijven. In dit verband wordt gesteld dat de gelden welke worden gegenereerd uit de zorgvertrekken, slechts een zeer beperkt onderdeel zijn van de agrarische zorgboerderij. Het agrarisch bedrijf blijft een reëel agrarisch bedrijf. De zorgvertrekken worden gerealiseerd in een aangebouwd gedeelte van de bedrijfswoning.
Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat onderhavig plan aansluit bij het beleid van het streekplan.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is op 15 december 2010 vastgelegd in de Ruimtelijke verordening Gelderland.
In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat.
Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening.
De vigerende Gelderse ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied.
Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan buiten deze gebieden plaatsvinden. Naast functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing, waaronder in ieder geval agrarische bebouwing, bebouwing voor recreatie, voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten of voor de levering van gas, water of elektriciteit wordt verstaan, kan het ook gaan om functieverandering bij vrijkomende agrarische gebouwen, herbestemming van kazernegebouwen of gebouwen van zorginstellingen en de oprichting van nieuwe landgoederen.
Zoals ook beschreven bij de toets aan de Nota Ruimte, past onderhavig project binnen de Ruimtelijke verordening van Gelderland.