direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spijkerstraat 2, Beneden-Leeuwen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Spijkerstraat 2 in Beneden-Leeuwen is een woning aanwezig, met daarnaast een weiland. De eigenaar is van plan om daar twee nieuwe woningen te realiseren, naast de al bestaande woning. Daarvoor worden twee 'bouwrechten' ingezet die zijn vrijgekomen bij de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties elders in de gemeente.

Omdat dit niet in het geldende bestemmingsplan past, is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging en begrenzing

De Spijkerstraat 2 is (zuidelijk) gelegen tegen de kern van Beneden-Leeuwen.
Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Wamel, sectie H, nummers 1521 en 1522.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0001.png"

Ligging in de omgeving.

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door de genoemde percelen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied West Maas en Waal', in combinatie met de correctie 'Buitengebied West Maas en Waal correctie 2014, 'Bestemmingsplan archeologie West Maas en Waal', correctie 'Buitengebied West Maas en Waal correctie 2016', 'Thematische herziening Grootschalig grondverzet' en 'Thematische herziening Agrarische bedrijven 2020'

Het bestemmingsplan 'Buitengebied West Maas en Waal' is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2014. Het bestemmingsplan 'Buitengebied West Maas en Waal correctie 2014' is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2015 en 'Buitengebied West Maas en Waal correctie 2016' is vastgesteld door de gemeenteraad op 20 oktober 2016.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor een woning en bijbehorende bouwwerken. Binnen deze bestemming mogen alleen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van woning met bijgebouwen is 220 m².

Verder geldt nog de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal'. De met 'Agrarisch - Oeverwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten, inclusief verschillende soorten agrarische bedrijven.

Verder geldt voor het plangebied de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie' met de gebiedsaanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4 (bestemmingsplan 'Bestemmingsplan archeologie West Maas en Waal'). Hiermee is deze grond mede bestemd voor de veiligstelling van behoudens-waardige archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0002.png" Uitsnede verbeelding

De geldende bestemmingsplannen maken het initiatief niet mogelijk. De huidige bestemming is 'Agrarisch - Oeverwal'. In deze bestemming zijn geen nieuwe burgerwoningen toegestaan.
Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van een agrarisch bedrijf in een woonfunctie. Binnen deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om extra woningen te bouwen als er agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt wordt. Aangezien in het plangebied geen agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt wordt, kan geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig om te voorzien in het planvoornemen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het plan. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 wordt afgesloten met de (economische) uitvoerbaarheid en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het initiatief

2.1 Omgeving

De Spijkerstraat 2 is gelegen tegen de kern van Beneden-Leeuwen in de gemeente West Maas en Waal.

Het landschap wordt gevormd door de uiterwaarden. Belangrijke stukken grond die onderdeel uitmaken van Natura 2000-gebieden. De oeverwallen zijn parallel aan de rivieren. Door de hogere ligging zijn er verschillende bebouwingslinten en dorpskernen. Het landschap is karakteristiek vanwege het kleinschalige halfopen landschap. Wonen, werken en agrarische activiteiten zijn hier volop te vinden.
De landschappelijke waarden van de omgeving zijn terug te zien in kernen die omringd worden door open landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0003.png"

Luchtfoto van de omgeving van het plangebied.

2.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Spijkerstraat. Dit is een lokale weg die in het noorden aansluit op de Van Heemstraweg en in het westen op de Veesteeg. Langs de Spijkerstraat zijn enkele andere bedrijven, woningen en weilanden gelegen.

Vanaf de Spijkerstraat loopt een inrit richting het erf rondom de woning. Verder is het plangebied voornamelijk groen ingericht, met name boomrijen/-groepen, grasland, sloten en weiland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0004.png"

Luchtfoto met rood omkaderd het plangebied.

2.3 Toekomstige situatie

Op het huidige perceel is 1 woning aanwezig. De wens van de eigenaar is om twee nieuwe woningen te bouwen op het weiland naast zijn woning. Elders in de gemeente is er bedrijfsbebouwing gesloopt waar geen nieuwe 'compensatiewoningen' zijn gerealiseerd, te weten de locaties aan de Van Heemstraweg 104 in Wamel (837 m²), de Ruivertweg 1 in Dreumel (866 m²) en de Oude Maasdijk 26 in Dreumel (251 m²). Op die beide locaties zijn oude stallen gesaneerd. Daardoor kon aanspraak gemaakt worden op compensatiewoningen, op grond van het functieveranderingsbeleid. Die woningen waren ter plekke echter niet (goed) inpasbaar. In plaats daarvan hebben de betreffende initiatiefnemers daarom een bouwrecht gekregen om in een dorpsrand een nieuwe woning te kunnen bouwen. De initiatiefnemer van dit bestemmingsplan heeft daarna de beschikking gekregen over beide bouwrechten en wil ze nu op deze locatie gaan inzetten. Hierdoor komt het perceel in aanmerking om gebruik te maken van het zogenoemde bouwrecht om de 2 nieuwe woningen te kunnen realiseren.

Het plangebied wordt opgedeeld in 3 kavels. Kavel 1 krijgt een oppervlakte van ongeveer 860 m², kavel 2 ongeveer 830 m² en kavel 3 ongeveer 810 m².

De nieuwe woningen krijgen een oppervlakte van circa 80 m² Beide woningen krijgen een bijgebouw van circa 50 m2. De lengterichting van de nieuwe woningen volgt de Spijkerstraat. De bijgebouwen worden haaks ten opzichte van de woningen gesitueerd.

De nieuwe woningen krijgen een oprit vanaf de Spijkerstraat, die leidt tot het erf rondom de woningen. Bij beide woningen is ruimte om minimaal 3 auto's te parkeren. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm. Dit is gebaseerd op Nota Parkeernomen 2019 van de gemeente West Maas en Waal, die een ondergrens stelt van 2,3 parkeerplaatsen per woning voor deze locatie.

Voor de ontwikkeling is een inpassingsplan gemaakt die hieronder is weergegeven. Het totale inpassingsplan is opgenomen als Bijlage 1 Inpassingsplan . De nieuwe kavels worden groen ingericht, waar sprake zal zijn van minimale (half)verharding. Langs de westgrens van de nieuwe woonbestemming, is al een rij wilgen aanwezig. Waar mogelijk wordt deze rij aangevuld. Dit zorgt voor een logische en landschappelijke afbakening van de tuinen. Voor die afbakening wordt langs de zuidzijde van het nieuwe, zuidelijke woonperceel een rij lindebomen aangeplant. Deze structuur, erfbeplanting die haaks op de weg staat, sluit aan bij de landschappelijke principes voor het oeverwallenlandschap, zoals aangegeven in het landschapsontwikkelingsplan. Verder worden, ter versterking van de erfachtige opzet, minimaal 3 solitaire bomen aangeplant in de voortuinen van de nieuwe woningen. Deze bomen ontrekken de nieuwe woningen voor een deel aan het zicht en zorgen er zo voor dat de bestaande woningen herkenbaar blijft als het hoofdgebouw. De landschappelijke inpassing wordt verder versterkt door de aanleg van hagen langs een deel van de perceelsranden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0005.png"

Inpassingplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. In het Barro zijn de volgende 14 nationale belangen opgenomen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied; Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Dit plan voorziet niet in 12 of meer woningen. Er worden twee burgerwoningen toegevoegd aan de woningvoorraad van Beneden-Leeuwen. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:

  • initiatieven koesteren als kans;
  • niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten;
  • mogelijkheden zoeken.

Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

  • kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
  • ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
  • daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.

Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.

De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd, zie paragraaf 3.

Toetsing

Dit initiatief leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering in de kern van Beneden-Leeuwen. Het project is ontworpen met oog voor het omringende landschap, waarbij rekening wordt gehouden met het bestaande en gewenste karakter van de omgeving. Bovendien kan het project ook nieuwe groene ruimtes en groenstructuren integreren, wat de biodiversiteit bevordert. Het plan voorziet in een functiewijziging en de realisatie van twee nieuwe woningen. Hiervoor zijn verder geen specifieke uitgangspunten genoemd in de omgevingsvisie.

Conclusie

Dit plan is overeen c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland

3.2.2 Omgevingsverordening

Op 14 januari 2023 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Hierna worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.

Wonen

Artikel 2.2 bepaalt over nieuwe woningen het volgende:

1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.

2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;

b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;

c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en

d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Toetsing

In de Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030 is het woningbouwprogramma voor de gemeente West Maas en Waal bepaalt op een bandbreedte met een ondergrens van 450 woningen en een bovengrens van 850 woningen. Dit geldt voor de periode van 2020 tot 2030. De twee woningen waarin dit bestemmingsplan voorziet, passen binnen de geschetste bandbreedte voor de gemeente West Maas en Waal. Daarmee wordt voldaan aan lid 1 van artikel 2.2. van de Omgevingsverordening Gelderland. Toetsing aan lid 2 kan dan achterwege blijven.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met de provinciale omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijke beleid

3.3.1 Structuurvisie dorpen 2025

De Structuurvisie Dorpen 2025 is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 april 2015. Deze structuurvisie vormt een strategisch beleidsdocument dat de ruimtelijke ontwikkeling van West Maas en Waal tot 2023 op hoofdlijnen bevat. Er worden afwegingen gemaakt met betrekking tot concrete ruimtelijke initiatieven en waar mogelijk worden er keuzes gemaakt.

In de Structuurvisie Dorpen is de Spijkerstraat gelegen in een herkenbare landschappelijke dorpsrand. Het Leeuwse veld waar de Spijkerstraat zich in bevindt heeft als ontwikkelingsvisie om het dorp een heldere en herkenbare landschappelijke dorpsrand te geven door de geplande ontwikkelingen aan de zuidzijde van Beneden-Leeuwen gelegen aan de N322.

Toetsing

De structuurvisie biedt ruimte voor herontwikkeling. Aan de randen van de dorpen wordt er gestreefd naar het ontwikkelen en behouden van 'zachte dorpsranden' het afwisselen van voornamelijk groen met bebouwing.

Om te voldoen aan de eisen van de 'dorpsrand' moet er tijdens nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden worden met het plaatsen van bomen en struiken die het landschappelijke gevoel versterken. Het plan voorziet in nieuwe hagen en bomen. Dit zorgt ervoor dat er veel groen komt met nog genoeg uitzicht richting de landerijen en het behouden van het landschappelijke uiterlijk.

3.3.2 Omgevingsvisie West Maas en Waal

De Omgevingsvisie Buitengebied West Maas en Waal is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 december 2021. De is een eerste stap op weg naar één strategische, integrale lange termijnvisie voor de gehele fysieke leefomgeving van de gemeente. De omgevingsvisie komt (grotendeels) in de plaats van de structuurvisie buitengebied en geldt voor het grondgebied van West Maas en Waal exclusief de kernen (Alphen, Altforst, Appeltern, Beneden-Leeuwen, Boven-Leeuwen, Dreumel, Maasbommel, Wamel) en de recreatieconcentratiegebieden aan de Maas.

Het buitengebied van West Maas en Waal is voor een belangrijk deel gevormd door de invloed van de rivieren op het landschap. Deze invloed heeft geleid tot de herkenbare opdeling in drie deelgebieden:

  • Komgronden (inclusief rivierduin bij Altforst);
  • Oeverwallen;
  • Uiterwaarden.

De driedeling komt terug in de verschillende beleidsstukken, zoals de Structuurvisie Buitengebied 2020, het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Buitengebied. De algemene strekking van het beleid voor het buitengebied is dat het onderscheid tussen komgronden, oeverwallen en uiterwaarden behouden moet blijven en waar mogelijk moet worden versterkt om zo de eigenheid en herkenbaarheid van het landschap te bewaren.

De oeverwallen zijn parallel aan de rivieren gelegen. Door hun hogere en droge ligging werd hier al vroeg landbouw bedreven en ontstonden verschillende bebouwingslinten en dorpskernen. Karakteristiek is het kleinschalig halfopen landschap, waar wonen, werken en agrarische activiteiten sterk met elkaar zijn verweven. Het huidig beleid ten aanzien van het landschap is gericht op het handhaven van kleinschalige landschapselementen en het behouden van de groene ruimten tussen de kernen.

Kenmerkend zijn de bosschages, waterpartijen en lanen als onderdeel van (voormalige) kastelen en landgoederen, de oude wielen en kolken die herinneren aan dijkdoorbraken en de vele boomgaarden. De dijken tussen de oeverwallen en de uiterwaarden vormen duidelijk herkenbare lijnen in het landschap. Ook de relaties met en de zichtlijnen naar het achterliggende landschap van de open komgronden zijn belangrijke kenmerken van de oeverwallen.

Landschappelijke waarden moeten behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Dit betekent niet dat de oeverwallen op slot zitten. Het landschap moet mede worden ingezet om verrommeling te voorkomen. Het meer kleinschalige halfopen landschap van de oeverwallen, waarbij wonen, werken en agrarische activiteiten sterk met elkaar zijn verweven, biedt beperkt ruimte voor schaalvergroting. Functiemenging is op de oeverwallen toegestaan, omdat het de bestaande karakteristiek van de oeverwallen versterkt.

Toetsing

De Omgevingsvisie Buitengebied West Maas en Waal doet geen specifieke uitspraken over nieuwbouwwoningen op de oeverwallen. Wel is beschreven dat het meer kleinschalige halfopen landschap van de oeverwallen, waarbij wonen, werken en agrarische activiteiten sterk met elkaar zijn verweven, beperkte ruimte biedt voor schaalvergroting. Tevens is functiemenging toegestaan op de oeverwallen. Met dit plan wordt voorzien in twee nieuwe burgerwoningen, waarmee sprake is van functiemenging.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de omgevingsvisie.

3.3.3 Toetsingskader woningbouw

De Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030 voor de gemeente West Maas en Waal heeft als visie om de kernen vitaal en leefbaar te houden door te focussen op de bestaande woningvoorraad en ruimtelijke kwaliteit. Woningbouwplannen worden getoetst aan een toetsingskader dat op kwaliteit stuurt, en plannen die voldoen aan de minimale puntenscore en positief worden beoordeeld, krijgen principemedewerking. Vanwege de spanning op de woningmarkt is het toetsingskader permanent opengesteld, maar de nadruk blijft liggen op kwaliteit.

Het toetsingskader woningbouw van de gemeente West Maas en Waal hanteert verschillende criteria om te beoordelen of een woningbouwinitiatief kan worden goedgekeurd. De beoordeling gebeurt aan de hand van punten die aan elk criterium worden toegekend. De punten worden gewogen op basis van hun belang, en een initiatief moet een minimumaantal punten behalen om in aanmerking te komen voor medewerking van de gemeente.

Criteria voor toetsingskader woningbouw:

  • Bijdrage aan de Woonvisie (max. 2 punten)
  • a. Doelgroep (middeninkomens, statushouders, kleine huishoudens)
  • b. Prijsklasse (betaalbare huur of koop, middeldure huur)
  • c. Wonen en zorg
  • d. Vergroting diversiteit woningvoorraad/woonmilieu
  • Verbeteren ruimtelijke kwaliteit/identiteit dorp (max. 5 punten)
  • Hergebruik bestaand vastgoed (max. 4 punten)
  • Multifunctionaliteit (max. 3 punten)
  • Woningbehoefte (max. 2 punten)

B. Weging van de criteria:

  • Bijdrage aan de Woonvisie: 2 wegingspunten
  • Verbeteren ruimtelijke kwaliteit/identiteit dorp: 5 wegingspunten
  • Hergebruik bestaand vastgoed: 4 wegingspunten
  • Multifunctionaliteit: 3 wegingspunten
  • Woningbehoefte: 2 wegingspunten

Toetsing

De huidige conclusie luidt als volgt: het voorgestelde plan om twee woningen met bijgebouw te realiseren in de gemeente West Maas en Waal scoort positief op verschillende aspecten, waaronder

  • Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit/identiteit van het dorp, door de integratie van nieuwe woningen die voldoen aan de indentiteit van de dorpsrand.
  • Hergebruik bestaand vastgoed, dankzij het behoud van de bestaande woning..
  • Woningbehoefte, door het toevoegen van nieuwe woningen aan de bestaande voorraad.
  • Bijdrage aan de Woonvisie, door zowel de woningvoorraad uit te breiden als ervoor te zorgen dat de nieuwe woningen in de omgeving passen en het aanvullen van groen in de omgeving.

Hiermee kan het plan worden goedgekeurd volgens het toetsingskader woningbouw om in aanmerking te komen voor medewerking van de gemeente.

Dit plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de woonvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.1.2 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Bodemonderzoek is bij een functiewijziging slechts noodzakelijk wanneer er in de nieuwe situatie sprake is van een gevoeliger bodemgebruik.

Voor dit plan is door adviesbureau Montferland Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Voor de voorgenomen bouwactiviteiten op de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen belemmeringen aan te geven. Aanbevolen wordt het rapport in te dienen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Even ten noorden van het plangebied loopt een drukke, doorgaande weg, de Van Heemstraweg. Ten noorden van die weg zijn ook diverse bedrijfsfuncties aanwezig. Oostelijk van het plangebied is er een bedrijventerrein met bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 gelegen. Deze functies zorgen voor een hogere milieubelasting. Vanwege de Van Heemstraweg en de bedrijven in de omgeving is het plangebied te beschouwen als een gemengd gebied.

In een gemengd gebied gelden lagere richtafstanden voor de milieuzonering. De richtafstand voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 is in een gemengd gebied 50 meter. Het bedrijventerrein ligt op 70 meter afstand van het plangebied, waardoor er aan de richtafstand wordt voldaan. Andere milieubelastende functies zijn op grotere afstand gelegen.

Ten zuiden van het plangebied ligt een boomgaard. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen voor de beoogde woningen moet rekening gehouden worden met een spuitzone in verband met de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Daarvoor moet worden uitgegaan van een richtafstand van 50 meter tussen de boomgaard en de woningen. De afstand tussen het bouwvlak voor de meest zuidelijke woning en de boomgaard bedraagt minimaal 50 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. De nieuwe woningen komen buiten de spuitzone van de boomgaard te staan. Ook is in dit bestemmingsplan vastgelegd dat bijbehorende bouwwerken binnen 50 meter tot de boomgaard niet mogen worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf (en/of daarmee een permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik).

Andere, relevante en milieubelastende functies zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig.

Conclusie

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor dit plan. In de nieuwe situatie zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Dit bestemmingsplan voorziet in nieuwe geluidgevoelige functies: de nieuwe woningen. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van de Spijkerstraat en Van Heemstraweg. Op die laatste weg geldt een maximale snelheid van 50 km/u. Daarmee heeft die weg een geluidszone. De Spijkerstraat heeft geen geluidszone. De maximumsnelheid is daar 30 km/u. Het oostelijk gelegen industrieterrein is niet geluidgezoneerd. In paragraaf 4.1.3 is al onderbouwd dat aan de richtafstanden tot dit industrieterrein voldaan wordt, ook voor het geluidsaspect.

Voor dit plan is door adviesbureau TecMap een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd voor de Spijkerstraat en de Van Heemstraweg. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.

De geluidbelasting vanwege het verkeer over de Van Heemstraweg bedraagt na aftrek minder dan 48 dB Lden. Dit betekent dat bij beide woningen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde en er geen hogere waarde hoeft te worden aangevraagd.

Voor de woningen moet worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de karakteristieke geluidwering van de gevels, waarbij uitgegaan dient te worden van de gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek ex artikel 3.4 RMV 2012. De grenswaarde van het geluidniveau in de geluidgevoelige ruimten van de nieuw te realiseren woningen mag daarbij maximaal 33 dB bedragen.

De geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen bedraagt maximaal 51 dB Lden. Een gevel van een nieuwbouwwoning moet volgens het Bouwbesluit voldoen aan een karakteristieke geluidwering van minimaal 20 dB. De totale geluidbelasting op de gevel van de nieuw te bouwen woning is niet van dien aard dat een hogere karakteristieke geluidwering is vereist. Er zijn dan geen bijzondere bouwkundige voorzieningen noodzakelijk om een geluidniveau van 33 dB in de woonvertrekken van de betreffende woning te realiseren. Een vervolgonderzoek naar de karakteristieke geluidwering is dan ook niet noodzakelijk

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate bijdragen” (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Dit bestemmingsplan voorziet in een nieuwe bestemming en de realisatie van twee nieuwe woningen. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)', namelijk in de categorie: minder dan 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Conclusie

Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENspijkerstraat2-BON1_0006.jpg" Uitsnede risicokaart met het plangebied in oranje aangeduid

Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is te zien dat aan de Van Heemstraweg een tankstation aanwezig is. De afstand tot het tankstation bedraagt 195 meter. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour. Voor het groepsrisico voorziet dit plan niet in een aanzienlijke toename van de personendichtheid. Daarnaast is de zelfredzaamheid van personen die in het buitengebied wonen vaak voldoende. Daarom wordt geen (beperkte) verantwoording noodzakelijk geacht.

Verder is het plangebied niet gelegen binnen de invloedssfeer ligt van overige Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.2 Erfgoed

De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.

4.2.1 Archeologie

In het bestemmingsplan Archeologie West Maas en Waal is het plangebied gelegen in een gebied aangeduid met 'Waarde – Archeologie 4'. Het beleid hiervoor is dat een archeologisch onderzoek nodig is bij ontwikkelingen groter dan 1.000 m² en dieper dan 100 cm onder het maaiveld. Dit plan voorziet in nieuwe bouwwerken met een totale oppervlakte van circa 262 m². Daarmee wordt de ondergrens niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is niet nodig.

4.2.2 Cultuurhistorie

De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Op de cultuurhistorische kaart van de provincie Gelderland zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken aanwezig in het plangebied.

In het dorpspaspoort Beneden-Leeuwen, behorende bij het Dorpskwaliteitsplan West Maas en Waal, is de Spijkerstraat gelegen in de dorpsrand. Voor kleinschalige ontwikkelingen is hier het volgende over geschreven:

Op de dorpskwaliteitskaart wordt een dorpsrand getypeerd door veel groen afgewisseld met bebouwing. Hoe dichter je naar de kern gaat hoe dichter de erven bij elkaar liggen en zijn de landschappelijke openingen relatief klein. Verder buiten de kern, liggen de erven verder uit elkaar en zijn er meer zichtlijnen naar het landschap. Belangrijk voor het behoud van het landelijke karakter wordt er ingezet op het beplanten van hagen en bomen die passen in het landschap.

Voor deze ontwikkelingen zijn de volgende spelregels benoemd:

  • Zorg ervoor dat je de dorpsrand niet helemaal dicht bouwt, maar laat af en toe het zicht open naar een weiland;
  • Zorg voor een goede landschappelijke inpassing van achterkanten en bedrijfs-en agrarische bebouwing. De lijst met beplantingssoorten helpt daarbij.
  • Als de voorkanten van de bebouwing naar het landschap gericht zijn kan een bomenrij zorgen voor een landschappelijke en zachtere dorpsrand. Vanuit het landschap domineert de bebouwing dan niet meer. Onder de bomen door is het landschap vanuit de dorpsrand nog beleefbaar.
  • Zorg voor voldoende open water aan de rand van het dorp.

Conclusie

Bij het ontwerp van de landschappelijke inpassing en de woningen is rekening gehouden met de genoemde spelregels. Daarmee worden de cultuurlandschappelijke karakteristieken voldoende beschermd.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het houtopstanden in Nederland

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een perceel met bestaande woning en bijgebouw in de dorpsrand van Beneden-Leeuwen. Dit plan voorziet in een bestemmingswijziging en de realisatie van twee woningen. Hierbij zijn geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten. Het te bebouwen gedeelte is een weiland dat in het verleden intensief is gebruikt. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten.

Gebiedsbescherming

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone of de Natte Landnatuur. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is circa 850 meter. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de Natura 2000-gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden bij voorbaat geen sprake, met uitzondering van eventuele effecten door de depositie van stikstof Een Voortoets en/of 'nee, tenzij'-toets is niet noodzakelijk. Voor stikstofdepositie is een onderzoek uitgevoerd met behulp van Aerius-berekeningen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3 van de Bijlagen bij de Toelichting en is uitgevoerd naar de aanlegfase en de gebruiksfase van het project. Uit het onderzoek blijkt dat geen sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden door stikstofdepositie. Uit de berekeningen volgen geen toenames hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.

4.4 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Het resultaat hiervan is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Hieruit is naar voren gekomen dat de gangbare watertoetsprocedure gevolgd moet worden voor dit bestemmingsplan.

Vuilwater

De twee nieuwe woningen moeten worden aangesloten op de persleiding van het openbaar riool. Devergunning daarvoor (op grond van de Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente West Maas en Waal 2006 ) zal later worden aangevraagd, als de bouwplannen voor de beide nieuwe woningen uitgewerkt worden.

Hemelwater

Het hemelwater zal, conform gemeentelijk beleid, geheel op eigen terrein worden geïnfiltreerd en geborgen, ter voorkoming van wateroverlast, verdroging en vervuiling van het grondwater en het oppervlaktewater. Omdat de riolering via een persleiding verloopt en vanwege de Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente West Maas en Waal 2006, is het ook niet toegestaan om de hemelwaterafvoer op de riolering aan te sluiten.

De nieuwe woningen zullen een oppervlakte van circa 80 m² hebben en de bijgebouwen een oppervlakte van circa 50 m². Daarnaast wordt er een oprit van 9 m² aangelegd. Dit betekent dat er per kavel ongeveer 139 m² nieuw verhard oppervlak wordt toegevoegd. Voor de hemelwaterafvoer van de bebouwing en de verharding zullen adequate infiltratie- en bergingsvoorzieningen worden aangebracht. De concrete invulling, bijvoorbeeld infiltratiekratten, zal bij het uitwerken van de bouwplannen bepaald worden. Pas dan kan goed bepaald worden wat de meest duurzame oplossing is. Om dit te borgen is in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voor het verharde oppervlak van en bij de nieuwe woningen moeten waterbergingsvoorzieningen zodat een maatgevende bui (60 liter neerslag per m²) verwerkt kan worden.

Grondwater

Volgens de overzichtskaart kwel ligt de locatie in een kwelgevoelig gebied. Dit betekent dat er opwaarts gerichte grondwaterstroming is, die kan leiden tot wateroverlast, verzilting of verontreiniging van het grondwater en het oppervlaktewater.

Conform het toetsingskader grondwater van de gemeente West Maas en Waal is een nieuw initiatief 'te gast' in het geohydrologisch systeem. De bouw mag niet leiden tot een toename of afname van 5 cm ten opzichte van de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Dit moet de initiatiefnemer aantonen middels geohydrologisch onderzoek en in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuwbouw. Daarvoor zijn in dit bestemmingsplan regels opgenomen.

4.5 Verkeer en parkeren

Een van de aspecten die bij een goede ruimtelijke ordening hoort, is het aspect verkeer. Het plan moet inzicht geven in de verkeersaantrekkende werking, de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen.

Verkeer

De verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woningen is beperkt. Volgens de kencijfers van het CROW genereren twee woningen in een landelijke omgeving gemiddeld 14,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit is een verwaarloosbare toename ten opzichte van de bestaande verkeersintensiteit op de Spijkerstraat, die volgens de gemeente ongeveer 1.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. De nieuwe woningen hebben geen significant effect op de verkeersafwikkeling op de Spijkerstraat of de Van Heemstraweg, die beide voldoende capaciteit hebben om het verkeer te verwerken.

De verkeersveiligheid in de omgeving van de nieuwe woningen wordt niet aangetast. De nieuwe woningen krijgen een oprit vanaf de Spijkerstraat, die leidt tot het erf rondom de woningen. De Spijkerstraat wordt alleen gebruikt voor het bestemmingsverkeer van de woningen aan de straat, waardoor er geen sprake is van doorgaand verkeer of sluipverkeer. Het is goed mogelijk om een overzichtelijke en veilige aansluiting te realiseren op de Spijkerstraat.
Via de Spijkerstraat zal het meeste verkeer van en naar de nieuwe woningen worden afgewikkeld via de Van Heemstraweg. Dit is een drukke 50 km/u weg, die een regionale functie heeft. De aansluiting van de Spijkerstraat op de Van Heemstraweg bevindt zich ongeveer 50 meter ten noorden van het plangebied. Dit betreft een overzichtelijk kruispunt en de Van Heemstraweg heeft vrijliggende fietspaden. Op het gebied van verkeersveiligheid zijn er geen conflicten te verwachten tussen het verkeer op de Van Heemstraweg en het verkeer van en naar de nieuwe woningen.

Parkeren

De parkeerbehoefte van de nieuwe woningen wordt volledig op eigen terrein opgelost. Volgens de Nota Parkeren 2019 bedraagt de parkeernorm voor een woning in een landelijke omgeving (rest bebouwde) 2,3 parkeerplaatsen per woning. Dit betekent dat er voor twee woningen 4,6 parkeerplaatsen nodig zijn. Bij beide woningen is ruimte om minimaal 3 auto's te parkeren op het erf, waardoor er in totaal 6 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm. Er is geen sprake van parkeeroverlast of parkeerdruk op de openbare weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan. Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk I: Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;

Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.

Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.

Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen. Buitengebied

Voor de regels van dit plan is, waar mogelijk, aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied West Maas en Waal.

5.2 Bestemmingsregels

De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.2.1 Wonen

De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor het plangebied. Hiermee wordt voorzien in de nieuwe woningen op het perceel. Per bestemmingsvlak is 1 woning toegestaan,

5.2.2 Waarde - Archeologie

Met het paraplubestemmingsplan Archeologie West Maas en Waal is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toegekend aan het plangebied. Deze bestemming is overgenomen. Hiermee zijn deze gronden, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.3 Algemene regels

Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:

  • Algemene bouwregels: 

1. hierin is opgenomen dat het herbouwen woningen onder voorwaarden is toegestaan. Ook is er een bestaande maten regeling opgenomen.

  • Algemene gebruiksregels:

1. binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.

  • Algemene afwijkingsregels:

1. hierin staan de regels voor het bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan.

  • Algemene wijzigingsregels:

1. het onder voorwaarden wijzigen van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan zal toegezonden worden aan de provincie Gelderland en de Omgevingsdienst Rivierenland in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Aangezien met dit plan geen nationale belangen in het geding komen, is het plan niet toegezonden aan de Rijksoverheid. De uitkomsten zullen in deze paragraaf verwerkt worden.

6.1.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De naaste buren zijn geïnformeerd over het initiatief.

6.2 Ontwerp

Met ingang van P.M. tot en met P.M. heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn P.M. zienswijzen ingediend.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.