direct naar inhoud van Regels
Plan: Beneden-Leeuwen, Het Leeuwse Veld Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BENLeeuwseVeldMid-BOH1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Beneden-Leeuwen, Het Leeuwse Veld Midden' met identificatienummer NL.IMRO.0668.BENLeeuwseVeldMid-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

1.6 Afhankelijke woonruimte

Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 Bed and breakfast

Een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.9 Bedrijf aan huis

Een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;

1.10 Beroep aan huis

Een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;

1.11 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.12 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 Bijbehorend bouwwerk

Hieronder worden begrepen:

  • aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
  • aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
  • vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
1.15 Bouwen

Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.16 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing behorende bij één woning is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;

1.18 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel;

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 Carport

Een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een motorvoertuig;

1.22 Erker

Een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw;

1.23 Flexwoning

woningtype met het complete woonprogramma op de begane grond, met uitzondering van een bergruimte op zolder;

1.24 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 Gestapelde woningen

Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.26 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gezien zijn bestemming, vorm of gebruik, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

  • waaronder begrepen een uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
  • met uitzondering van bijbehorende bouwwerken;
1.27 Huishouden

Een persoon of groep van personen, die duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

1.28 Inwoning

Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.29 Kap

Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 70°;

1.30 Kamerbewoning

Onzelfstandige woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.31 Kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.32 Levensloopbestendige woning

Een woning welke geschikt is voor bewoning in alle levensfasen, dus welke ook rolstoeltoegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op de begane grond moeten bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn;

1.33 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.34 Omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 Ondergronds bouwwerk

Een gebouw, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;

1.36 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.37 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.38 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, fietsenstallingen, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering.

1.40 Twee-aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen;

1.41 Veranda

Een overkapping aan de gevel van een woning;

1.42 Voorgevel

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.43 Voorzieningen van openbaar nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.44 Vrijstaand

Een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen;

1.45 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 Zolder

Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 150 cm boven de vloer is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 Horizontale diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;

2.5 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.7 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.8 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een ontsluiting voor autoverkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. straatmeubilair;
  • j. speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
    • 2. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. watergangen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en straatmeubilair gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 25 m².
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 6 m hoog zijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder art. 4.2.2, sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 m bedragen.
4.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m2;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. ondergrondse afvalcontainers;
  • k. voorzieningen van openbaar nut.

één en ander met de daarbij horende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij geldt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. binnen het plangebied zijn de type woningen 'aaneengebouwd', twee-aaneen' en 'vrijstaand' toegestaan;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • f. voor de bouwdiepte van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte van hoofdgebouwen in de bouwwijze 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' mag niet meer bedragen dan 12,5 m;
    • 2. de bouwdiepte van hoofdgebouwen in de bouwwijze 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • g. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geldt het volgende:
    • 1. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m aan één zijde en minimaal 3 m aan de andere zijde;
    • 2. de afstand van een twee-aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde van het bouwperceel ten minste 2 m.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op minimaal 2,5 m achter de voorgevellijn worden gebouwd, met uitzondering van een entree of erkers welke aan de voorgevel mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de erker en/of entree niet meer bedraagt dan 1,5 m en van een entree niet meer dan 2 m;
    • 3. de breedte van de erker en/of entree bedraagt bij aaneengebouwde woningen maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 m;
    • 4. de breedte van de erker en/of entree bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen maximaal 4 m;
    • 5. de bouwhoogte van de erker en/of entree niet meer bedraagt dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m;
    • 6. op een erker en/of entree is een afscheiding toegestaan met een hoogte van 1 m gemeten vanaf de bovenkant van de erker en/of entree;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (exclusief carports) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m²  
van 300 m² tot 500 m²   80 m²  
van 500 m² tot 750 m²   90 m²  
van 750 m² tot 1000 m²   100 m²  
van 1000 m² en meer150 m²  
5.2.4 Veranda's

Voor het bouwen van veranda's aan de voorgevel van een woning gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van een veranda, gemeten vanaf de voorgevel van de woning, mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. een veranda is toegestaan over de gehele breedte van de voorgevel;
  • c. de bouwhoogte van een veranda mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.5 Carport

Voor het bouwen van carports gelden de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een carport bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 20 m².
5.2.6 Nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 25 m²;

de bouwhoogte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,5 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m;
  • e. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 6 m hoog zijn;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder artikel 5.2.7, sub d mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen in verband met stedenbouwkundige kwaliteit

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

  • a. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. nadere eisen kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.
5.3.2 Nadere eisen in verband met externe veiligheid en brandveiligheid

Het bevoegd gezag kan, met het oog op het aspect externe veiligheid en brandveiligheid, binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – leiding', nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de woningen en in verband daarmee de vluchtmogelijkheden vanuit de woning;
  • b. de brandwerendheid van de gevels.

Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de veiligheidsregio.

5.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 en toestaan dat bij flexwoningen en levensloopbestendige woningen het perceel voor maximaal 75% wordt bebouwd, met dien verstande dat een hoger bebouwingspercentage:
    • 1. geen afbreuk doet aan de met dit plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder d en e om de bouw van grondgebonden woningen met een plat dak toe te staan mits ;
    • 1. geen afbreuk doet aan de met dit plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder f en g ten aanzien van de bouwdiepte en/of de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. geen afbreuk doet aan de met dit plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • d. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a om een uitbouw of aanbouw bij een flexwoning of levensloopbestendige woning tot minimaal 1 m achter de voorgevel mogelijk te maken, mits:
    • 1. geen afbreuk doet aan de met dit plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. het gebruik van de woningen ten behoeve van het wonen door een groep verminderd zelfredzame personen binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding'.
5.6 Voorwaardelijke verplichtingen
5.6.1 Parkeernormen

De woningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen onder de voorwaarde dat er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeren van de gemeente West Maas en Waal of, indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.

5.6.2 Milieuzone - spuitzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-spuitzone' zijn geen voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies toegestaan, zolang niet is voldaan aan één van de onderstaande voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteit die de spuitzone veroorzaakt is gewijzigd of beëindigd en voldoende aannemelijk is gemaakt dat een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
  • b. nader onderzoek aangetoond heeft dat er geen belemmering aanwezig is.
5.6.3 Waterhuishouding

De woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd onder de voorwaarde dat er wordt voldaan aan het goedgekeurde waterhuishoudkundige plan (bijlage 1, d.d. 18 november 2022), of een ander door de gemeente goedgekeurd waterhuishoudkundig plan.

5.7 Afwijken van de gebruiksregels
5.7.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  • c. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • g. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de begane grond van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2;
5.7.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • g. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • h. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

6.2.2 Geen gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat, alsmede uit het oogpunt van externe veiligheid. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.3.2 Advies leidingbeheerder

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te doen of laten voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het aanbrengen van beplanting, voorkomend op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 6.3.1.
6.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, waaronder een veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van drinkwater ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
7.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse en bovengrondse watergangen (beschermingszone watergang).

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
10.1.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

10.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is per perceel maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regelingen voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in dit plan in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil;
  • e. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt en een maximale bouwhoogte van 3,5 m heeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
11.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 sub a ten behoeve van een Bed and Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • g. het betreft geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • i. de Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m2.
11.3 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van ten behoeve van het toestaan van kamerbewoning, waarbij in een woning twee of meer onzelfstandige huishoudens zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. kamerbewoning enkel is toegestaan in een hoofdgebouw en wanneer het bestemmingsplan wonen toestaat;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van kamerbewoning in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2;
  • c. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Beneden-Leeuwen,