behorende bij het bestemmingsplan Wilhelminadorp Zuid
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Artikel 5 Water
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene procedureregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
Plan: het bestemmingsplan Wilhelminadorp Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPWI02-ON99 van de gemeente Goes;
-
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
-
ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
-
het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
-
de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;
-
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
-
Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
Bed & breakfast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in of bij een woning, gericht op het aanbieden van een toeristisch en kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt;
-
Bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van de ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
-
Bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
-
Bedrijfswoning: een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een huishouden of een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is;
-
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
-
Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
Bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
-
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
Bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
-
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
-
Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
-
Cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
-
Deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
-
Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
Dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
-
Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
-
Evenement: gebeurtenis met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
-
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
Gevellijn: een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
-
Hoofdgebouw: gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
-
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
-
het exploiteren van zaalaccommodatie;
-
het verstrekken van nachtverblijf;
-
Huishouden: een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Het voeren van een huishouding gaat derhalve de enkele wil om gezamenlijk te wonen te boven en heeft de intentie in zich om langdurig samen te blijven;
-
Kamerverhuur: de verhuur van een (deel van een) woning, anders dan door een zorginstelling, via kameruitgifte aan personen die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
-
Kamerverhuurpand: een pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere onzelfstandige woonruimtes bevinden;
-
Kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/ bedrijfsmatig verlenen van diensten op financieel, administratief, juridisch en ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
-
Landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
-
Maatvoeringsgrens: de grens van een maatvoeringsvlak;
-
Maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
-
Natuurwetenschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
-
Nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
-
Onzelfstandige woonruimte: een woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
-
Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
-
Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
-
een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
-
een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
-
een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
-
Patiowoning: woning met een al dan niet omheinde binnenplaats of -tuin, die geheel of nagenoeg geheel is omsloten door de bouwmassa van de betreffende woning, de aangrezende woning(en) en/of muren;
-
Peil:
-
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
-
bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
-
Seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
Voorgevelrooilijn: denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
-
Voorgevel van een hoofdgebouw: het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
-
Webshop: de bedrijfsmatige verkoop van goederen uitsluitend via internet, waarbij ter plaatse:
-
verkoop en betaling van goederen plaatsvindt;
-
uitsluitend een voor het publiek toegankelijke afhaalruimte en beperkte showroom aanwezig is, waarbij sprake is van ondergeschikte detailhandel;
-
Woning: een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
-
Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
-
Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen bouwwerken bij elkaar op te tellen;
-
Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouw oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
-
Bouwhoogte van een bouwwerk: de bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, airco units en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
Breedte en diepte van een gebouw of andere bouwwerk: de breedte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
-
Dakhelling: de dakhelling wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
Inhoud van een bouwwerk: de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
De hoogte van een windturbine: de hoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsplanregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;
-
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
De in artikel 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 3.2.3 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 3.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 5 meter.
3.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, bruggen, straten en paden;
-
een langzaamverkeersverbinding, ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersverbining' voorkomt;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd;
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m²;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 4 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perveelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3.2 Voorwaarden
De in artikel 4.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.4.3.1
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 4.2.3 sub a tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
artikel 4.2.3 sub c tot een hoogte van maximaal 5 meter.
4.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 4.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wateraanvoer en -afvoer, waterberging, waterhuishouding, paden, waterpartijen, vijvers en (primaire) waterlopen, alsmede voor bruggen, dammen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten dienste van de waterkering en nutsvoorzieningen;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen;
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bewegwijzering bedraagt maximaal 4,5 meter boven NAP;
-
de bouwhoogte van masten bedraagt maximaal 8 meter boven NAP.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 5.2.1 sub c tot een hoogte tot maximaal 10 meter boven NAP.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het innemen van ligplaatsen voor woonboten.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de huisvesting van personen in een woning;
-
aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
-
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
hoofdgebouwen;
-
bijbehorende bouwwerken;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg] zijn uitsluitend minimaal drie aaneengebouwde woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs] zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' [tae] zijn twee-aaneen gebouwde en vrijstaande woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' [sba-p] zijn patiowoningen toegestaan;
-
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken,
-
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
-
op gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
-
indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt de bebouwde oppervlakte van de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' gezamenlijk maximaal 50% met een maximum van 250 m².
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
-
de breedte van een hoofdgebouw - bijbehorende bouwwerken niet meegerekend - bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'aaneengebouwd': 5 meter.
-
de afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen minimaal:
- 'twee-aan-een': aan één zijde 3 meter.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedragen maximaal 3,2 meter respectievelijk 5 meter;
-
de afstand tussen een bijbehorend bouwwerk en de voorgevelrooilijn bedraagt minimaal 3 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt maximaal 1 meter;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt maximaal 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
-
de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
-
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
De in artikel 6.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.2 sub a, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
-
artikel 6.2.2 sub b, voor een kleinere breedte van minimaal 4 meter;
-
artikel 6.2.2 sub c voor een kortere afstand tot op de zijdelingse perceelsgrens.
6.4.2 Bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.1 sub i voor een bebouwd oppervlak van ten hoogste 60%, indien de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw reeds 50% van het bouwperceel bedraagt;
-
artikel 6.2.3 sub a voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter;
-
artikel 6.2.3 sub c voor een kortere afstand tot op de voorgevelrooilijn.
6.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.2.4 sub c tot een hoogte van maximaal 10 meter.
6.4.4 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in de artikelen 6.4.1, 6.4.2 en 6.4.3 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
het gebruiken of in gebruik geven van woningen als kamerverhuurpand is niet toegestaan.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.5 sub a voor het gebruiken of in gebruik geven van een woning als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
in de woning is sprake van maximaal vier onzelfstandige woonruimtes;
-
elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één persoon bewoond, tenzij sprake is van partners;
-
op eigen terrein wordt voorzien in minimaal twee parkeerplaatsen, die ook in stand worden gehouden;
-
binnen een straal van 150 meter rondom het kamerverhuurpand is geen ander kamerverhuurpand aanwezig;
met dien verstande dat initiatieven van een zorginstelling of voor de huisvesting van groepen met zorg worden getoetst op de onderbouwing van de behoefte aan de huisvesting, de organisatie van de zorg, de wijze van financiering en de spreiding van woonvoorzieningen en kwetsbare groepen in de specifieke wijk.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen binnen de bestemming 'Wonen' te wijzigen, met dien verstande dat:
-
dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
de te realiseren woning(en) past/passen binnen geldende gemeentelijke woningbouwplanning.
6.7.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6.7.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 12 van toepassing.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande maten
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
-
in geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
8.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
-
voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het 'Parkeerbeleidsplan 2009-2020 (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
-
indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
-
parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
8.4 Afwijkingsbevoegdheid
8.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
artikel 8.3, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
-
artikel 8.3, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
8.4.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
-
onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
10.1.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:
-
het oprichten van antennes en masten tot een hoogte van maximaal 15 meter;
-
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de inhoudsmaat van bedrijfswoningen.
10.1.2 Voorwaarden
Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.1.1 wordt slechts toepassing gegeven indien:
-
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
11.1.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
11.1.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 11.1.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 12 van toepassing.
Artikel 12 Algemene procedureregels
12.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht gebruik
-
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
13.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
-
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Wilhelminadorp Zuid".
|